Daar waar de wetenschap het leven van mensen raakt, zoals bij klimaat, corona en stikstof, is het wantrouwen het grootst. Hoe werkt wetenschapscommunicatie op die onderwerpen? ‘Mensen beoordelen kennis op wat het betekent voor hun eigen situatie. Wanneer die situatie bedreigd wordt, gaat men de feiten op een andere manier interpreteren.’
Nadat duizenden boze boeren het meetmodel van het RIVM in twijfel trokken in de herfst van 2019, vroeg het Mesdag Zuivelfonds onderzoekers van de UvA om duidelijkheid te geven over hoeveel stikstof melkveehouderijen nu daadwerkelijk uitstoten. Het rapport dat twee maanden geleden verscheen had het tegenovergestelde effect: in plaats van overeenstemming liepen de interpretaties uiteen van ‘rapport is in lijn met RIVM-model’ tot ‘studie is bom onder piekbelastersbeleid’.
Niet verwonderlijk, volgens Noelle Aarts, voorheen bijzonder hoogleraar strategische communicatie aan de UvA en op het moment hoogleraar socio-ecologische interactie aan de Radboud Universiteit. ‘Mensen beoordelen kennis op wat het betekent voor hun situatie. Wanneer die situatie bedreigd wordt, gaat men de feiten op een andere manier interpreteren. Het gaat dus niet zozeer om wantrouwen in de wetenschap, maar om wantrouwen in wetenschappers die een uitspraak doen over het leven van mensen.’
Wantrouwen in de wetenschap is een van de redenen waarom universiteiten aan wetenschapscommunicatie doen. Vorige week verscheen deel één van een serie over wetenschapscommunicatie, waarin een wildgroei aan initiatieven tegen het licht werd gehouden. Deze week gaat het over hoe het is gesteld met het vertrouwen in de wetenschap, en wat communicatie daaraan kan doen.
Hete hangijzers
Wetenschapsscepsis komt vooral opzetten bij onderwerpen die aan het persoonlijke leven van mensen raken, beaamt UvA-psycholoog Bastiaan Rutjens, gespecialiseerd op het gebied van wetenschapsscepsis. ‘Denk aan hete hangijzers zoals corona, het stikstofbeleid maar ook genetisch gemodificeerde organismen (GMO’s) en de evolutietheorie. Juist op die specifieke onderwerpen scoort het vertrouwen in de wetenschap relatief laag.’
Terwijl het algemene vertrouwen in de wetenschap de afgelopen jaren licht toeneemt. Nederlanders geven hun vertrouwen in de wetenschap gemiddeld een 7,4 blijkt uit de recentste meting van het Rathenau Instituut. Dat getal vertelt niet het hele verhaal volgens Rutjens: ‘Als je wat meer gaat inzoomen dan zie je wat problematischere ontwikkelingen. Nu gaat de kindervaccinatiegraad voor bof, mazelen en rodehond weer omlaag. Dat levert in sommige wijken in grote steden een probleem op voor immuniteit. Ook zie je politiek partijen die zeggen: klimaatverandering loopt zo’n vaart niet.’
Kennis is zacht
Hoe komt het dat mensen het niet eens worden over objectieve wetenschappelijke kennis? Een feit is toch een feit? Dat valt behoorlijk tegen, volgens Aarts. ‘Wetenschappelijke kennis is ongeveer de zachtste component van het hele menselijke denken. Voor ieder feit is er in de enorme supermarkt die het internet heet wel weer een ander feit beschikbaar.’
Over een feit dat het 19 graden is in een kamer zal niet snel discussie over ontstaan. Maar wel of het te warm is of te koud en of mensen dan een trui aan moeten trekken of dat er een raam open moet. Aarts: ‘Dat laatste zijn waarden en daar hebben wetenschappers het vaak over. Een discussie puur en alleen over de feiten is namelijk helemaal niet interessant.’
In het geval van het stikstofbeleid is de relatie tussen de landbouw en het RIVM al dermate verstoord dat cijfers al lang niet meer de oplossing zijn, volgens Aarts. ‘We moeten wel cijfers hebben, maar ze niet meer gebruiken om elkaar mee om de oren te slaan.’
Motivatie
Maar ook in het algemeen werkt uitsluitend meer kennis niet om het wantrouwen in de wetenschap te verbeteren. Dat idee van information deficit was groot in de jaren 90, maar is inmiddels achterhaald. Uitzonderingen daar gelaten, bij genetisch gemodificeerde organismen (GMO’s) en soms ook bij vaccinaties is een gebrek aan kennis van het onderwerp wel de beste voorspeller van wetenschapsscepsis. Daar is een nieuwe variant voor in de plaats gekomen, namelijk dat er een gebrek is aan analytische vaardigheden om je intuïties te overschrijven en wetenschap goed te begrijpen, cognitive sophistication genaamd. Een derde theorie is dat motivatie en ideologie een rol spelen om de wetenschap niet te geloven.
Die laatste theorie ziet Rutjens terug in zijn data. ‘Soms past de wetenschap niet bij een bepaald wereldbeeld of bij bepaalde belangen. Heel flauw gezegd, mensen die in een Hummer rijden en elk weekend BBQ’en zijn er niet bij gebaat om klimaatverandering als waarheid te accepteren. Dan speelt motivatie en ideologie een rol en gaat het er niet om dat mensen niet geloven in wetenschap maar dat mensen er niet in willen geloven.’
Motivaties om de wetenschap niet te geloven verschillen per groep, vertelt Rutjens. ‘Klimaatsceptici zijn vaak politiek conservatieven. Bij de evolutietheorie zit religie vaak in de weg. Bij vaccinaties is het een mix van een gebrek aan kennis over wetenschap maar ook een spirituele levensovertuiging.’
Bij de stikstofzaak speelt mee dat boeren zich gekwetst voelen in hun identiteit: in hun beleving worden ze keer op keer weggezet als natuurhaters en milieuvernielers. Aarts, die vele gesprekken voerde met mensen uit de landbouwsector begrijpt dat wel. ‘Het zou bijna hetzelfde zijn als dat mensen tegen mij zouden zeggen, moet je eens luisteren, wat jij als docent in de afgelopen dertig jaar met die studenten hebt gedaan: dat heeft meer kwaad gedaan dan goed. Dan kun je mij ook opvegen.’
Meer dan een begrijpelijke boodschap
Wetenschappers werken aan methoden om wetenschapsscepsis te verminderen. Een methode is het verkleinen van psychologische afstand ten aanzien van de wetenschap – een van de reden waarom mensen sceptischer zijn over wetenschap in het algemeen, ongeacht het onderwerp. Rutjens: ‘Je zou mensen kunnen uitnodigen voor een debat over Crispr-casCrispr-Cas is een soort moleculaire schaar waarmee heel precies kleine aanpassingen gemaakt kunnen worden in het DNA., of laten zien hoe wetenschappers in het lab werken aan een nieuw vaccin, om te laten zien hoe technologie impact heeft op het leven.’
Ook geeft een model van de Australische hoogleraar Matthew Hornsey aanwijzingen voor een communicatiestrategie. Door opzoek te gaan naar de wortel van de negatieve houding tegenover de wetenschap en daarover in gesprek te gaan, kunnen mensen bijdraaien. Rutjens: ‘Zo zie je bij vaccinaties wel eens dat er een angst is voor naalden. Daarover moet je dan in gesprek gaan. Maar het beetje empirische bewijs dat er tot nu toe is voor het model van Hornsey gaat over klimaatscepsis.’
Aarts benadrukt het belang van luisteren. ‘Wetenschapscommunicatie is veel meer dan alleen het begrijpelijk maken van de boodschap. Daar begint het mee, maar dan ben je er echt nog lang niet.’ Wil je burgers echt betrekken bij wetenschap dan zul je ze ook serieus moeten nemen, volgens Aarts en de houding ‘wij hebben de kennis en jullie de emoties – maar dat zijn toch de mindere goden’ moeten laten varen. ‘Als wetenschappers bereid zijn om echt met de burgers in gesprek te gaan, en te luisteren naar de achtergronden van hun ervaringen en ideeën, dan zul je zien dat dat ook iets doet met het vertrouwen.’
Dit is deel twee in een serie over wetenschapscommunicatie.