Het nieuwe collegejaar begon al weer goed: de officiële jaaropening werd maandag verstoord door pro-Palestinademonstranten en daarna geannuleerd. Hoe nu verder? Vijf vragen aan rector magnificus en waarnemend collegevoorzitter Peter-Paul Verbeek.
U zei na afloop van het evenement maandag dat er ‘een grens is overschreden’. Dat is al vaker gezegd, maar de protesten gaan gewoon door.
‘Dat klopt, maar het heeft er eerder nooit toe geleid dat een feestelijke bijeenkomst moest worden geannuleerd en de programmaonderdelen geschrapt. We hebben de demonstranten de microfoon gegeven, maar daarna moet het programma ook doorgang kunnen vinden. Dat kon niet, ze bleven schreeuwen, er ontstond een onveilige en intimiderende sfeer er liepen mensen de zaal uit. En je kunt van uitgenodigde sprekers, onder wie studenten, ook niet verwachten dat ze nog optreden als ze met trillende benen in de coulissen staan. Dan kun je niet anders dan het evenement annuleren.’
De toegang tot de geplande receptie in het Maagdenhuis verliep daarna ook rommelig. Sommige studenten en demonstranten werden niet toegelaten en zijn nu boos.
‘Ik ken de details nog niet, maar wat ik weet is dat de beveiliging heeft willen voorkomen dat een verstoord evenement in de Aula zou leiden tot een verstoord evenement in het Maagdenhuis. Daarbij is misschien ook wel iets misgegaan, maar we wilden tijdens de receptie ook de kalmte terugbrengen bij de aanwezigen en dan helpt het niet om ordeverstoorders mee te nemen.’
Maar hoe nu verder?
‘Opnieuw is duidelijk geworden dat we als academische gemeenschap een verantwoordelijkheid hebben: een universiteit kan alleen functioneren als we elkaar de ruimte geven om te spreken én om te luisteren. Dat vraagt wat van ons allemaal: hoe zorgen we samen voor een veilige, respectvolle en open omgeving? We gaan daarom door met het voeren van gesprekken over onze manier van omgaan met elkaar. Onze huidige “huisregels” vind ik te restrictief als het gaat om bijvoorbeeld politieke manifestaties. In de nieuwe huisregels, die ik eigenlijk liever zou aanduiden als “gedragscode”, willen we protest en demonstraties beter faciliteren. Maar alles staat of valt met het naleven daarvan.’
‘Ik wil de UvA niet op slot gooien, detectiepoortjes plaatsen of een restrictief toelatingsbeleid voeren, dan halen we de ziel uit de universiteit. We verliezen dan waar de UvA voor staat, als open en geëngageerde plek. Dus is het enige wat je kunt doen het gesprek aan blijven gaan. De open, academische cultuur is kwetsbaar, maar niet weerloos. En daarom wil ik nu met de demonstranten aan tafel om te praten over wat een goede manier is om met elkaar het gesprek te voeren binnen een academische setting. Het is misschien een “zachte” methode, maar ik denk dat we aan gesprekken meer hebben dan aan radicalisme waarbij mensen die zich onveilig voelen en hun mond niet meer open durven te doen. Oog om oog, tand om tand vind ik niet de juiste insteek om gemeenschapszin te bewaren en een cultuuromslag te bewerkstelligen.’
Hoogleraar Marc Salomons schreef gisteren in De Telegraaf dat er nieuwe wetgeving moet komen om te kunnen ingrijpen tegen in zijn ogen antisemitisch geweld op universiteiten. Hij zegt dat er op de UvA ‘een noodtoestand’ heerst.
‘Ik begrijp zijn gevoel heel goed, maar het woord “noodtoestand” vind ik echt te groot, al zijn we wel in een situatie beland waarin het steeds moeilijker wordt om een open debat te voeren, zonder elkaar monddood te maken. Dat kan en dat moet echt anders. Het zal nog een fikse uitdaging worden om dat debat aan de UvA te behouden, maar dat moet wel, want het is de essentie van de academische cultuur.’
In hetzelfde krantenartikel werd gesuggereerd dat het beter zou zijn om te stoppen met grote, voor iedereen van de UvA toegankelijke evenementen, zoals ook de diesviering.
‘Ik snap die vraag heel goed maar ik wil die weg niet inslaan. Zoals gezegd: de UvA is een open en toegankelijke universiteit en dat moet zo blijven, ook als het gaat om zoiets als de diesviering. Ik kan me wel voorstellen dat sommigen zich afvragen of ze er op deze manier nog bij willen zijn en dat vind ik wel verdrietig, want de feestelijkheid gaat er op deze manier wel vanaf. Het mag niet zo zijn dat de default van een UvA-bijeenkomst is dat het niet feestelijk, maar intimiderend is.’