Komende dinsdag wordt de Surinaamse feestdag Keti Koti gevierd. Vooral de laatste jaren is er in Amsterdam steeds meer aandacht voor de dag waarop het afschaffen van de slavernij wordt gevierd. Emeritus hoogleraar Humprey Lamur behoort tot de eerste generatie experts op dit gebied. ‘Mijn overgrootmoeder is werkslavin geweest.’
Een wetenschappelijk pionier; zo kun je de 91-jarige emeritus hoogleraar Humprey Lamur gerust noemen. In de jaren zeventig ontpopte de in Suriname geboren socioloog en cultureel-antropoloog zich tot één van de eerste academici in Nederland die onderzoek deed naar het slavernijverleden. En dat terwijl er, tijdens zijn jeugd in Paramaribo, vrijwel niet over het onderwerp werd gesproken. De bescheiden Lamur vertelt in zijn studeerkamer bij hem thuis in Amstelveen – waar hij samen met zijn vrouw Norine al veertig jaar woont – over die periode.
Er werd tijdens uw jeugd niet over het slavernijverleden verteld, zelfs het woord ‘slaaf’ kende u niet. Hoe kwam dat?
‘Ik veronderstel dat mijn ouders niet wilden dat wij bij de geschiedenis van het slavernijverleden betrokken raakten, om zo te voorkomen dat wij later op psychologisch gebied last zouden krijgen van die criminele verhalen. Mijn overgrootmoeder is als meisje werkslavin geweest, maar zelfs daar werd in de familie nauwelijks over gesproken. Alleen wanneer wij buiten aan het spelen waren zei ze wel eens: “Jullie moeten niet spelen, maar werken, net zoals ik heb gedaan.” Ik dacht: wat moet ik daarmee, want verder speelde de slavernij in onze familie helemaal geen rol. Mijn ouders wilden ons daar buiten houden denk ik.’
Hoe kwam u dan toch bij die geschiedenis terecht?
‘Het was in Nederland dat ik meer over het slavernijverleden begon te horen. Tijdens mijn studie ben ik naar de bibliotheek gegaan om daar meer informatie over het leven van mijn overgrootmoeder op te zoeken. Ik kwam uit bij een archief, waarin zij inderdaad stond vermeld als werkslavin. Toen begon het hele slavernijverleden voor mij pas echt te leven. Dat wekte mijn belangstelling om er meer over te weten te komen.’
Na de Tweede Wereldoorlog verhuisde Lamur naar Nederland, waar hij als enige zwarte jongen op het Hervormd Lyeum Zuid terecht kwam, midden in het chique Amsterdam-Zuid. In 1973 promoveerde hij aan de UvA op een onderzoek naar de demografie van Suriname. Uiteindelijk zou hij van 1984 tot 1998 hoogleraar culturele antropologie aan de universiteit worden, maar die academische erkenning kwam er niet meteen.
‘Ik had artikelen geschreven over de Surinaamse plantage Vossenburg, maar collega’s aan wie ik dat vertelde gebruikte de woorden: niet relevant. Daarin was ik enorm teleurgesteld, maar toen ik het artikel even later aan een Amerikaanse wetenschapper liet lezen, zei hij dat hij het wél wilde publiceren, in de Verenigde Staten. Ook een Britse uitgever had interesse in mijn werk. Dat was een heel opvallend contrast met Nederland. Wij waren op dat moment nog niet zo ver, denk ik. Zaken als slavernij en kolonialisme werden gezien als lang geleden, daar moesten we ons niet meer mee bemoeien.’
Denkt u dat die Nederlandse onderzoekers ongemak ervaarde bij het onderwerp?
‘Ik denk vooral veel onbekendheid. We denken allemaal dat de slavernij zo lang geleden is, maar hier zit meneer Lamur, die zijn overgrootmoeder nog heeft gesproken die het allemaal heeft meegemaakt. De slavernij heeft tweehonderd jaar geduurd, maar er was gewoon niet echt belangstelling voor bij veel wetenschappers.’
Heeft de UvA daarin tekortgeschoten toentertijd?
‘Dat wil ik niet zeggen, maar het heeft me wel verbaasd dat er zo weinig interesse in was.’
Wat is er in de afgelopen vijftig jaar in Nederland veranderd, wat het slavernijverleden betreft?
‘Ik denk dat de slavernijkwestie vooral een rol is gaan spelen toen er steeds meer Surinaamse mensen naar Nederland kwamen. Zo vond het onderwerp toegang tot het publiek en de politiek. Maar het gaat nog altijd vooral over wat er tóen allemaal gebeurde. De rijkdommen die vergaard zijn door Nederland, slaven die als dieren werden gezien, levend werden verbrand, of verkracht. Dat zijn de verhalen die we nu kennen, en de kwesties die spelen als we het over dat verleden hebben. Maar waar minder aandacht voor is, is de invloed van de slavernij op de nakomelingen van vandaag de dag. Die doorwerking is nog altijd heel groot.’
Lamur vist een afgedrukt One World-artikel uit 2022 uit de kast, waarin politiecommissaris Cheyenne Haatrecht verklaart dat zij zich jarenlang heeft geschaamd voor haar donkere huidskleur, en zelfs ontkende dat ze zwart was. ‘Jij bent zwarter dan ik, dus jij bent lelijker. Dat waren hele normale uitspraken in mijn jeugd in Suriname. Zwart is negatief. We praten nog steeds over een zwarte bladzijde, een zwarte dag. Ik gebruik dat soort termen zelf niet, maar het is heel normaal in Nederland. Ik heb er geen last van, maar mensen zoals deze mevrouw dus wel. En daarin is zij echt niet de enige in Nederland.’
Nederland heeft een aantal jaar geleden haar excuses aangeboden voor het slavernijverleden, wat vindt u daarvan?
‘Heel terecht, maar ik vind dat we een beetje zijn blijven hangen bij excuses. Als je het mij vraagt zouden we veel meer onderzoek moeten doen naar de verdere invloed die de slavernij heeft gehad. Economisch bijvoorbeeld, probeer nu eens uit te zoeken hoeveel rijkdom er uit Suriname is gehaald in die tijd. Misschien moeten we daar iets van teruggeven, aan een stichting bijvoorbeeld.’
‘Maar ook vooral de psychologische doorwerking van de slavernij moeten we beter onderzoeken. Ik ontmoette ooit een Surinaamse meneer in Nederland, die ik adviseerde om bij de universiteit te solliciteren. Hij zei: ‘Nee, want ik zal niet voor vol worden aangezien door de blanken.’ Ik zakte neer in m’n stoel toen ik dat hoorde.’
Gaat u dit jaar Keti Koti vieren?
‘Nee, dit jaar niet. Ik vind het elk jaar een beetje hetzelfde, terwijl ik vind dat we nu juist een andere kant op zouden moeten. Ik denk dat we het moeten hebben over die gevolgen van de slavernij, waarom ben ik geworden zoals ik ben?’
Is Keti Koti niet juist bij uitstek een moment om die vragen te stellen?
‘Die vragen kan je wel stellen, maar het onderwerp speelt niet. Het is vooral feest vieren, blij zijn met de vrijheid. Ik ben er zelf ook meermaals bij geweest, maar écht feesten doen mijn vrouw en ik niet.’
Vindt u het wel een belangrijke dag?
‘Het is een heel belangrijke dag. Surinamers en Nederlanders staan stil bij wat er is gebeurd in die tijd. Dat vind ik erg belangrijk. Ik wil het feest dus ook zeker niet verwerpen, maar de onderwerpen die aan de orde komen heb ik al een aantal keer gehoord.’
Bent u hoopvol gestemd over de kant die we op gaan?
‘Jawel, ik denk ook dat de Surinaamse gemeenschap over bepaalde onderwerpen wel mondiger is geworden in de afgelopen jaren. Zwarte Piet bijvoorbeeld. Maar hoe we de bestaande problemen vervolgens moeten oplossen, daarover gaat het te weinig. In landen waar veel nakomelingen van slaven leven zien we niet direct een stijging in hun positie. In Nederland zijn de inkomens en de sociale voorzieningen dan wel goed, maar toch is er bij veel zwarte mensen nog steeds een soort blokkade. Kijk naar de intellectueel die niet bij de universiteit wil solliciteren, of de politiecommissaris die haar huidskleur ontkent. Ik denk dat die blokkade kan verdwijnen, hij moet verdwijnen, maar dat zal heel lang duren.’