Na twee jaar ‘politiek verlof’ is voormalig onderwijsminister Robbert Dijkgraaf (65) weer terug aan de UvA. In zijn nieuwe leerstoel wil hij de kloof tussen wetenschap en maatschappij dichten, binnen Nederland maar vooral ook internationaal.
De timing had niet beter gekund. Terwijl dinsdag in de Eerste Kamer de laatste debatten worden gevoerd over de onderwijsbegroting en in de Verenigde Staten de druk op de wetenschap zorgwekkende proporties aanneemt, keert voormalig onderwijsminister (D66) en UvA-natuurkundige Robbert Dijkgraaf terug als universiteitshoogleraar aan de UvA.
Zijn leerstoel Wetenschap en maatschappij in internationaal perspectief gaat – naar eigen zeggen – precies over de oplopende geopolitieke spanningen, de druk op academische vrijheid en de kloof tussen wetenschap en maatschappij. Wat hoopt hij daar vanuit de wetenschap aan te veranderen?
Had u verwacht weer terug te keren aan de UvA?
‘Nee. Ik was 64 toen het kabinet viel en ik aftrad. Mijn vrouw (Pia de Jong, red.) en ik zeiden tegen elkaar: de laatste keer dat we ons zo voelden - zonder werk - waren we tweeëntwintig en stopten we beiden met onze studie. Wat heel gek is als je 64 bent, de meeste mensen die ik ken hebben dan juist helemaal hun routine.’
Robbert Dijkgraaf (1960) studeerde natuurkunde in Utrecht, een studie die hij een jaar onderbrak om te schilderen aan de Gerrit Rietveld Academie toen hij tweeëntwintig was. Hij promoveerde cum laude bij Nobelprijswinnaar Gerard ’t Hooft en werd in 1992 hoogleraar mathematische fysica aan de UvA. Daarnaast werkte hij vier jaar als president van het Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW).
Dijkgraaf bracht samen met zijn vrouw Pia de Jong en drie kinderen een groot deel van zijn carrière door in de Verenigde Staten. Hij was er directeur van het Institute for Advanced Study in Princeton, het onderzoeksinstituut waar Albert Einstein werkte. Daarnaast bleef hij verbonden aan de UvA waar hij tot 2022 universiteitshoogleraar was in de theoretische natuurkunde.
In 2022 verliet Dijkgraaf de UvA om onderwijsminister te worden voor D66 in het kabinet Rutte IV. Per 1 april keert hij terug bij de UvA in de nieuwe leerstoel Wetenschap en maatschappij in internationaal perspectief. Die baan combineert hij met zijn rol als president van de International Science Council (ISC), de ‘Verenigde Naties’ van de wetenschap.
‘Het ministerschap was voor mij een grote sprong. Ik had mijn leven in Princeton (als directeur van het Institute for Advanced Study, red.) en mijn vrouw en ik wilden in de Verenigde Staten blijven. Met het ministerschap word je daar in één keer uitgetrokken. Als bewindspersoon wordt dan ook je hele cv gestript en moet je overal afscheid van nemen.’
‘Toen het ministerschap voorbij was voelde ik: wat moet ik nu met mijn leven? Ik mocht echt weer helemaal opnieuw beginnen. Dan kan ook echt alles: je kunt overal naartoe en alles gaan doen.’
En dan kom je toch weer bij de UvA terecht.
‘Ja, tot mijn verbazing – het is eigenlijk de minst creatieve keuze – kom je dan toch weer terug op de plek waar je al een lange geschiedenis mee hebt. Maar wel met een nieuwe leeropdracht.’
‘Ik ben heel gelukkig hoe de afgelopen negen maanden dingen zijn uitgekristalliseerd. Ik heb die tijd een experiment gedaan en mezelf gevraagd: waar trek ik naartoe? Waar ga ik over lezen? Waar word ik zelf enthousiast over? En toen merkte ik dat er twee dingen naar boven borrelden: ten eerste de wetenschap zelf: ik ging weer essays lezen, boeken en tijdschriften. En ten tweede de internationale dimensie, die had ik als minister heel erg gemist.’
Heeft u ook overwogen om weer terug te gaan naar de Verenigde Staten?
‘Dat was drie jaar geleden nog helemaal het plan, maar dat voelde in een aantal opzichten niet goed. Ik had daar iets afgesloten en de bestuursfunctie trok niet meer. Achteraf gezien geen verkeerde keuze want ik denk ik dat je als universiteitsbestuurder in de VS in een onmogelijke positie verkeert.’
Had u de toestand van de wetenschap in de VS zien aankomen?
‘Om heel eerlijk te zijn: nee. In 2017, toen Trump voor het eerst aan de macht kwam, ben ik met “de echte huiskamergeleerden” gaan protesteren in Washington. De sfeer was toen dat Trumps ideeën misvattingen waren die we als wetenschap moesten rechtzetten. Uiteindelijk vielen de bezuinigingen ook best wel mee, omdat veel senatoren en Congresleden er anders over dachten. Het biomedisch onderzoek van de National Institutes of Health (NIH) kreeg er zelfs geld bij. Er waren verschillende krachten aan het werk en er kwam een hoop energie vrij in de wetenschap om die krachten te mobiliseren. Nu merk je dat er veel meer een verlamde sfeer hangt in de Verenigde Staten. Mensen zijn angstig, durven zich niet uit te spreken, zijn bang om doelwit te worden.’
‘Ik zie het ook als een les in politiek. Als mensen zeggen dat ze iets van plan zijn, dan gaan ze het vaak ook doen als ze de kans krijgen. In de menselijke geest zit er nog een soort wensdenken dat het wel mee zal vallen. Maar politiek gaat om verandering. Dat is soms heel pijnlijk om te zien, maar zo werkt politiek.’
Dat geldt in Nederland ook voor de bezuinigingen in het hoger onderwijs: het geld dat u investeerde in universiteiten, bijvoorbeeld in de vorm van de starters- en stimuleringsbeurzen, dreigt nu weer van tafel te verdwijnen. Hoe kijkt u daarnaar?
‘Ten eerste is het belangrijk te zeggen dat de investeringen in het hoger onderwijs absoluut geen cadeautje waren voor de wetenschap, maar een hersteloperatie die hoognodig was en waar diepgaande analyses achter zaten. Het water stond de universiteiten aan de lippen, al jaren waren er acties.’
‘We hebben voor de komende tien jaar plannen gemaakt voor het hoger onderwijs. Sommige zaken waren structureel, er zijn bestuursafspraken gemaakt, we vroegen ook het nodige van scholen en universiteiten om te gaan doen. Het was een heel pakket, een soort borduurwerk, en dat wordt dan losgetrokken. Dat is heel pijnlijk om te zien.’
‘Een ding dat me raakte was een uitspraak van de woordvoerder van de PVV in een Kamerdebat, die stelde dat de bezuinigingen terecht waren vanwege het “woke-gedoe” op de universiteiten. De precieze bewoordingen weet ik niet meer, maar dat rook sterk naar revanchisme. Dat raakt me, omdat er kennelijk niet meer wordt ingezien wat de meerwaarde is van universiteiten. Terwijl iedereen – ongeacht je politieke voorkeur – er baat bij heeft als we goed opgeleide mensen voor de maatschappij afleveren, medicijnen ontwikkelen of onderzoek doen naar de toeslagaffaire. Het voelt bijna alsof je als gemeenschap gefaald hebt, als niet duidelijk is wat de wetenschap bijdraagt.’
Waar kan dat uiteindelijk toe leiden?
‘Ik heb soms zo’n angstbeeld dat de wetenschap en technologie zich verder en verder ontwikkelen. Terwijl we tegelijkertijd een soort afstotingsverschijnsel zien in de samenleving van mensen die er niets over willen weten of universiteiten gaan zien als de vijand. Dan kom je in de situatie dat je er wel van afhankelijk bent, maar er geen grip op hebt.’
En wat wil u daaraan veranderen vanuit uw nieuwe leerstoel?
‘De wetenschap kan wel wat zelfreflectie gebruiken. Ik denk dat het belangrijk is dat de wetenschap zich meer en meer gaat bezighouden met hoe ze zich verhoudt tot de maatschappij, hoe ze gezien en ontvangen wordt. Als we een paar van de breincellen van de wetenschap daarvoor inzetten, komt dat ook de rest van de wetenschap ten goede.’
‘Wetenschap als bedrijf kan ook beter worden ingericht. We doen een heleboel dingen omdat we ze nu eenmaal zo doen en zijn behoorlijk star in onze structuren. En de wetenschap moet duidelijker maken dat wetenschap niet alleen een investering is die zich terugbetaalt, maar ook laten zien hoe je die investering dan het beste kunt maken.’
Hoe kijkt u naar internationalisering? De universiteiten willen de Toets Anderstalig Onderwijs (TAO) die u introduceerde, en de huidige onderwijsminister Eppo Bruins aanscherpte, juist weer van tafel hebben omdat die geen ruimte zou laten voor Engelstalige opleidingen en Engelstalig personeel.
‘Ik voel me niet comfortabel met detailkritiek, ik was als minister verantwoordelijk voor een heel pakket en dat is nu aan het schuiven. Wat ik heb geleerd uit de hele discussie is dat internationalisering een subtiel verhaal is, een positieve kracht die op de juiste manier gekanaliseerd moet worden.’
‘Dat is ontzettend maatwerk, dan moet je niet met de botte bijl te werk gaan, maar zorgen dat de instellingen de instrumenten in hand hebben om de fijne chirurgie toe te passen die nodig is om te zorgen dat het systeem ook op de lange termijn financieel houdbaar blijft. Ook dat vraagt om een internationaal perfectief, ook in Europees verband moeten we als universiteiten afstemmen. Nederland kijkt nog te veel naar de eigen situatie.’
‘Het enige dat ik erover kan zeggen is dat politiek een zigzagbeweging is, dingen hebben een enorme houdbaarheidsdatum. In de wetenschap ligt dat anders, wetenschappelijke resultaten blijven bestaat. Dat zijn de lange lijnen die je moet blijven volgen.’
Bent u blij dat u weer terug bent in de wetenschap?
‘Je krijg als minister heel veel besliste meningen te horen en ik heb vaak gedacht, goh, ik zou hier wel meer over willen weten. Al die zware politieke meningen zijn vaak gebaseerd op een heel dun laagje ijs, soms het laatste opiniestuk dat mensen hebben gelezen. Er mag best wat meer feitelijke informatie in het debat.’
Zou u zichzelf te genuanceerd noemen voor de politiek?
‘Nou, ja, je moet eerlijk zijn. Ik heb in de politiek vaak de ideale oplossing proberen uit te tekenen. Maar als je met dat genuanceerde verhaal in de Kamer staat, waar ze de ene of de andere kant op willen, dan heeft dat niet altijd het gewenste resultaat. En dan kan één krachtige mening soms wel de doorslag geven.’
Waar verheugt u zich het meeste op in uw nieuwe functie?
‘Om een leven te leiden waar je aan het einde van de dag kunt zeggen: wat heb ik een hoop leuke mensen ontmoet en nieuwe dingen geleerd. Dat begon al als klein jongetje toen ik me over de wereld verbaasde en dingen in elkaar zat te draaien. Het voelt als een groot geschenk om altijd te kunnen blijven leren en dat de dingen die je doet ook blijven. Dat is ook gewoon een fijne gedachte.’