Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
Wilhelmina, Johannes en Silvia van Hasselt te midden van Papoeapleegkinderen en -volwassenen
Foto: Het Utrechts Archief, 1567, 208.
actueel

Papoea’s als pleegkind bij Hollandse gezinnen: edelmoedig of koloniaal?

Irene Schoenmacker Irene Schoenmacker,
29 november 2024 - 08:50

In de negentiende eeuw trok een groep gelovige idealistische echtparen vanuit Holland naar Nieuw-Guinea om lokale Papoeakinderen te adopteren en heropvoeden. De zendingsechtparen waren vol goede bedoelingen, maar hoe nobel was dit beschaven en bekeren nu echt? Historica Geertje Mak zocht het uit en schreef er een boek over.

‘Moeder van Papoewa’. Deze tekst prijkt op het graf van de Nederlandse Wilhelmina van Hasselt die in 1906 overleed. Zij bestierde een groot huishouden op Papoea, waarin ze verschillende pleegkinderen opnam die ze had losgekocht uit de slavernij. Op een foto uit 1902 zit het echtpaar genoeglijk tussen al hun pleegkinderen- en volwassenen in.
 
Het echtpaar Van Hasselt was niet het enige stel dat zich bekommerde om de lokale bevolking van Nieuw-Guinea. Zij waren onderdeel van een groepje Nederlandse zendingsvrouwen- en mannen, dat zich vanaf 1863 op de noordkust van Nieuw-Guinea vestigde. Het doel: de Papoea’s, die daar woonden, te beschaven en te bekeren tot het geloof. Genderhistorica Geertje Mak schreef het boek ‘Huishouden in Nieuw-Guinea. Zending en het kolonialisme van goede bedoelingen’ over dit koloniale heropvoedingsproject.

Geertje Mak
Foto: UvA
Geertje Mak

Dankbaarheid

Was het allemaal wel zo vredelievend en goedbedoeld als werd voorgesteld? En zaten de Papoea’s, inclusief de heropgevoede kinderen, wel te wachten op Hollandse bemoeienis? ‘Het enthousiasme om iets voor een ander te betekenen was in de negentiende eeuw erg levend,’ zegt Mak via Zoom in een toelichtend gesprek over haar boek. ‘Maar het was natuurlijk wel vanuit de gedachte: wij gaan de mensen daar eens vertellen hoe ze beter kunnen leven en christen kunnen worden. Zo’n civilisatiemissie én goed willen doen gingen destijds hand in hand.’
 
Het denken dat we andere mensen kunnen helpen zich verder te ontwikkelen is ook nu onze westerse wereld nog steeds niet vreemd, zegt Mak. Dat is volgens haar ook precies waar het boek over gaat: de wens om goed te willen doen en de ander iets te geven, in ruil voor dankbaarheid. Zo werd er in Holland in de negentiende eeuw geld ingezameld voor de Papoeakinderen. ‘Dat ging ver’, zegt Mak. ‘Zo was er bijvoorbeeld een collectebus in de vorm van een zwart kindje, die voor de buik een tekstje had met ‘dank u’ en wiens hoofdje dankbaar knikte als er bovenin geld werd ingegooid.’

Ondertussen werd er vanuit Nieuw-Guinea druk geschreven over de inspanningen van de zendelingen. “Joosje vrijgekocht, een allerliefst kindje”, schrijft Wilhelmina van Hasselt in een brief. “Hindoe, 6 jan. 18 voor eigene middelen vrijgekocht, toen 14 jaar, ondervoed en aan den rand des graf, gebukt en uitgeteerd, nu door onze Heeren Genade een flinke vroolijke meid.”

 

(Tekst gaat verder onder de afbeelding)

De tekst onder de foto leest: Nettie Metz en hare papoesche vriendinnetjes Hildegard, Neeltje, Wilhelmina, Lousie
Foto: Voorpagina Het Penningksen 1906
De tekst onder de foto leest: Nettie Metz en hare papoesche vriendinnetjes Hildegard, Neeltje, Wilhelmina, Lousie
Een nieuwe naam

Een mogelijke tegenprestatie voor giften aan de zending bestond erin het vrijgekochte kind naar [de] gever(s) te noemen. Zo geeft Mak het voorbeeld van een kind, dat de naam Deventer krijgt, naar de anonieme gever uit Deventer. Een ander kind wordt Utrecht genoemd, om de anonieme niet-bemiddelde gevers van een zondagsschool in Utrecht te bedanken.

 

‘Deze symbolische toe-eigening van de ‘vrijgekochte’ kinderen door middel van een nieuwe naamgeving doet sterk denken aan de praktijken uit de vroegere Nederlandse slavenhandel en slavernij,’ schrijft Mak, ‘waarin tot slaaf gemaakte mensen na verkoop hun eigen naam kwijtraakten en een nieuwe opgelegd kregen.’

Doorschuiven van kinderen

In de brieven naar het moederland werden vaak de erbarmelijkste gevallen omschreven. ‘Soms waren kinderen uit zeer gewelddadige, gruwelijke omstandigheden gehaald en vonden ze rust bij de Hollandse families’, zegt Mak. ‘Als je oppervlakkig kijkt, denk je: deze kinderen zijn gered door de zendelingen. Maar als je de bronnen beter bestudeert, valt op dat een jongen of meisje plots bij een ander gezin wordt genoemd. De pleegkinderen werden dus ook vrij gemakkelijk doorgeschoven of mee naar Europa genomen. Bovendien lijkt het zo te zijn dat Papoeakinderen niet samen met de Nederlandse kinderen aan een tafel aten en ook ergens anders sliepen. Het zijn kleine verschillen die voor wat groters staan.’

 

Eenmaal vrijgekocht door de zendelingen werden de Papoea-kinderen gedoopt, kregen ze een christelijke naam en genoten ze samen met lokale Papoea-kinderen onderwijs. Bovendien werden ze ingezet bij werkzaamheden zoals bouwen, land bewerken en huishoudelijke taken. ‘Er heerste het idee dat Papoea’s een soort van kinderen waren, die door het ‘moederland’ tot zelfstandigheid moesten worden opgevoed’, schrijft Mak.

‘De pleegkinderen werden vrij gemakkelijk doorgeschoven of mee naar Europa genomen’

Dat ging niet zonder slag of stoot. Mak: ‘Een groot misverstand tussen de zendelingen en de Papoea’s ging over vrijheid. De Nederlandse zendelingen kochten de Papoeakinderen vrij en leidden ze op in het bijvoorbeeld bewerken van grond, met de gedachte dat ze later hun eigen broek op konden houden. Dat was vrijheid.’
 
‘Voor de Papoea’s was individuele autonomie juist totaal onbelangrijk, in tegendeel zelfs: je bent pas belangrijk als je veel relaties hebt en veel weg te geven hebt’, aldus Mak. ‘Ze kenden een gifteconomie: je geeft eten en kleding weg, waardoor mensen aan jou iets verplicht zijn en je daardoor een bepaalde macht krijgt. De Papoea’s verachten slavernij. Vrijheid betekende voor hen dat je je niet door een ander iets kunt laten zeggen. Als je iets niet wilt doen op een dag, doe je het niet. Zelfs hun eigen slaven hielden dit principe aan. De pleegkinderen moesten werken in de tuin: in de ogen van de Papoea’s was dat slavernij.’

‘Nu wordt de manier van leven van de Papoea’s gezien als voorbeeld misschien’

Krakkemikkige huisjes

Andere problemen waren cultureel van aard. De Papoea’s trokken veel rond om in hun levensonderhoud te voorzien en woonden daarom vaak ergens tijdelijk. Daar werden hun huizen ook naar gebouwd. Dat was de Hollanders een doorn in het oog. Ze vonden de huisjes van de Papoea’s maar krakkemikkig. ‘Een Papoea noemt een varkenshok ook een huis, eveneens een nest, dat aan een boom hangt, staat in een brief die Mak aanhaalt,’ geschreven door zendeling Jens in 1890.
 
En hoe is het afgelopen met de zendingsdrang van de Nederlanders op Nieuw-Guinea? Zo rondt het overlijden van Wilhelmina van Hasselt in 1906 woedde er ook een pokkenepidemie op Nieuw-Guinea. ‘De zendelingen wisten een deel van de bevolking in te enten, die de epidemie overleefden’, zegt Mak. ‘En dat zorgde voor een enorme omslag in de bereidwilligheid zich te laten bekeren. Nieuwe zendelingen in de decennia erna zorgden voor een nieuwe fase en voor het feit dat Nieuw-Guinea vandaag de dag nog steeds een heel christelijk land is.’
 
Het oude ideaal om van een zogenaamd ‘natuurvolk’ een ‘cultuurvolk’ te maken ligt tegenwoordig onder vuur. ‘De kapitalistische exploitatie van de aarde staat nu ter discussie’, zegt Mak. ‘Nu wordt de manier van leven van de Papoea’s gezien als voorbeeld misschien, waar we nu andersom iets van kunnen leren.’

 

Geertje Mak, Huishouden in Nieuw-Guinea; zending en het kolonialisme van goede bedoelingen, (Walburg Pres, 2024). Prijs: € 29,99

Een vrijgekochte slaaf bezig met stoelenmatten op de voorgalerij van de zendingswoning’
Foto: afkomstig uit album van zendeling Van Balen, Collectie Museum Wereldculturen
Een vrijgekochte slaaf bezig met stoelenmatten op de voorgalerij van de zendingswoning’
website loading