Toen de basisbeurs werd afgeschaft, beloofden universiteiten en hogescholen om per direct het onderwijs van leenstelselstudenten te verbeteren. Het afgelopen jaar onderzochten we in hoeverre instellingen zich aan deze belofte hebben gehouden. De UvA investeerde relatief weinig, schoof investeringen vooruit en heeft moeite het onderwijs intensiever te maken.
In de zomer van 2015 is de UvA de enige universiteit in Nederland die doorgeeft dat jaar geen voorinvesteringen te doen. Het in dienst houden van gekwalificeerde docenten, die vanwege bezuinigingen dreigden hun baan te verliezen, had prioriteit. In het jaarverslag 2015 staat dan ook dat de UvA pas vanaf 2016 jaarlijks 4 miljoen zou vrijmaken om voorinvesteringen uit te voeren.
Later besloot de UvA echter om investeringen uit 2015 – in digitaal toetsen, de nieuwe opleiding Politics, Psychology, Law & Economics, en evaluatiesysteem UvA Q – alsnog als voorinvestering te labelen, zo is te lezen in het jaarverslag 2016. Het betreft een bedrag van 4,4 miljoen euro.
Geld blijft op de plank liggen
Van de 4 miljoen euro die in 2016 beschikbaar was, gaf de universiteit dat jaar slechts 1,7 miljoen euro uit. Daarover schrijft de UvA: ‘Doordat afstemming met de medezeggenschap tijd heeft gekost, hebben de meeste faculteiten pas rond de zomer kunnen beginnen met de bestedingen.’ De overgebleven middelen worden doorgeschoven naar het volgende jaar.
Het blijkt een terugkerend probleem. Ook in 2017 en 2018 blijven er miljoenen van de basisbeurs over. Leenstelselstudenten moeten hierdoor keer op keer langer wachten op de kwaliteitsverbeteringen van hun onderwijs. Zelfs in 2019 werden er nog voorinvesteringen gedaan, twee jaar nadat dat geld op moest zijn.
In de periode 2015-2017 geeft de UvA – inclusief de 4,4 miljoen die later is toegevoegd – slechts 10,3 miljoen euro uit aan de voorinvesteringen. Dat komt neer op 109 euro per student per jaar. Het laagste bedrag van alle universiteiten in Nederland.
Onduidelijkheid
De Algemene Rekenkamer kon van slechts 14 procent van de opgegeven investeringen vaststellen dat het een voorinvestering betrof. Twee procent werd afgekeurd, zes procent was ‘deels een voorinvestering’ en het overgrote deel van de investeringen (77 procent) kreeg het label ‘onbekend of het een voorinvestering is.’ Bij deze middelen kon de universiteit onvoldoende verantwoorden hoe ze de kwaliteit van het onderwijs moesten verbeteren, of was niet te achterhalen of het om nieuwe investeringen ging.
(Lees verder onder de infographic)
Tussen eind 2014 en 2017 nam het aantal studenten aan de UvA toe met 4 procent, terwijl de docentenaantallen stegen met 11 procent. Het aantal studenten per docent daalde hierdoor van 19,5 naar 18,3. De laatste jaren kan de UvA de flink toenemende studentenaantallen niet meer bijbenen. Hierdoor kwam de docent/student-ratio eind 2019 weer op het niveau van 2014. Dit studiejaar kreeg de universiteit zelfs een recordaantal studenten, waardoor het voornemen van de UvA om het onderwijs intensiever en kleinschaliger te maken nog moeilijker wordt.