In haar afscheidscollege dat zij vanmiddag hield brak hoogleraar experimentele taalpsychologie Annette de Groot een lans voor het blijvend gebruik van de Nederlandse taal in het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek. ‘Buitenlandse studenten en staf moeten Nederlands leren.’
‘De dreiging van het verlies van uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands en van levendigheid, nuance en diepgang in het onderwijs, het verworden van het Nederlands tot een huis-, tuin-, en keukentaal en grote delen van de samenleving die vervreemd raken van de universiteit. De curieuze inconsistentie bovendien tussen de breed gedragen wens dat iedereen met een migratieachtergrond zo snel mogelijk het Nederlands goed beheerst, maar dat het Nederlands van de hoogst opgeleiden in de samenleving kennelijk best een pondje minder mag.’
Deze gepeperde en actuele uitspraak deed Annette de Groot vanmiddag in de Aula tijdens haar afscheidscollege als hoogleraar experimentele psychologie aan de UvA. In haar afscheidsrede ‘Nederlands moet. Over meertaligheid en de verengelsing van het universitaire onderwijs’ brak zij een lans voor het blijvend gebruik van het Nederlands als onderwijs- en onderzoekstaal aan Nederlandse universiteiten.
In een steeds internationaler wordende universiteit, waar Engels de lingua franca lijkt te worden, vertolkte zij een mening die door steeds meer mensen en instanties wordt gedeeld, zoals boze burgers die zich eerder verenigden in Taalcollectief en Beter Onderwijs Nederland en de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen die onlangs haar zorgen uitte over de ongebreidelde, zo lijkt het althans, toename van het Engels als dominante universiteitstaal, ten koste van het Nederlands.
Meertaligheid
Voor de goede orde: De Groot pleitte niet voor eentalig (lees: Nederlands) onderwijs. Integendeel: ze pleitte voor meertaligheid. ‘En-en’ dus. Precies dat is namelijk wat critici tegen de borst stuit: Nederlandstalige curricula worden vervangen door Engelstalige, terwijl het naast elkaar zou moeten bestaan. Meertaligheid, zo betoogde De Groot, draagt juist bij aan beter onderwijs. ‘Er zijn sterke aanwijzingen dat bepaalde vormen van meertaligheid leiden tot een verhoogde cognitieve flexibiliteit en creativiteit, een beter ontwikkeld vermogen om concepten te vormen, een betere sturing van de aandacht bij het uitvoeren van talige en niet-talige taken en een groter werkgeheugen,’ zei ze.
Een eenzijdige focus op het Engels belemmert dat, meent De Groot. Bovendien: leiden universiteiten hun studenten ook niet op voor de arbeidsmarkt die in veel gevallen niet genoegen neemt met in het Engels opgedane kennis? ‘Talige beroepen als journalist, politicus, jurist, docent, dominee, dokter en pastoor, ze vragen allemaal om een hoog niveau van argumenteren, redeneren en overtuigen.’
Academische geletterdheid
Om de wat zij noemde ‘academische geletterdheid’ op peil te krijgen, zou er ook tijdens de opleiding gewerkt moeten worden aan de Nederlandse taalvaardigheid van studenten. ‘Dit zou de onderwijskwaliteit in alle onderwijssectoren ten goede komen, en daarmee de taal- en denkvaardigheid in alle maatschappelijke sectoren.’
De groot pleitte dan ook voor ‘een reveil’ van het Nederlandse taalvaardigheidsonderwijs. ‘In dat licht is het verengelsen van zelfs de bacheloropleidingen wel bijzonder merkwaardig. Als de taalvaardigheid in het Nederlands bij een deel van de eerstejaars studenten nu al ondermaats is, dan brengt die verengelsing een reëel risico met zich mee dat het beschikbare taalgereedschap weldra bij het gros van onze studenten ontoereikend is om hun academisch potentieel optimaal te benutten. Een vaak gehoord argument om te internationaliseren is het verbeteren van de onderwijskwaliteit, en het verengelsen van opleidingen wordt als middel ingezet om dat doel te bereiken. Vooralsnog lijkt de kans minstens zo groot dat de kwaliteit van het onderwijs door verengelsing juist verslechtert.’
Als consequentie van haar opvatting zei De Groot zich te realiseren dat buitenlandse staf en studenten Nederlands moeten leren. ‘Dat zou de gewoonste zaak van de wereld moeten zijn.’