Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Marc Kolle (Folia-archief).
opinie

Over diversiteit zal niet snel consensus worden bereikt

Machiel Keestra,
23 januari 2023 - 12:20

De opiniebijdrage die docent ISW Lauren Buijs afgelopen week op Folia plaatste over zijn visie op diversiteit heeft tot felle reacties geleid van voor- en tegenstanders van die visie. Central Diversity Officer Machiel Keestra probeert de zaak in perspectief te plaatsen.

Diversiteit en het diversiteitsbeleid aan de UvA mogen zich al jaren verheugen in grote belangstelling. In Folia, bijvoorbeeld, is het dossier diversiteit het op een – namelijk corona - na omvangrijkste, waarbij diversiteit zich sinds 2011 op een gestage stroom artikelen en ingezonden brieven mag verheugen. Inhoudelijk variëren die 118 bijdragen nogal. Onderwerpen zijn bijvoorbeeld grensoverschrijdend gedrag, de langzame toename van het aantal vrouwelijke hoogleraren, de verandering van Zwarte Piet, racisme en discriminatie, genderneutrale toiletten, diversiteitstrainingen, onderzoeksbeurzen voor ondergerepresenteerde groepen, ondersteuning van studenten en medewerkers met beperkingen, sociale onveiligheid onder studenten, enzovoorts.  Ongeacht deze ruime variatie zijn er met name vier twistpunten die op bijzondere aandacht binnen en buiten de universiteit mogen rekenen, zoals Folia vorige maand nog berichtte in diverse artikelen over dekolonisatie en inclusief lesmateriaal; diversiteit dat meer is dan witte vrouwen aan een baan helpen; er meer is dan een “hij” en “zij”; en iedereen die naar dezelfde wc zou moeten kunnen gaan, lees: genderneutrale toiletten.

Onwennigheid

De opiniebijdrage van Laurens Buijs – die ik overigens een paar maand geleden nog voor een discussiebijdrage op Diversity Day uitnodigde – bevestigt deze bijzondere aandacht voor slechts een aantal van de vele diversiteits-gerelateerde onderwerpen die op de UvA spelen. Met behulp van dierlijke metaforen spreekt hij over diversiteitsbeleid als ‘een paard van Troje’ dat zich als een ‘octopus’ nestelt in de UvA. Hij noemt daarbij ‘woke’ onderwerpen als unconscious bias, microagressies en het dekoloniseren van het curriculum, terwijl de schaduwzijde onbesproken zou blijven.

 

Hij beschrijft dat hij vooral vanwege zijn expertise en bijdragen over homofobie en gender regelmatig te kampen heeft met veroordelingen of erger door mensen die het met zijn analyse en visie niet eens zijn. Erger nog, hij stelt dat de academische vrijheid aan onze universiteit in het geding is, omdat onwelvallige stemmen in het debat over diversiteit, zoals die van hem, het zwijgen lijkt te worden opgelegd. Dat zou heel onwenselijk zijn maar volgens mij is er minder sprake van zwijgzaamheid – opgelegd, of niet – dan van groot ongemak en onwennigheid met betrekking tot deze onderwerpen.

Wetenschappers dienen hun studenten academische vrijheid te bieden in de vorm van een veilige leeromgeving

Academische vrijheid

In een grote universiteit als de onze, met zo’n 50.000 studenten en medewerkers, zullen natuurlijk niet alle gesprekken over diversiteit even gemoedelijk verlopen en zeker over de genoemde twistpunten lopen de emoties soms hoog op. Voor een kennisinstelling als de onze zou daarbij echter de academische vrijheid leidend moeten zijn, zoals Laurens Buijs ook stelt. Het zal echter niemand verrassen dat dit begrip van academische vrijheid zelf op verschillende interpretaties mag rekenen. In het recent verschenen boek What is Academic Freedom? A Century of Debate, 1915 - present beschrijft filosoof Daniel Gordon die variaties, die deels ontstaan zijn in reactie op allerlei vormen van pluralisme in wetenschap en samenleving. Sommige opvattingen richten zich op de scheiding tussen wetenschap en politiek, andere betogen dat academische vrijheid en vrijheid van meningsuiting grotendeels overlappend zijn, terwijl er ook meningsverschillen zijn omtrent de omgang met verschillende publiciteitsmedia, bijvoorbeeld.

 

Twee jaar geleden heeft de KNAW een rapport over ‘Academische Vrijheid in Nederland’ uitgebracht dat een leidraad voorstelt. Dit rapport begrenst academische vrijheid tot het gebied van expertise van de academicus in kwestie en stelt dat die vrijheid met een aantal verantwoordelijkheden komt. Zo veronderstelt academische vrijheid ook het voldoen aan professionele normen en waarden van onderzoek en argumentatie. Een andere verantwoordelijkheid betreft dat we een onderscheid hanteren tussen onze wetenschappelijke inzichten enerzijds en onze mening over mogelijke politieke of beleidsvisies die daarop gebaseerd zouden kunnen worden anderzijds. Als docenten hebben we nog een extra verantwoordelijkheid. In dat geval ‘dienen wetenschappers bovendien hun studenten academische vrijheid te bieden in de vorm van een veilige leeromgeving waarin er ruimte is voor een diversiteit aan benaderingen en waarin discussies respectvol gevoerd worden op basis van argumenten’.

 

Juist als het gaat om onderwerpen zoals culturele en religieuze identiteit of seksualiteit en gender is het soms een uitdaging om die academische vrijheid op een verantwoordelijke manier te gebruiken. Die verantwoordelijkheid is des te groter omdat zulke onderwerpen ook persoonlijk gevoelig liggen. Als docent is het daarom extra belangrijk om onze studenten uit te leggen waarom dit soort onderwerpen meestal tot een diversiteit aan wetenschappelijke visies leidt en consensus daarover niet snel bereikt zal worden. Daarbij is echter ook belangrijk om genoemd onderscheid tussen wetenschappelijke inzichten en meningen over politiek en beleid te hanteren, zelfs al is dat niet altijd gemakkelijk.

Diskwalificaties, zoals dat non-binariteit ‘een lelijk monster’ is en ‘een vorm van waanzin’, horen niet thuis in een academisch debat

Lelijk monster

Gegeven deze normen is het bijvoorbeeld niet correct om te stellen dat het debat over het al dan niet bestaan van non-binariteit wetenschappelijk beslecht zou zijn, zoals Buijs op verschillende plaatsen suggereert. Bovendien horen diskwalificaties, zoals dat non-binariteit ‘een lelijk monster’ is en ‘een vorm van waanzin’, niet thuis in een academisch debat over dit complexe onderwerp. Een verschil van inzicht en mening leidt zo tot een veroordeling die zowel het debat als de onderlinge relaties op onze universiteit een slechte dienst bewijst. In plaats daarvan proberen wij met elkaar op een respectvolle manier ruimte te bieden aan ook deze vormen van diversiteit, in de wetenschap dat laatste woorden daarover nog niet gezegd zijn.

 

Brave space

Ironisch genoeg laten bijdragen zoals die van Laurens Buijs zien wat er jammer genoeg mis kan gaan met dit soort discussies, wanneer daarbij de academische vrijheid en verantwoordelijkheid onvoldoende gerespecteerd wordt. Ik ben het volledig eens met zijn mening dat wij met elkaar niet alleen voor een ‘safe space’ maar ook voor een ‘brave space’ moeten zorgen waarin dwarsdenkers en dissidenten zich kunnen manifesteren – ongeacht of zij allerlei veranderingen in ons toiletgebruik of curriculum bepleiten, dan wel zich juist tegen dat soort vernieuwingen keren. Dat betekent echter nog steeds dat dwarsdenkers, net als wij allen, de academische vrijheid daarbij op een verantwoordelijke en respectvolle manier dienen uit te oefenen. Aangezien het universitaire diversiteitsbeleid ons allen vroeg of laat raakt zullen we elkaar, maar vooral ook onszelf, moeten blijven aanspreken op deze balanceer-act tussen vrijheid en verantwoordelijkheid en werken aan een respectvolle dialoog met elkaar.