Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Marc Kolle (Folia-archief)
opinie

‘Gebrek aan diversiteit is wél een kwalijke zaak’

Marianne Riphagen,
2 oktober 2020 - 14:07

Het lezen van het opiniestuk van hoogleraar Han van der Maas sleurde cultureel antropoloog Marianne Riphagen (AUC) ‘terug in epistemologische debatten die al decennia oud zijn’. ‘Dit meritocratisch denken gaat voorbij aan grote verschillen in het sociaal, cultureel en economisch kapitaal van mensen.’

Alvorens ik mijn bezwaren tegen het betoog van Han van der Maas met u deel, zal ik kort mijn achtergrond schetsen. Ik ben opgeleid als cultureel antropoloog en heb jarenlang onderzoek gedaan met Aboriginal Australiërs. In Australische Aboriginal-gemeenschappen heb ik de gevolgen van racisme, kolonisatie, en sociaal-economische marginalisering van dichtbij gezien. Bij Amsterdam University College (AUC) zet ik mijn antropologische expertise in om samen met collega’s ons diversiteitsbeleid vorm te geven.

 

AUC heeft de afgelopen maanden gewerkt aan de ontwikkeling van een Framework and Action Plan on Diversity, Equity and Inclusion. Dit plan bevat concrete maatregelen die erop gericht zijn diversiteit en inclusie te bevorderen. AUC wil niet alleen divers zijn qua nationaliteit of wetenschappelijke interesses, maar ook een gemeenschap vormen waarin studenten en staf met bijvoorbeeld een Nederlandse migratieachtergrond zich thuis voelen en kunnen excelleren. Dit brengt mij bij het opiniestuk van hoogleraar psychologie Han van der Maas. Ik heb drie tegenwerpingen.

‘Het proces van zelfselectie houdt ongelijkheid in stand. Het bieden van gelijke kansen lost dit niet op’

Toelatingsbeleid

Van der Maas toont in zijn stuk een klassieke vorm van meritocratisch denken. Gloria Wekker et al. beschrijven dit in het bekritiseerde Let’s Do Diversity-report op eloquente wijze. Het idee is dat het bieden van gelijke behandeling en gelijke kansen – bijvoorbeeld door uitsluitend cijfers mee te laten wegen in toelatingsprocedures binnen het hoger onderwijs – effectief is als het gaat om het verminderen van sociale ongelijkheid. Deze manier van denken gaat er echter aan voorbij dat er grote verschillen bestaan in het sociaal, cultureel en economisch kapitaal dat mensen bezitten. Deze verschillen kunnen het zodanig moeilijk maken om kansen te grijpen, dat het problematisch is om te spreken van gelijkheid.

 

Laat mij een voorbeeld geven. Een opleiding met een selectief toelatingsbeleid zorgt ervoor dat de aanvragen die binnenkomen allemaal op dezelfde manier behandeld worden. Wellicht hebben de collega’s die de aanvragen beoordelen zelfs een zogeheten unconscious bias-training gevolgd. Enerzijds is er een witte gymnasiast met hoogopgeleide ouders die bekend zijn met het aanbod van hoger onderwijs in Nederland en de vaardigheden bezitten om een toelatingsprocedure te doorgronden en doorlopen. Misschien dat de cijfers van deze gymnasiast ondanks diverse bijlessen niet excellent zijn, maar hij vertrouwt op zijn potentie en straalt dit ook uit.

 

Anderzijds is er een vwo-scholier met een migratieachtergrond wier ouders Nederlands als tweede, derde of vierde taal spreken. Deze vwo-scholier heeft zich niet alleen door een Nederlands onderwijssysteem geworsteld waarin kinderen met een migratieachtergrond kansenongelijkheid ervaren – wellicht heeft hij boodschappen over ongelijkheid ook geïnternaliseerd – maar heeft ook beperkte kennis van ons hogeronderwijssysteem. Wie zal als eerste een aanvraag indienen bij de toelatingscommissie? Wat ik hier beschrijf is een proces van zelfselectie dat ongelijkheid in stand houdt. Het bieden van gelijke kansen lost dit niet op.

Armoede vs. rijkdom

Van der Maas stelt dat ‘de effecten van gelijke behandeling met vertraging aan het licht komen, in de orde van een of twee generaties’. Ik vind deze suggestie om meerdere redenen problematisch. Allereerst lijkt het mij geen optie om tegen de huidige generatie scholieren, studenten, en docenten met een minderheidsachtergrond te zeggen dat het uiteindelijk allemaal goed komt met hun toegang tot alle lagen van ons hoger onderwijs.
 

Ten tweede roept deze suggestie bij mij herinneringen op aan het trickle-down-effect van welvaart, zoals economen en politici dit in de tweede helft van de twintigste eeuw beschrevenLees hier meer over het trickle-down-effect. Inmiddels weten we dat de aanwezigheid van superrijken en economische groei niet eenvoudigweg resulteert in meer welvaart voor armen of in een inclusieve samenleving.

 

In Australië deed ik tussen 2012 en 2015 onderzoek ik in Mutitjulu, een Aboriginal-woestijngemeenschap gelegen naast een van de grootste toeristische trekpleisters van het land: de rots Uluru (voorheen bekend als Ayers Rock). Lokale Pitjantjatjara-mensen zijn zogeheten traditional owners van Uluru: deze rots staat op Aboriginal land. Ofschoon honderdduizenden toeristen al decennialang jaarlijks Uluru bezoeken en verblijven in een luxe resort, leven de Aboriginalgezinnen van Mutitjulu nog altijd in extreme armoede. Als het trickle-down-effect van rijkdom en economische groei een illusie is, waarom zou beleid ter bevordering van gelijke behandeling dan wel na generaties vanzelf effect tonen?

‘Zodra vrouwen zich op hoge posities bevinden, worden ze regelmatig geconfronteerd met intimidatie en grensoverschrijdend gedrag’

Van der Maas ondersteunt zijn betoog door te verwijzen naar de gestage toename van vrouwen in hoge posities binnen de universiteit. Echter, het is zeer de vraag of we kunnen spreken van een structurele verbetering van de achterstandspositie die vrouwen al decennia ondervinden binnen het hoger onderwijs. Recentelijk zag de Technische Universiteit Eindhoven zich gedwongen voorkeursbeleid te voeren om meer vrouwen op wetenschappelijke posities te krijgen. Zodra vrouwen zich op die posities bevinden, zo toonde een vorig jaar verschenen onderzoek aan, dan worden ze regelmatig geconfronteerd met intimidatie en grensoverschrijdend gedrag. Kortom, de rol van vrouwen binnen de wetenschap vormt vooralsnog geen sterk voorbeeld van positieve effecten van gelijke behandeling.  

 

Zichtbaarheid

Van der Maas stelt dat wij ons moeten richten op gelijke kansen en gelijke behandeling en schrijft: ‘Ongelijke kansen zijn een kwalijke zaak, maar dat geldt niet per se voor gebrek aan diversiteit’. Ik vind dat gebrek aan diversiteit binnen hoger onderwijsinstellingen wel een kwalijke zaak is en dat we daarom actief diversiteit moeten nastreven. Diversiteit is namelijk waardevol. Allereerst is het voor mensen van belang om zich te kunnen herkennen in positieve rolmodellen. In Australië heb ik eindeloos gesprekken gevoerd met Aboriginal-mensen die vertelden over hoe het was om op te groeien zonder op school, in de krant en op televisie succesvolle mensen te zien met dezelfde etnische achtergrond als zij. Door de onzichtbaarheid van Aborigines in de publieke ruimte, bleek het voor deze jonge mensen moeilijk om zich een beeld te vormen wat zij met hun ambitie, kennis en vaardigheden konden bereiken.
 
Voor studenten in Nederland met een migratieachtergrond zal dit niet anders zijn. Zichtbaarheid van diversiteit in de leeromgeving biedt ook deze studenten een kans om zich op te trekken aan mensen die op hen lijken en die een door de samenleving gewaardeerde rol vervullen. Dit kunnen we bereiken door te investeren in excellente docenten van kleur en door het programmeren van extracurriculaire activiteiten, bijvoorbeeld rond Black Achievement Month.

‘Investeer in excellente docenten van kleur en programmeer extracurriculaire activiteiten, bijvoorbeeld rond Black Achievement Month’

Ten tweede heeft onderzoek aangetoond dat diversiteit een rol speelt in het bereiken van excellentie. Richard B. Freeman en Wei Huang (2014) vonden bijvoorbeeld dat wetenschappelijke artikelen die geschreven waren door auteurs met verschillende culturele achtergronden vaker geciteerd werden dan artikelen door auteurs met homogene culturele achtergronden. Ander onderzoek heeft laten zien dat samenwerken in diverse groepen goed is voor de creativiteit en bij kan dragen aan het genereren van onconventionele oplossingen voor problemen. Diversiteit is een asset voor onze collegezalen.


Samenvattend vind ik dus het meritocratisch denken, de veronderstelling dat gelijke behandeling en gelijke kansen vertraagd effect zullen hebben, en het idee dat een gebrek aan diversiteit niet per se een kwalijke zaak is, problematisch.
 

Objectiviteit
Voordat ik afsluit, wil ik echter nog een laatste punt toevoegen. Ik meen dat collega’s zoals hoogleraar Han van der Maas te veel nadruk leggen op het debat omtrent objectiviteit versus interpretivisme. Het lezen van Van der Maas’ opiniestuk in Folia sleurt mij terug in epistemologische debatten die al decennia oud zijn. Bij mij roept de kritiek op het postmoderne denken en het discours omtrent diversiteit de vraag op: what else is new?

 

Het centraal stellen van objectiviteit leidt af van veel belangrijkere vragen, zoals: welke rol en verantwoordelijkheden hebben universiteiten als het gaat om het tegengaan van sociale ongelijkheid? Wat zouden hoger onderwijsinstellingen moeten doen om sociale verandering te bewerkstelligen? Waarom zouden we niet actief werken om onze universiteiten tot een afspiegeling van de samenleving te maken?
 
Marianne Riphagen is Head of Studies Academic Core bij het Amsterdam University College.