De mensen die over diversiteit aan de UvA denken lijden aan een gebrek aan ‘viewpoint diversity’, vindt hoogleraar psychologie Han van der Maas. ‘Vermomd als vehikel tot gelijkwaardigheid en solidariteit, wordt een aanval uitgevoerd op de fundamenten van de moderne wetenschap.’
Sinds de Maagdenhuisbezetting van 2015 staat het thema diversiteit op de universitaire agenda. Er zijn vele diversity officers aangesteld, er zijn werkgroepen en allerhande notities. Op het eerste gezicht is deze ontwikkeling positief. Veel plannen die in het diversiteitbeleid staan, over omgangsvormen op de werkvloer, mentoring, outreach naar middelbare scholen, steun aan eerstegeneratie- en internationale studenten zijn belangrijk. Ook met de nota diversiteit van de UvA is ogenschijnlijk weinig mis.
Maar toch maak ik mij zorgen. De dominantie van het activistische en postmoderne identiteitsdenken ontneemt velen de lust om deel te nemen aan het debat over diversiteit. Ik vind Folia, als de universiteitskrant van de UvA, een uitstekend medium om deze publieke discussie aan te gaan, die naar ik hoop breed en in goede verstandhoudingen gevoerd kan worden. Ik formuleer drie zorgen die hopelijk aanleiding geven tot open debat.
Gelijke uitkomst of gelijke kansen
Het eerste dat ik wil opmerken is dat het beleid ter bevordering van gelijke behandeling en gelijke kansen niet in 2015, bij de laatste bezetting van het Maagdenhuis, gestart is. De emancipatie van allerlei ondervertegenwoordigde groepen staat al decennia hoog op de agenda van de UvA. Op alle niveaus, van de grondwet tot de UvA-reglementen, zijn waarborgen ingebouwd tegen discriminatie, seksisme en racisme.
Deze waarborgen zijn behoorlijk effectief gebleken. Grondleggers van de huidige diversiteitbeweging en activisten aan de UvA schilderen de situatie in Nederland en aan de UvA vaak af als meer dan verschrikkelijk. Maar in het Nederland van nu is de graad van discriminatie, seksisme en racisme historisch laag, in vergelijking met vele andere landen en ook met de situatie in Nederland een eeuw geleden (toen het actief stemrecht van vrouwen nog bevochten moest worden). Het beeld dat bijvoorbeeld geschetst wordt door collega’s van de politicologieafdeling in een verklaring in Folia – waarin wordt gesteld dat de UvA ‘gefaald’ heeft op dit gebied – deel ik dan ook niet, ook om redenen gegeven in het commentaar van Maxim Februari.
De sociale mobiliteit in Nederland is beter dan ooit, de toegang tot hoger onderwijs is veel beter dan zeg vijftig jaar geleden. Zonder achteruit te leunen, mogen we best blij zijn met wat er al is bereikt en voortbouwen op deze successen.
We moeten ons daarbij realiseren dat de effecten van gelijke behandeling met vertraging aan het licht komen, in de orde van een of twee generaties. Bijvoorbeeld het aantal vrouwen in hogere posities, ook aan de UvA, stijgt langzaam maar gestaag. Hierin is Nederland overigens geen koploper, mogelijk omdat Nederland wereldkampioen deeltijdwerken is. Dat dit proces tijd kost betekent niet dat individuen met welke identiteit dan ook op hun beurt moeten wachten. Maatregelen ter bevordering van gelijke behandeling en gelijke kansen hebben mijn steun.
In mijn vakgebied, de psychologie, is enorm veel onderzoek gedaan naar vooroordelen. We lijden aan allerlei vormen van biasHier is een imposante lijst te vinden: List of cognitive biases, waaronder vooroordelen over andere groepen. Racisme is voor een belangrijke deel een psychologisch fenomeen. Het is geen wittemannenafwijking, het is een menselijk onvermogen. Ook vrouwen discrimineren vrouwen, tenminste als ze niet twee keer nadenken. Bij de inrichting van selectieprocedures moet hiermee rekening gehouden worden, een punt waarop ik terugkom in de conclusies.
De nadruk op diversiteit, in plaats van gelijke behandeling en gelijke kansen, is in mijn ogen ongelukkig omdat diversiteit over uitkomsten gaat. Gelijke behandeling en gelijke kansen leiden niet per se tot gelijke uitkomsten, in iedere geval niet op korte termijn. Ongelijke kansen zijn een kwalijke zaak, maar dat geldt niet per se voor gebrek aan diversiteit. Diversiteit kan om allerlei redenen wel nagestreefd worden maar moet niet worden afgedwongen.
Relevant is de discussie over de Gender-equality paradox. Er zijn weinig aanwijzingen voor verschillen in intellectuele capaciteiten tussen mannen en vrouwen, maar wel voor verschillen in interesse en voorkeuren. Dit verklaart mogelijk dat in landen met meer gelijkheid de verschillen in studiekeuze vaak groter zijn. Dit effect is niet onomstreden maar het speelt naar mijn idee een grotere rol bij de verklaring van de ongelijke studievoorkeur voor UvA studies als pedagogiek (5-10 procent jongens) en informatica (5-10 procent meisjes) dan ongelijke behandeling of ongelijke kansen.
Een laag percentage vrouwelijke hoogleraren in de wiskunde is misschien uit diversiteitsoogpunt onwenselijk maar niet meteen bewijs voor discriminatie zolang a) vrouwen in de wiskunde in hun carrière (die al in het basisonderwijs begint) niet ongelijk behandeld worden, en b) gelijke kansen krijgen bij gelijke capaciteiten. Ook ik zou liever een gelijkere verdeling zien, maar een ongelijke uitkomst is eenvoudigweg geen bewijs van ongelijke behandeling.
Uiteraard kunnen interesses en preferenties veranderen. Zo zien we de laatste tien jaar een forse stijging in de interesse voor bètastudies zowel onder meisjes en jongens. Op termijn zal dit leiden tot meer diversiteit. Ditzelfde geldt voor de vertegenwoordiging van etnische minderheden in de studentpopulatie. Die blijkt volgens een nog ongepubliceerd rapport van het Kohnstamm Instituut, geschreven in opdracht van de UvA, al divers te zijn. Een etnisch divers hoogleraarsbestand zal nog wel even op zich laten wachten, maar we moeten onder ogen zien dat zoiets afdwingen met quota ook averechts kan uitpakken.
(Lees verder onder de afbeelding)
Anti-wetenschappelijke ideologie
De kern van mijn tweede zorg is dat het diversiteitdenken onderdeel is van een ideologie die sterk neigt naar de afwijzing van wat ik zie als wetenschappelijke basisprincipes. De diversiteitsbeweging, zeker aan de UvA, is sterk geïnspireerd door het werk en het diversiteitsrapport geschreven onder voorzitterschap van Gloria Wekker. Ik vrees dat sommige universitaire bestuurders onvoldoende bekend zijn met Wekkers wetenschapsfilosofische denkbeelden. Bijvoorbeeld, één van haar uitspraken (in Vrij Nederland) is:
‘Ik ben niet van de objectiviteit. Dat is óók een reden waarom mensen betwijfelen of ik een echte wetenschapper ben. In een heleboel kritische wetenschappen, zoals genderstudies en culturele studies, is dat ideaal van de objectiviteit allang achterhaald. Wij zeggen: die objectiviteit is een schaamlapje voor de posities die mannen innemen.’
Dat laatste is zonder meer leuk gevonden, maar de afwijzing van objectiviteit is wel zorgelijk, alleen al omdat ze paradoxaal is. In het postmoderne identiteitsdebat is identiteit subjectief en fluïde, behalve voor de identiteitsdenker zelf, want die heeft dé waarheid in pacht en weet precies wat diversiteit is, en hoe deze vorm moet krijgen. Feiten zijn sociaal geconstrueerd, ‘gesitueerd’, relatief, en subjectief, maar zijn tegelijkertijd onbetwistbaar als ze de eigen mening onderschrijven. Als we alles op die manier politiseren, dan doen we de principes waarop onze academie gevestigd geen recht.
Wekker en anderen willen de moderne, naar objectieve kennis strevende, wetenschap vervangen door een relativistische wetenschap die naar mijn idee riskante parallellen vertoont met het Trumpiaanse denken. De behandeling van feiten als willekeurig te kiezen standpunten in het debat – een soort van ‘alternative facts’ – is zeer onwenselijk. Universele, gedeelde waarden die moeten verbinden bestaan in dit wereldbeeld niet meer: het gaat enkel en alleen om ‘gesitueerde’ kennis waarbij de uiterlijke kenmerken van het lichaam, zoals huidskleur en sekse, leidend zijn voor wat iemand wel of niet mag vinden. Juist de rationele en humanistische uitgangspunten van de wetenschap waar wij voor moeten staan vormen de bakermat van de moderne maatschappij waarin gelijke behandeling en gelijke kansen in de grondwet verankerd zijn. Het seculiere en rationele verlichtingsdenken is van ongekende waarde geweest voor de emancipatie van minderheden.
In navolging van Wekker roepen verschillende diversity officers van de UvA op tot dekolonisatie van het onderwijs en onderzoek. Als dit alleen ging om voldoende aandacht voor onderbelichte wetenschappelijke perspectieven in het onderwijs, of bijvoorbeeld de eenzijdige WEIRDWEIRD staat hier voor Western, educated, industrialized, rich, and democratic. samenstelling van steekproeven in psychologisch onderzoek, dan is dit een goed initiatief. Natuurlijk verdient het verschrikkelijke koloniale verleden van Nederland aandacht en speelt dit verleden ook nu een rol, maar het is niet de alles verklarende factor in de huidige maatschappelijke ontwikkelingen. Om de voortduring van de achtergestelde positie van de zwarte bevolking in de VS te verklaren is bijvoorbeeld de War on Drugs volgens mij een belangrijke en onderbelichte factor. Het eenzijdig benadrukken van slechts het slavernijverleden kan ons het zicht ontnemen op andere belangrijke mechanismen die tot achterstelling leiden.
In ons onderwijs mag de wetenschappelijk inhoud van onderzoek niet bepaald worden door politiek of activisme. In goed onderwijs worden verschillende perspectieven, indien die er zijn en voldoende wetenschappelijke grondslag hebben, besproken. Dat er verschillende perspectieven bestaan maakt die perspectieven echter niet vanzelf gelijkwaardig. Ik weet niet of men in de natuurkundeopleiding serieus aandacht moet besteden aan de platteaardetheorie, of in de geneeskunde aan allerhande alternatieve geneeswijzen. De dominante theorie of werkwijze wordt wel altijd de maat genomen, dat is een belangrijk onderdeel van kritisch denken, maar dat betekent niet dat alle benaderingen gelijkwaardig zijn.
Wie denkt dat het beeld dat ik schets van de ‘dekolonisering’ van het onderwijs overtrokken is, raad ik aan de literatuurlijst van de ‘Decolonization toolkit’ die de UvA ontwikkelt eens te bestuderen. Deze literatuur suggereert dat de radicale elementen in het diversiteitsdenken een hoger doel lijken te hebben: de hele wetenschappelijke methode, volgens hen een vorm van ‘epistemic violence’, moet van de baan. Het diversteitsdenken wordt zo een Paard van Troje. Vermomd als vehikel tot gelijkwaardigheid en solidariteit, wordt een aanval uitgevoerd op de fundamenten van de moderne wetenschap, waar velen van ons met hart en ziel aan werken.
Identiteitsdenken pakt verkeerd uit
Mijn derde zorg is de toenemende acceptatie van het identiteitsdenken. Een kernbegrip in de diversiteitsbeweging is intersectionaliteit, waarbij individuen worden gedefinieerd aan de hand van ras, klasse, genderidentiteit, seksuele voorkeur en de statistische interacties tussen deze variabelen. Macht is hierin de maat der dingen in de zin dat alle maatschappelijke verhoudingen in termen van machtsstructuren worden benoemd.
Ik vind het bedenkelijk dat in de UvA allerhande inclusiviteitstrainingen worden opgezet geënt in deze anti-positivistische traditie (zoals de omstreden Critical Race TheoryLees hier meer over de Critical Race Theory.), die mensen reduceert tot hun gender, huidskleur of geaardheid. Mijn identiteit is teruggebracht tot die van witte man, of ik het daar nu mee eens ben of niet. Al mijn commentaar is verificatie van de theorie zelf omdat ik volgens de theorie enkel poog mijn macht te behouden (zie bijvoorbeeld het bovenstaande citaat van Wekker).
(Lees verder onder de afbeelding)
Zelfs kritiek ingebracht door niet-geprivilegieerde individuen lijkt niet meer te beklijven in dit debat, want zij worden weggezet als niet ‘woke’. Deze intersectionele theorie is daarmee niet falsificeerbaar, want al mijn tegenwerpingen zijn wederom verklaarbaar vanuit de theorie: welk argument ik ook aandraag, het kan van tafel worden geveegd vanwege alleen mijn huidskleur en sekse. Dit verdedigingsmechanisme deelt deze theorie overigens met de psychoanalyse, waar kritiek op Freud een vorm van weerstand is, maar ook met allerhande vormen van complotdenken.
Een opmerkelijk voorbeeld, eerder dit jaar, is een lezing van Adolf Reed – een zwarte hoogleraar en overtuigd marxist. Deze werd ‘gecanceld’ omdat hij pleitte voor ‘multicultural organizing’, in de strijd voor een eerlijke samenleving. Volgens zijn (overigens eveneens erg linkse) tegenstanders is dit ‘reactionary, class reductionist and at best, tone deaf’. Maar Reed maakt een goed punt. Uit kwantitatief sociologisch onderzoek blijkt steeds weer dat armoede of het opleidingsniveau van de ouders essentieel is. Voor een witte jongen uit een kansarm gezin is de toekomst onzekerder dan voor een Marokkaans meisje met hoogopgeleide ouders.
In de ideale maatschappij zijn we kleurenblind. Kleur, sekse, gender, seksuele voorkeur, etc. spelen geen enkele rol in selectieprocessen of op de werkvloer. Het paradoxale is dat de diversiteitsdenkers, om dit te bereiken, juist voorstellen om ‘kleuren’ te benadrukken. Zo zal de UvA mogelijk op instigatie van de diversiteitsbeweging, en in navolging van Amerikaanse universiteiten, de etniciteit van medewerkers en studenten registreren, en liggen er al voorstellen om curricula en syllabi op diversiteit te scannen. De resultaten zullen ingezet worden voor een beleid van positieve discriminatie. Maar we mogen niet terzijde schuiven dat positieve discriminatie wel degelijk een vorm van discriminatie is. In de VS heeft dit al geleid tot onverkwikkelijke rechtszaken, zoals de Harvard admission lawsuit. Deze specifieke zaak is markant omdat, volgens de klagers, de ene minderheidsgroep (Aziatisch) benadeeld wordt ten voordele van andere minderheidsgroepen door Aziatische Amerikanen systematisch lager te laten scoren op persoonlijkheidstrekken.
Het is zodoende de vraag of de toenemende nadruk van de diversiteitsbeweging op ras en huidskleur zo verstandig is, ook al gebeurt dit vanuit goede intenties. Het leidt tot extreme polarisatie in de samenleving. Het is verontrustend dat het identiteitsdenken populair is in zowel extreemlinkse als extreemrechtse kringen. Kansarme ‘witten’ maken zich zorgen over de nieuwe spelregels. Politici als Wilders en Baudet spelen hier handig op in. In het intersectioneel potje armpje drukken winnen de populisten, die in veel Westerse landen steeds meer politieke macht vergaren. Als iemand schittert in de slachtofferrol is het Wilders wel.
Gelijke kansen
De diversiteitscommissies lijden momenteel aan een gebrek aan ‘viewpoint diversity’. Ik vind dat we goed personeelsbeleid nodig hebben, dat gebaseerd is op gelijke behandeling en gelijke kansen. Deze visie, die velen met mij delen, zou in de diversiteitscommissies vertegenwoordigd moeten zijn. Goed personeelsbeleid houdt in dat leidinggevenden getraind worden in jaargesprekken en versterkt worden in hun rol in de loopbaanbegeleiding. Die is specifiek belangrijk als studenten en medewerkers uit gezinnen komen zonder academische achtergrond (eerstegeneratieacademici).
De UvA zou bijvoorbeeld ook moeten onderzoeken of vrouwen in gelijke functies en met gelijke ervaring minder betaald krijgen dan mannen. Zo ja, geef deze vrouwen dan een salarisverhoging. Dat is eerlijk. Ook de begeleiding van het zwangerschapsverlof kan beter. Betere voorzieningen voor ouders om werk en gezin te combineren, zullen bijdragen de enorme werktijdkloof tussen mannen en vrouwen in Nederland te verkleinen, wat kan bijdragen aan een betere doorstroming naar hogere functies.
We hebben geen intersectionele quota nodig voor sollicitatiecommissies maar goed getrainde sollicitatiecommissies die werken met heldere criteria. Dit beperkt de rol van vooroordelen. In veel selectieprocessen viert amateurisme nu hoogtij. Dit moet echt op de agenda. De selectie van studenten voor opleidingen zou ‘blind’ moeten verlopen. Alleen objectieve criteria, bijvoorbeeld het eindexamencijfer, moeten een rol spelen. Competentie blijft maatgevend. Interviews en motivatiebrieven dragen weinig bij en verhogen de kans op bias. Bij gelijke geschiktheid dient er geloot te worden.
Het forceren van gelijke uitkomsten in plaats van gelijke kansen is onverstandig. De UvA moet de druk weerstaan ons te vragen onze seksuele voorkeur, etniciteit, geboorteland, genderidentiteit, religie, handicaps, en economische achtergrond te laten registreren. Los nog van de privacybezwaren tegen deze registratie, is dit een gevaarlijke stap richting polarisatie met tegenstelde effecten. Het uitgangspunt dat wie je bent en wat je gelooft er niet toe doet voor je wetenschappelijke waardering is een kernwaarde van ons systeem, waarop we geen compromissen mogen sluiten.
In het onderwijs en onderzoek moet de UvA afstand nemen van de radicale varianten van de diversiteitsideologie en zich richten op verstandig beleid dat gebaseerd is op gelijke kansen en gelijke behandeling. De wetenschapsfilosofie van de grondleggers van het diversiteitsdenken ondermijnt juist de enorme sociale voortuitgang die we in de laatste eeuw in Nederland en vele andere landen gezien hebben. We moeten identiteitsdenken vermijden zowel ter linker- als ter rechterzijde. Goed onderwijs is inclusief, goed personeelsbeleid is eerlijk, voor iedereen.
Met dank aan Esmé Bosma, Annemie Ploeger, Pieter Lagerwaard en Denny Borsboom voor hun rol in de totstandkoming van dit artikel.
Han van der Maas is hoogleraar psychologie en actief bij de Amsterdamse Academie, een partij in verschillende ondernemingsraden van de UvA.