Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Daniël Rommens
opinie

‘De medezeggenschap aan de UvA heeft nog steeds te weinig invloed’

Iris Breetvelt,
6 april 2018 - 15:37

De medezeggenschap aan de UvA functioneert verre van perfect, schrijven zes leden van verschillende UvA-ondernemingsraden. ‘Sommige bestuursstandpunten lijken boven elke twijfel verheven en daardoor onbespreekbaar.’

Als we het stuk van De Amsterdamse Academie (DAA) van gisteren lezen, zien we dat DAA het kennelijk moet hebben van ‘negative campaigning’. Dit doet ze door de tegenpartij – in de vorm van vakbondskieslijsten met Rethink-aanhangers – te diskwalificeren. Van een eigen voorgenomen inzet, anders dan medewerking met het bestuur, blijkt immers weinig.

 

Dat is niet verwonderlijk, want de startpositie van DAA is vertrouwen in ons universitaire bestuur. DAA stelt zich bovendien ten doel toekomstige academische bestuurders op te leiden; posities in de medezeggenschap zijn daartoe het voorportaal. Dit wijst op een fundamenteel verkeerd begrip van de rol van medezeggenschap. Pikant detail is dat een bestuurslid van DAA tevens vice-decaan van de FMG is; over verstrengeling van rollen gesproken… Een ondernemingsraad die één is met het bestuur representeert juist het probleem dat Früchtl in zijn Parool-artikel stelt en is in het licht van de de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) een aanfluiting.

‘De Amsterdamse Academie moet het kennelijk hebben van negative campaigning. Van een eigen voorgenomen inzet, anders dan medewerking met het bestuur, blijkt immers weinig’

Nauwelijks invloed op belangrijke dossiers

Gezagsgetrouw als DAA is, verzuimt ze in te gaan op belangrijke dossiers waarin van wezenlijke invloed van de medezeggenschap nauwelijks sprake is. Dit geldt voor de terugdringing van de flexschil waar de COR in 2013 middels een feitelijk onderbouwd initiatiefadvies om verzocht heeft en waarover in het kader van het tienpuntenplan twee jaar met het bestuur tevergeefs is overlegd. Het resultaat is dat louter de universitaire cao wordt nageleefd. Dat kan uiteraard moeilijk anders.


Früchtl heeft gelijk met zijn stelling dat de top-down besturingsstructuur onveranderd is gebleven, zoals zich laat aflezen uit het UvA-besturingsmodel uit 2012. In het referendum kon de academische gemeenschap zich uitspreken over vier bestuursmodellen. Het meest conservatieve ‘blauwe model’In dat model hadden ondernemings- en studentenraden op universiteits- en op faculteitsniveau een beperkte adviserende en bijsturende rol. had de voorkeur van slechts 34 procent van de werknemers. Dat daarmee dan verder wordt gegaan is een alles behalve vanzelfsprekende gang van zaken. DAA kan zich hierin uiteraard prima vinden want zij gaat uit van het huidige efficiënte besturingsmodel, zoals een bestuurslid, tevens OR-kandidaat bij Folia beweerde.

 

Verzwakking medezeggenschap
Het feit dat de werkgroep die het Advies sterke medezeggenschap onlangs uitbracht, was samengesteld uit bestuurs(staf)leden zonder een zittend COR- of OR-lid, zegt veel. De inhoud van dit advies biedt weinig hoop op datgene wat de titel suggereert. De voorgestelde beperking van de zittingsduur en aantal termijnen van OR-leden resulteert in verlies van moeizaam opgedane kennis en zal bij sommige faculteiten tot nog meer onbezette zetels leiden. De invloed van de medezeggenschap zal er eerder door af- dan toenemen.

‘Nog steeds geldt dat de Maagdenhuisbezetters de deur naar voortschrijdend inzicht hebben opengezet’

In plaats van de COR te faciliteren met digitale middelen om met haar achterban te communiceren, heeft het bestuur denkmee.uva.nl opgericht als digitaal platform voor interactief meedenken over sommige dossiers; best slim, maar dat leidt niet tot versterking van de medezeggenschapsraden en evenmin tot meer invloed. Voor inbreng via denkmee.uva.nl gelden immers geen wettelijke bevoegdheden.

 

Geen open debat
Natuurlijk kunnen leden van de medezeggenschap initiatieven ontplooien in de zin van initiatiefadviezen, maar daarmee is invloed nog niet een feit. Het feit dat op twee terreinen, de UvA-begroting en opleidingscommissies, de instemmingsrechten wettelijk zijn uitgebreid wil beslist niet zeggen dat er meer invloed is. Een gebrek aan invloed voortvloeiend uit een gebrek aan open debat is wat veel OR- en COR-leden bij herhaling ervaren, en studentenpartij De Decentralen deed besluiten zich terug te trekken uit de medezeggenschap. Zo kon naar onze mening over een (gedeeltelijke) interne arbeidsmarkt voor wetenschappelijk personeel als oplossing voor het tekort aan loopbaanperspectief geen open debat gevoerd worden.

 

Sommige bestuursstandpunten lijken boven elke twijfel verheven en daardoor onbespreekbaar. Weging van standpunten en argumenten van belanghebbenden in debat levert een gerechtvaardigd vertrouwen of wantrouwen als bijverschijnsel op. Vertrouwen is dan ook niet het uitgangspunt. Het uitgangspunt blijft de rationele discussie.

Nog steeds geldt dat de Maagdenhuisbezetters de deur naar voortschrijdend inzicht hebben opengezet. De vier voorgestelde besturingsmodellen waarover het referendum werd gehouden, alsmede het herziene allocatiemodel getuigden van zulk inzicht.

 

Iris Breetvelt werkt bij het Kohnstamm Instituut en is lid van de Centrale Ondernemingsraad, René Hulst is docent sociale wetenschappen en is lid van de ondernemingsraad van de FMG, Maurice Koster is universitair hoofddocent economie en lid van de ondernemingsraad van de FEB en de Centrale Ondernemingsraad, Breanndán Ó Nualláin is docent informatica en voorzitter van de Centrale Ondernemingsraad, Maarten Terpstra is medewerker Studenten Services en lid van de GOR en Jacques Wirken is docent Europese geschiedenis aan de rechtenfaculteit en lid van de ondernemingsraad van de FdR en de Centrale Ondernemingsraad.