Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
Democratische jongeren
Foto: Crea
wetenschap

Ja, jongeren steunen de democratie, maar er blijft een grote onderwijskloof zichtbaar

Tijmen Hoes Tijmen Hoes,
17 maart 2025 - 08:00

Al voor de middelbare school slaat de onderwijskloof genadeloos en bijzonder hardnekkig toe, zo blijkt uit onderzoek van promovendus Laura Mulder. ‘Vmbo’ers hebben minder steun voor de democratie dan vwo’ers.’

Terwijl de politiek in grote delen van de wereld zich al een paar jaar steeds autoritairder opstelt, lijken Nederlandse jongeren de democratie nog altijd een onverminderd warm hart toe te dragen, zo blijkt uit onderzoek van promovendus Laura Mulder. Donderdag 20 maart verdedigt zij het proefschrift Mind the gap! Inequalities in democratic support among adolescents. Folia ging met haar in gesprek.

 

Met het democratisch ethos van Nederlandse jongeren zit het dus wel goed?

‘Dat klopt. Ik heb gekeken naar verschillende databronnen van jongeren van middelbare schoolleeftijd, 12 tot 18 jaar dus, en daaruit blijkt dat een grote meerderheid van 84 procent vindt dat de democratie de beste bestuursvorm is. Ook voor democratische waarden als vrijheid, gelijkheid en meerderheidsbesluitvorming is onder jongeren gemiddeld genomen veel steun.’

 

‘Over het algemeen worden alternatieve bestuursvormen door jongeren dan ook afgewezen. Er is een klein deel dat een voorkeur heeft voor het implementeren van technocratische of autocratische elementen, maar dan wel binnen de grenzen van de democratie.’

Laura Mulder
Foto: Laura Mulder
Laura Mulder

Geen vuiltje aan de lucht dus?

‘De grootste zorg zit niet in de hoogte van de steun voor de democratie, maar in de ongelijkheden in die steun. Al op 12-jarige leeftijd is er een hardnekkige opleidingskloof zichtbaar, waarbij jongeren die op de havo of het vwo zitten aanzienlijk meer bij de politiek betrokken zijn dan vmbo-leerlingen. Als je bijvoorbeeld kijkt naar stemintentie, zegt 51 procent van de vmbo’ers van plan te zijn later te gaan stemmen, tegenover 76 procent van de vwo’ers. Dit soort verschillen zie ik eigenlijk in vrijwel ieder element van het onderzoek terugkomen.’

 

‘Dat onderscheid bestaat dus al op zeer jonge leeftijd, en kan dus niet alleen door het type onderwijs worden veroorzaakt. De oorsprong van die verschillen moet dus al voor de middelbare school liggen.’

 

Zit dat ‘m dan in de thuissituatie?

‘Het feit dat er al zulke grote verschillen zijn in democratische steun, vóórdat er een schifting is gemaakt in het onderwijs, impliceert in ieder geval dat er in de sociale achtergrond het een en ander gebeurt. Je kan dan denken aan de thuissituatie of verschillen op de basisschool. In sommige gezinnen worden kinderen van jongs af aan bekend gemaakt met de politiek, worden zij meegenomen naar het stemhokje en wordt er aan de eettafel over politiek gesproken, terwijl in andere gezinnen het idee wordt meegegeven dat de politiek niks voor ‘ons type mensen’ is, politici zakkenvullers zijn en stemmen geen zin heeft. Als kinderen uit dat tweede type gezin minder vaak gaan stemmen heeft dat negatieve gevolgen voor die groep.’

Groepen die minder betrokken zijn bij de democratie, en dus niet stemmen, worden minder goed vertegenwoordigd

Welke effecten zijn dat?

‘Groepen die minder betrokken zijn bij de democratie, en dus minder vaak stemmen, worden minder goed vertegenwoordigd. Daardoor worden hun belangen slechter behartigd en werkt de democratie minder goed voor hen.’

 

Kan het onderwijs hier iets tegen te doen?

‘Ik heb in mijn onderzoek ook gekeken naar het effect van het eendaagse burgerschapsprogramma van ProDemos, en daaruit blijkt dat één zo’n dag een blijvende invloed heeft op de politieke kennis van jongeren. Wel blijkt het lastig om de ongelijkheden te verkleinen, maar dat valt misschien ook niet te verwachten van een eendaags programma.’

 

Hoeveel zegt het nu eigenlijk als een 13-jarige aangeeft steun te hebben voor de democratie?

‘Kinderen van die leeftijd zijn echt wel serieus bezig met politieke thema’s, alleen nog niet in onze termen. Daarom gebruik ik geen ingewikkelde woorden als ‘bestuursvorm’ of ‘politici’, maar vraag ik in begrijpelijke taal naar die onderwerpen. Zij zijn zeker bezig met politieke thema’s, alleen geven zij daar zelf niet het label ‘politiek’ aan. De term politiek associëren zij

soms met iets saais, maar door slim door te vragen blijkt dat jongeren er eigenlijk wel degelijk mee bezig zijn.’

 

Toch zijn de ongelijkheden dus groot. Waar valt de meeste winst te behalen?

‘In mijn proefschrift noem ik een aantal opties. Zo zou het burgerschapsonderwijs geïntensiveerd kunnen worden, en de burgerschapsprogramma’s beter geïntegreerd kunnen worden in het lesprogramma. Bijvoorbeeld door niet alleen bij de Tweede Kamer op bezoek te gaan, maar ook bij een gemeentehuis, of de rechtbank. Zo kunnen kinderen op verschillende momenten proeven aan deze democratische instituten. Om de kloof te dichten is het vooral belangrijk om op de vmbo’ers en mbo’ers inzetten. Zij hebben het meeste baat bij burgerschapsonderwijs, maar krijgen het het minst.’

 

‘Ook interessant is het verlagen van de stemgrens. Die ligt nu natuurlijk op 18 jaar, het moment waarop veel leerlingen de middelbare school hebben verlaten. Als je die grens naar voren haalt, kunnen scholen ook veel directer aandacht besteden aan verkiezingen, en jongeren meenemen in het proces van hun eerste keer stemmen. Die eerste keer stemmen blijkt namelijk van groot belang om van stemmen een gewoonte te maken.’

website loading