Na bijna twee weken overleg op de klimaattop in Bakoe is er op de meeste agendapunten nog altijd geen besluit genomen. Hoe kijkt UvA-klimaatjurist Joyeeta Gupta naar de top? ‘Langzaam verliezen de rijke landen aan macht. Uiteindelijk zijn de ontwikkelingslanden met zes miljard mensen.’
Of er in Bakoe een duidelijk besluit zal vallen over wie de rekening van klimaatverandering gaat betalen? UvA-hoogleraar milieu en ontwikkeling in het mondiale Zuiden Joyeeta Gupta (60) schat die kansen klein in, op de donderdagochtend van de tweede week van de klimaattop in Bakoe. ‘Maar de onderhandelingen zijn totaal onvoorspelbaar,’ voegt ze daar gelijk aan toe. ‘Het zal niet de eerste keer zijn dat er op de valreep toch nog een doorbraak komt omdat er emotionele wapens in de strijd worden gegooid, zoals in Kyoto en op Bali het geval was.’
De klimaattop is een conferentie van de Verenigde Naties die voor het eerst in 1995 in Berlijn plaatsvond. Het doel van de top is om wereldwijd afspraken te maken om klimaatverandering een halt toe te roepen. 198 landen nemen deel en dat is uniek: geen enkele andere bijeenkomst ter wereld trekt zoveel landen.
Gupta kent de klimaattops van binnenuit. Als rechtenpromovendus aan de VU in de jaren negentig bezocht ze meerdere klimaatconferenties en ook vanuit haar positie bij het VROM, het voormalige ministerie van milieu was ze bij veel overleggen betrokken. ‘Zo’n klimaattop is echt een circus. Naast de delegaties van 198 landen zijn er ook allerlei wetenschappers, ngo’s en bedrijven aanwezig die er zakendoen.’
De olifant in de kamer
Het belangrijkste doel van de top in Bakoe is klimaatfinanciering: geld dat de rijke landen die klimaatverandering veroorzaken moeten betalen aan arme landen die lijden onder de gevolgen ervan. Naar die ongelijkheid doet Gupta onderzoek aan de UvA.
En dat onderzoek laat onder andere zien dat 80 procent van de resterende fossiele brandstofbronnen in ontwikkelingslanden liggen. Om klimaatopwarming tot 1,5 ℃ te beperken moeten het groostste deel van die bronnen onder de grond blijven. Met andere woorden: ontwikkelingslanden mogen het olie en gas onder de grond niet aanboren en lopen daardoor enorm veel inkomsten mis. Tegelijkertijd ervaren ze al wel de gevolgen van de uitstoot van ontwikkelde landen die die bronnen al verbruikt hebben. Gupta: ‘Ontwikkelingslanden worden dus aan twee kanten tekortgedaan en daarom zijn ze zo boos.’
Die ongelijkheid beschreef Gupta al in haar proefschrift. Rijke landen zijn aansprakelijk voor klimaatverandering en zullen een compensatie moeten betalen, het argument dat ontwikkelingslanden nu ook in op tafel leggen in Bakoe. Gupta: ‘Dat argument werd toentertijd afgedaan als iets onbelangrijks, maar dat wordt steeds serieuzer genomen. Langzaam verliezen de rijke landen aan macht. Uiteindelijk zijn de ontwikkelingslanden met zes miljard mensen.’
Tegelijkertijd verloopt de discussie over geld nog uiterst stroef in Bakoe. En bovendien is het op de verkeerde doelen gericht volgens Gupta. ‘De financiering is bedoeld voor klimaatadaptatie, om de gevolgen van klimaatverandering tegen te gaan, zoals het bouwen van dijken. Terwijl er ook geld vrij moet komen om van fossiele brandstoffen af te kunnen stappen, om te investeren in openbaar vervoer en hernieuwbare energie.’
Dat wordt nog nauwelijks gedaan volgens Gupta. Er is een initiatief, de Just Energy Transition Partnership, waar rijke landen geld investeren in zes landen, waaronder Zuid-Afrika, Vietnam en Indonesië om bij te dragen aan de energietransitie. Maar dat geld kwam uiteindelijk vooral in de vorm van zakelijke leningen – geen gift dus – en werd gebruik om over te stappen van kolen naar gas.
Afstappen van fossiele brandstoffen is volgens Gupta de grote olifant in de kamer. ‘Het is nog op geen enkele klimaattop zo direct aan bod gekomen. Rijke landen willen het niet op de agenda hebben. Maar ook China en India bijvoorbeeld niet vanwege de enorme voorraad steenkool in die landen. Logisch, want als je stopt met fossiele brandstoffen ontstaat er heel veel werkloosheid en zijn er hoge infrastructurele kosten. Niemand wil dat betalen. Maar het moet, anders komen we nooit verder met hernieuwbare energie. Daar moet een besluit over komen. En duidelijke afspraken over wie er gaat betalen en hoeveel.’
‘Iedereen doet wat’ is niet genoeg
Als het gaat over het nakomen van de afspraken die tijdens de klimaattop gemaakt worden, is Gupta somber. ‘Er is afgesproken dat alle landen inzetten op educatie op het gebied van klimaat. Maar hoeveel begrip heeft de Nederlandse regering en bevolking nu eigenlijk van klimaatverandering? De minister-president heeft het land nooit toegesproken over de klimaatcrisis, zoals tijdens de coronapandemie het geval was. Voor de nieuwe regering is klimaat zelfs geen prioriteit. We moeten de mensen echt wakker schudden. Een reclamespotje van de Rijksoverheid zegt: “Iedereen doet wat”, maar dat is gewoon niet genoeg, we moeten helemaal naar nul…’ Gupta laat een stilte vallen. ‘Ik word echt helemaal boos hiervan.’
Na de mislukte top in Kopenhagen in 2009 reisde Gupta zelf niet meer af naar de klimaattop. De klimaattop werd door de jaren heen namelijk steeds duurder en drukker. ‘De laatste keer in Kopenhagen stonden de ngo’s buiten te wachten tot er iemand het gebouw verliet om erin te kunnen: het was net een parkeergarage.’
Sindsdien richt ze zich vooral op het schrijven van wetenschappelijke artikelen, en oefent ze invloed uit via andere organen. De laatste jaren werkt ze ook aan educatie van maatschappelijke actoren. Zo’n twee keer per week spreekt ze over klimaatonrechtvaardigheid. ‘Veel mensen snappen niet dat als je verder gaat met het uitstoten van broeikasgassen, het juist in ontwikkelingslanden onleefbaar wordt en mensen gedwongen worden te migreren. Je kunt niet zeggen, wij laten geen migranten toe én we gaan door met uitstoten.’ Vorige week sprak ze in Italië op een conferentie over de toekomst van de economie en ook voor een zaal van Nederlandse vrouwen van boven de zeventig. ‘Wat ik hoop is dat zij met hun kinderen en kleinkinderen de discussie aan gaan.’