Startersbeurzen voor jonge wetenschappers moesten ervoor zorgen dat de werkdruk eindelijk eens wat omlaagging op de uiterst competitieve universiteit. Krap twee jaar later heeft het nieuwe kabinet besloten de beurzen weer af te schaffen. ‘Het idee dat met survival of the fittest de besten boven komen drijven op de universiteit is al lang achterhaald.’
Zeven jaar lang was werken aan de universiteit bikkelen voor neerlandica Marrigje Paijmans (42). Ze werkte op ‘zo’n beetje elke universiteit in Nederland’ als tijdelijke docent. Onderzoek deed ze noodgedwongen in haar vrije tijd. ’s Nachts had ze regelmatig hartkloppingen van de stress: ze was eind dertig en had geen vaste baan, geen huis, een partner in het buitenland en geen kind.
Tegen haar veertigste besloot ze toch zwanger te worden – het was het allerlaatste moment – en uitgerekend tijdens die zwangerschap kreeg ze een vaste baan als universitair docent (UD) aangeboden aan de UvA. Voor het eerst kreeg ze betaald om onderzoek te doen. Dat was in maart 2022. ‘Ik viel totaal met m’n neus in de boter. Terwijl ik al die jaren hoog en laag had gesprongen voor een vast contract, kreeg ik dat nu in mijn schoot geworpen. Toen ik daarna ook nog hoorde dat ik een startersbeurs kreeg van drie ton om mijn onderzoek mee op te zetten, viel ik bijna van mijn stoel.’
Paijmans was een van de gelukkigen die – na de jarenlange bezuinigingen en vacaturestop – profiteerde van de investeringen in het hoger onderwijs. Onder minister Dijkgraaf kwamen er een reeks maatregelen waaronder 1200 vaste contracten voor universitair docenten in de vorm van de sectorplannen en de startersbeurzen: drie ton die beginnende wetenschappers naar eigen inzicht konden besteden. Met die investeringen wilde de overheid de hoge werkdruk op de universiteiten verlichten en ‘rust en ruimte’ brengen.
Maar voor de startersbeurzen goed en wel van start konden gaan, zijn ze alweer van de baan. Rond Prinsjesdag kondigde de nieuwe onderwijsminister Eppo Bruins aan de startersbeurzen per 1 januari 2025 te zullen schrappen. Wat betekent de startersbeurs voor het onderzoek en voor jonge onderzoekers? En wat gaat er verloren als de startersbeurzen verdwijnen?
Verdelen
Sinds 2022 ontvangt de UvA geld voor de startersbeurzen van de Rijksoverheid. De universiteit mocht de startersbeurzen naar eigen inzicht verdelen onder haar onderzoekers. Omdat het doel was de werkdruk te verlichten koos de UvA ervoor geen inhoudelijke eisen te stellen aan het onderzoek maar aan de faculteitsbestuurders en afdelingshoofden over te laten waar ze de startersbeurzen het beste konden inzetten.
Bij de Faculteit der Geesteswetenschappen (FGw) en de Faculteit der Maatschappij en Gedragswetenschappen (FMG) werden de beurzen toegewezen aan universitair docenten die vanaf 2022 een contract tekenden. De UD kon de beurs vervolgens naar eigen inzìcht besteden.
Door de bezuinigingen komt nieuw wetenschappelijk onderzoek in gevaar, schrijven driehonderd jonge wetenschappers eind september in een brief aan onderwijsminister Eppo Bruins. De wetenschappers vrezen voor de toekomst van hun werk en ‘ervaren iedere dag opnieuw hoe uitdagend het is om maatschappelijk waardevol onderzoek gefinancierd te krijgen’. Ook zal de Nederlandse kenniseconomie en het nationaal verdienvermogen direct geraakt worden door bezuinigingen, zowel op de korte als op de lange termijn, staat in de brief.
Paijmans koos ervoor om met de startersbeurs een promovendus aan te nemen. ‘Het voelde niet goed om al het geld in mijn eigen onderzoekstijd te steken en het was lastig om een andere UD te vinden met een startersbeurs, om gezamenlijk een PhD aan te nemen, omdat de namen niet openlijk werden gedeeld. Bovendien was de neerlandistiek na zeven jaar vacaturestop wel toe aan een extra jonge werknemer met frisse ideeën.’
Nieuwe ideeën
Dankzij de startersbeurzen konden onderzoeksgroepen dus weer aangevuld worden met promovendi en kregen universitair docenten een opstapje om hun eigen onderzoeksgroep op te zetten. Voorheen was dat alleen mogelijk met een beurs van wetenschapsfinancier NWO of de EU-gelden, maar daar is de aanvraagdruk hoog en zijn de slagingspercentages laag.
Ook kregen nieuwe, experimentele onderzoekideeën een kans die waarschijnlijk niet door de selectiecriteria van de grote wetenschapsfinanciers waren gekomen. Daar komen voornamelijk de meer voorspelbare onderzoeksvoorstellen doorheen die uitvoerig gestaafd zijn door eerder bewezen theorieën. ‘Mijn idee om postkoloniale theorie te gebruiken voor zeventiende-eeuwse literatuur, is nooit door een beursaanvraag gekomen,’ vertelt Paijmans. ‘Terwijl het idee in het buitenland en inmiddels ook in de Nederlandse literatuurwetenschap wel geaccepteerd is.’ Door de startersbeurs kon de promovendus van Paijmans wél onderzoek gaan doen naar die combinatie.
Onduidelijk
Met de startersbeurs is er ruimte gekomen voor divers, vernieuwend en interdisciplinair onderzoek, vertelt ook Laura*, een universitair docent die in 2024 een contract tekende aan de UvA waarbij haar een startersbeurs werd beloofd. Laura is een gefingeerde naam omdat ze wegens haar onzekere situatie van jarenlang tijdelijke contracten anoniem wil blijven. Ook nu is haar contract aan de UvA nog tijdelijk. Pas na het eerste jaar, mits ze goed werk levert, verandert haar tijdelijke aanstelling naar vast en zou ze de startersbeurs ontvangen.
Pas na de presentatie van het Hoofdlijnenakkoord in juni hebben de UvA-decanen met het College van Bestuur (CvB) afgesproken terughoudend te zijn met het toekennen van nieuwe startersbeurzen. Maar bij een deel van de UD-contracten die in 2024 zijn getekend was de startersbeurs nog inbegrepen. Overigens zijn de verdeling en toewijzing van startersbeurzen op elke faculteit en onderzoeksgroep weer anders verlopen.
De Rijksoverheid zal de startersbeurzen in 2025 niet meer gaan uitbetalen. ‘Ik reken er niet meer op dat ik de beurs ga krijgen,’ vertelt Laura. ‘Dat is een grote teleurstelling. En deel van de frustratie is dat er nog veel onduidelijk is. Wat ik erover hoor komt voornamelijk van geruchten, van de media en hier en daar staat er wat in de nieuwsbrief van de afdeling en de faculteit. Er is nog niets direct gecommuniceerd aan de mensen die de beurs gaan verliezen.’
De onderzoeksideeën die ze had voor volgend jaar kunnen weer even in de ijskast. En ook de promovendus, waarmee ze al in gesprek was over het onderzoek, heeft ze afgelopen week moeten teleurstellen. ‘Ik zal natuurlijk proberen op een andere manier financiering te krijgen voor dit onderzoek, maar de kans is groot dat ik zal moeten uitwijken naar “financierbare” onderzoeksvoorstellen, in plaats van het onderzoek dat ik echt graag zou doen.’
Ook de UvA weet eind september nog niet welke startersbeurzen ze nog kunnen uitbetalen. De UD’s de in 2022 en 2023 een contract tekenden zijn verzekerd van een beurs, maar voor de lichting van 2024 geldt dat – ondanks eerdere beloftes – nog niet.
Loterij
Hoogstwaarschijnlijk zal de lichting universitair docenten van 2024 meer tijd kwijt zijn met het aanvragen van financiering. En dat levert stress op bij universitair docenten, ziet Ioana Ilie, voorzitter van het landelijke netwerk voor universitair docenten (APNet). ‘Als jonge onderzoeker heb je veel ballen in de lucht te houden: je moet je eigen onderzoeksgroep opbouwen, je eigen onderzoeksgeld aanvragen én onderwijs geven. Met het wegvallen van de startersbeurzen wordt de werkdruk weer verhoogd. De kwaliteit van onderzoek en onderwijs gaat daar uiteindelijk onder lijden. En de gezondheid van de universitair docent: sommige collega’s overwegen om ontslag te nemen. Ook burn-outs liggen op de loer.’
Tegelijkertijd zal door het wegvallen van de startersbeurzen de aanvraagdruk op het NWO toenemen. Tegelijkertijd moet ook het NWO bezuinigen. Ilie: ‘Onderzoeksgeld aanvragen zal nog meer een loterij worden dan het al was.’
Lapwerk
Met de bezuinigingen zijn de universitair docenten weer terug bij af, waarschuwt Ilie. ‘Door te bezuinigingen op de voorzieningen voor jonge onderzoekers investeren we niet langer in de toekomst. We zullen het misschien niet direct merken, maar over een paar jaar ontstaat er een gat, een leegte in het universitaire bestel. Er zullen minder promovendi en postdocs worden opgeleid, waardoor er uiteindelijk een tekort komt aan universitair docenten. En dat gaat op den duur ook ten koste van de bijdrage aan de maatschappij.’
Op verzoek van jonge onderzoekers in Nederland maakte Ingrid Robeyns van de actiegroep WOinActie een lijst met tien manieren om in opstand te komen tegen de bezuinigingen. Zoals je aansluiten bij een vakbond, je herkenbaar te maken door een rood vilten lapje te dragen, en gaan protesteren. Lees alle tips hier.
Dat ziet ook Paijmans in de neerlandistiek. ‘Ondanks de investeringen van de afgelopen jaren is er nog steeds een groot gat tussen de gevestigde onderzoekers en de jonge aanwas. Dat zal met de nieuwe bezuinigingen alleen maar groter worden. Voor mij voelde de startersbeurs als een ongekende luxe, maar als je het hele plaatje bekijkt is het eerder een soort lapwerk geweest, dat – voor het echt z’n werk kon doen – alweer ongedaan is gemaakt.’
Volgens Paijmans is het neoliberale idee van de natuurlijke selectie op de universiteiten te ver doorgeslagen. ‘Het idee dat met survival of the fittest de besten boven komen drijven op de universiteit is al lang achterhaald. De fittest of de fittest liggen al half op apegapen. Wat overblijft is een heel specifiek type onderzoeker: een soort korstmos dat als enige kan overleven in deze extreem wetenschaponvriendelijke omstandigheden.’
Laura voelt zich voornamelijk misleid door de universiteit. ‘Er is mij iets toegezegd dat waarschijnlijk niet kan worden waargemaakt. Het liefst krijg ik snel duidelijkheid zodat ik weet waar ik aan toe ben. Als de UvA ons niet financieel kan compenseren dan zou extra tijd om financiering aan te kunnen vragen een optie kunnen zijn.’
Dat de bezuinigingen nog zullen worden teruggedraaid verwacht Laura niet. ‘Het is een slim gekozen bezuiniging omdat het slechts enkelen van ons raakt, en dan ook nog eens de nieuwste medewerkers. Ik schat niet in dat collega’s – die de beurs nooit zouden krijgen – hiervoor in opstand komen.’
Overgangsbeleid
In totaal heeft de UvA 160 startersbeurzen toegekend en toegezegd aan onderzoekers van de UvA. Wanneer de Rijksbijdrage vanaf 1 januari 2025 inderdaad stopt, zal een deel daarvan niet meer worden betaald aan de UvA. De UvA blijft dus achter met een aanzienlijk begrotingsgat als het de beloften van het vorige kabinet aan haar onderzoekers niet wil breken.
Samen met de andere Nederlandse universiteiten wil de UvA eerst naar het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW) stappen om ze verantwoordelijk te houden voor de gebroken beloften. Tegelijkertijd moet duidelijk zijn, benadrukt de woordvoerder van de UvA, dat de UvA ook aan een oplossing werkt voor de toegekende en toegezegde startersbeurzen – zoals die van universitair docent Laura in dit artikel.
Op dit moment rekent de UvA de gevolgen van de aangekondigde bezuinigingen door in een nieuwe begroting voor de lange termijn, per faculteit. Op basis daarvan wil de UvA een ‘overgangsbeleid’ instellen. Met de intentie om op korte termijn de toegekende beurzen zoveel mogelijk in te zetten en voor de langere termijn de beurzen uit te faseren, schrijft de woordvoerder. Daarbij krijgen de faculteiten de ruimte voor maatwerk.
De nieuwe begroting verschijnt zal naar verwachting op 9 oktober verschijnen. Vanaf dan zal, per faculteit, duidelijk worden welke compensatieregelingen er mogelijk zijn voor de universitair docenten.
*De echte naam van Laura is bij de redactie bekend.