Sinds de komst van de Afsluitdijk is het slecht gesteld met het Markermeer. Tien jaar geleden werden daarom de Marker Wadden opgespoten uit slib om de natuur te redden. Of dat gelukt is, onderzoeken UvA-studenten nu voor het tweede jaar.
Op het eerste gezicht ziet het eruit alsof de zomervakantie al is begonnen. Op een strandje van de Marker Wadden hangen een tiental studenten in bikini in strandstoelen, sommigen met een laptop op schoot. Binnen, in het veldstation waar ze overnachten, worden er tosti’s gebakken.
Toch is de veldwerkweek voor tweedejaarsbiologiestudenten niet alleen maar vakantie. Zo zijn er nachtelijke excursies om naar plankton te kijken, staat de wekker steevast om zeven uur ’s ochtends en gaan de studenten ook bij weer en wind het water op. Dat alles om erachter te komen of de piepjonge eilanden de Marker Wadden inderdaad zorgen voor het beloofde natuurherstel in het Markermeer.
Opgespoten uit slib
De ecologische kwaliteit van het Markermeer is namelijk drastisch achteruitgegaan met de komst van de Afsluitdijk en de HoutribdijkDe Houtribdijk scheidt het Markermeer van het IJsselmeer, vertellen aquatisch biologen Harm van der Geest en Arie Vonk, die al jaren onderzoek doen naar het meer en de studenten begeleiden. Op de plek van de Zuiderzee ontstond door de dijken het Markermeer: een ‘dode, stilstaande bak met water’ met een dikke laag slib.
De Marker Wadden zijn een voorbeeld van nieuw soort natuur. In plaats van klassieke natuurbescherming, dat er van oudsher op gericht is om natuur de behouden, of terug te brengen naar hoe het was, zijn de Marker Wadden een experiment om een nieuw natuurgebied te creëren, genaamd forward restoration. De Zuiderzee die er ooit lag zal namelijk niet meer terugkeren. Hoe het gebied er over tien, of honderd jaar uitziet is daarom ook niet te voorspellen, maar wel interessant om te bestuderen, als case study voor andere forward restoration-projecten.
‘Die framing klopt niet helemaal,’ nuanceert Van der Geest. ‘Er leven wel degelijk allerlei soorten planten en vissen in het Markermeer. Het is niet voor niets een Natura-2000 gebied en het blauwe hart van Nederland.’ Maar toch was het een goed uitgangspunt om het Marker Wadden-project, waarvoor 80 miljoen euro werd uitgetrokken te rechtvaardigen. Vruchtbaar slib, zand en klei uit de bodem van het Markermeer werd opgespoten tot vijf eilanden, negen kilometer varen vanaf Lelystad. Tussen de eilanden zouden heldere kreken ontstaan waarin riet en waterplanten konden groeien en vissen konden paaien. Het natuurherstel op de Marker Wadden zou de waterkwaliteit van het hele meer ten goede kunnen komen, redeneerden de vormgevers van het project, Natuurmonumenten en Rijkswaterstaat.
Vanaf 2016 kwamen de eilanden boven water. Inmiddels liggen er zeven eilanden die volop begroeid zijn met spontaan opkomende plantensoorten zoals de moerasandijvie, de eerste wilgenbomen en aangeplant riet, helmgras en rolklaver langs de wandelpaden. Ook zijn de eilanden inmiddels een populaire broedplaats voor vogelsoorten en een kraamkamer voor vissen. Maar in hoeverre zorgen die eilanden ook voor natuurherstel in de rest van Markermeer? Daar doen de UvA’ers onderzoek naar.
Groene waterplanten
Tweedejaars biologiestudenten Elisa Westerman (20), Floris Timmer (23) en Ties de Kousemaeker (20) onderzoeken welke plantensoorten er groeien op de bodem rond de Marker Wadden. En speelt de troebelheid van het water daarbij nog een rol? Vonk en Van der Geest brengt het drietal op hun onderzoeksboot de R.V. Dreissena naar de ondiepe kreken tussen twee eilanden, waar de toeristische bezoekers niet mogen komen. Het is opletten waar de boot precies kan varen, want door het verschuivende zand zijn de dieptekaarten niet heel accuraat.
(Tekst gaat verder onder de afbeelding.)
‘Enorme planten, hier recht achter de boot,’ ziet Van der Geest op de sonarbeelden die de diepte onder de boot meten. Hij parkeert de boot vlak bij een zandbank en de studenten gaan te water. Met harken en met hun handen halen ze een aantal groene waterplanten van de bodem. ‘Deze hadden we nog niet,’ concluderen de studenten tevreden. Terug op het dek spoelen ze de planten af op een zeef. Dan gaan ze in genummerde plastic zakjes om verder te analyseren in het lab. Conclusies kunnen de studenten nog niet trekken. ‘Terug in Amsterdam gaan we echt met de data-analyse aan de slag.’
(Tekst gaat verder onder de afbeelding.)
Uiteindelijk kunnen deze kleine onderzoekjes een beeld schetsen van de beste omstandigheden voor voedselproductie op een kunstmatig vormgegeven eiland. Zo onderzoekt een ander groepje studenten welke ‘kleine beestjes’, zoals watervlooien, wormen en insectenlarven er bij welke plantensoorten groeien en op welke diepte. Op die manier kan het onderzoek van de studenten de hotspots voor voedselproductie op het eiland in beeld brengen. En die kennis kan uiteindelijk gebruikt worden om de natuur in andere mens-gemaakte meren te herstellen.
Natuurlijke oevers
Die voedselproductie moet uiteindelijk in het meer terecht komen, om de ecologische kwaliteit te verhogen. Daar kunnen namelijk kleine organismen zoals bacteriën en insectenlarven van leven, die op hun beurt weer voer zijn voor vogels en vissen. Door de steile, stenen dijken die het Markermeer grotendeels omringen is die toevoer er nog nauwelijks, beschrijven Vonk en Van der Geest in een artikel dat halverwege mei verscheen.
Vonk: ‘Nu produceren vooral plankton en algen organisch materiaal voor de vissen en vogels in het Markermeer. In een “natuurlijke” situatie wordt dat organische materiaal aangevuld vanaf de oevers: waterplanten die afsterven en in het meer terecht komen. Bij een gezond meer komt tot wel vijftig procent van de voedselvoorziening in het meer van de oevers en het achterland.’
Ook is organisch materiaal van de nieuwe eilanden nog niet terug te vinden in het Markermeer. Van der Geest: ‘Een van de verklaringen zou kunnen zijn dat de Marker Wadden nog heel jong zijn, en zelfs met 700 hectare te klein om het hele Markermeer van voedsel te kunnen voorzien.’
Gaten in de Afsluitdijk
Een andere verklaring is dat de voedselproductie op de eilanden niet goed het Markermeer in komen. Het waterpeil van het Markermeer – tevens een belangrijke zoetwatervoorraad voor Nederland – wordt namelijk gereguleerd. De Marker Wadden krijgen daarom niets mee van het wisselende waterpeil in droge en natte jaren. Juist de overstromingen die dan ontstaan zorgen ervoor dat organisch materiaal en voedingstoffen uitspoelen naar het meer.
Om die uitwisseling toch op gang te brengen zitten er gaten in de duinen van de Marker Wadden, waardoor er met een stevige zuiderwind water het gebied in stroomt en het waterpeil tijdelijk verhoogt. Maar of dat genoeg is?
De onderzoekers stellen dan ook voor om de energiestromen vanuit de oevergebieden meer op gang te brengen. Dat kan door meer eilanden te maken, of door de natuurlijke oevers aan de westkant van het meer uit te bereiden. Een natuurgebied zoals de Oostvaardersplassen zou idealiter ook overlopen in het meer. Dat is nu met een grote dijk en vier meter waterpeil verschil ervan afgesloten.
‘Ik zou zelf een voorstander zijn om gaten in de Afsluitdijk te maken en de Houtribdijk te vervangen door een grote groep eilanden als de Marker Wadden, om de dynamiek in het gebied terug te brengen’ suggereert Van der Geest. ‘Maar die dijken heb je ook nodig als hoogwaterbescherming voor Amsterdam en nu is dat echt nog een brug te ver vanwege waterveiligheid, dat gaat nooit gebeuren. Misschien, over vijftig jaar.’