Zijn cyberaanvallen de oorlogsvoering van de toekomst? Jelle van Haaster werkt bij Defensie en promoveert deze week aan de UvA op digitale oorlogvoering. ‘Met 850.000 euro aan digitale middelen kan ik meer bereiken dan met een militaire operatie van een paar miljoen.’
Met een druk op de knop controleren wie er in de omgeving een telefoon bij zich draagt, aanvallen uitvoeren met op afstand bestuurbare drones, en computers van verdachten hacken: veel landen maken al gebruik van technologische snufjes in hun oorlogvoering. Maar heeft dat ook echt nut? Dat is in Nederland nog nooit onderzocht. Tot nu. Jelle van Haaster promoveert er vrijdag op.
Bang
Nederland loopt op het gebied van militaire cyberprogramma’s nogal achter, zegt Van Haaster. ‘We durven niet, vinden het doodeng. Het vergt lef om cyberoperaties uit te voeren,’ verklaart hij. ‘In Nederland denken we dat een ander land meteen ons hele internet platlegt als we een cyberoperatie uitvoeren. We zijn bang voor de reactie.’
En dat vindt Van Haaster vreemd, aangezien Nederland wel meedoet met militaire missies. ‘We vinden het geen probleem om militairen naar Mali te sturen, maar op cybergebied loopt Defensie erg achter.’ Dat een vijand het internet in Nederland platlegt, vindt hij overigens niet waarschijnlijk. ‘Daar is het veel te bruikbaar voor. Waarom zou je de grootste informatiebron stukmaken waaraan je veel meer hebt als je het in stand houdt? Landen proberen met hun acties onder de grens van oorlogvoering te blijven. Je kunt juist met cyberoperaties veel doen zonder dat het onder oorlogvoering valt.’
Lef
Van Haaster schat dat 95 procent van de Defensie-organisatie momenteel bezig is met fysieke oorlogvoering. Zo worden er militairen uitgezonden en tanks ingezet. ‘Die verhouding ligt in het echte leven, buiten Defensie, heel anders. Kijk maar eens om je heen in de bus: iedereen is digitaal bezig. Waarom Defensie dan niet?’ Aan financiën ligt het in ieder geval niet, stelt Van Haaster. ‘Met 850.000 euro aan digitale middelen kan ik meer bereiken dan een militaire operatie van een paar miljoen,’ zegt hij. ‘De cyberteams bij Defensie zijn er al. Alles ligt klaar om het te doen, maar het vergt gewoonweg lef.’
Wat zou Defensie dan moeten doen? Van Haaster noemt de missie in Mali als voorbeeld. ‘Nu rijden militairen overal heen als ze informatie nodig hebben, terwijl ze ook een appje kunnen sturen. Als je rondrijdt in een gebied en je hebt een apparaat dat kan zien waar telefoons in de buurt zijn, hoef je niet iedereen te spreken om informatie over die mensen in te winnen. Waar een telefoon is, is ook een mens,’ zegt hij. Toch is niet alleen informatie verzamelen het doel. ‘Mensen kunnen ook een melding krijgen: ‘’Kijk uit, er komt een checkpoint aan, rijd dus wat rustiger.’’ Of denk aan een app met ehbo-instructies.’
Olietankers
Van Haaster denkt niet dat digitale oorlogvoering de fysieke oorlog gaat verdringen. ‘De fysieke optie blijft effectief, maar we kunnen met het internet de mogelijkheden wel uitbreiden.‘ Hij waarschuwt dan ook voor te veel hosanna: ‘Het internet is geen silver bullet die alle militaire problemen gaat oplossen.’
‘Ook moeten we een back-up hebben, want het internet kan kwetsbaar zijn. Defensie vertrouwt op gps, maar militairen moeten ook gewoon een kaart kunnen lezen.’ Of ook Nederland zich binnenkort in de online strijd gaat mengen is nog niet duidelijk. Van Haaster ziet het optimistisch in, maar weet dat grote veranderingen niet snel gaan. ‘Grote instanties als Defensie zijn als olietankers: bijsturen gaat heel erg langzaam.’
Jelle van Haaster promoveert op vrijdag 5 juli om 13 uur in de Aula - Oude Lutherse Kerk op zijn proefschrift ‘On Cyber. The Utility of Military Cyber Operations During Armed Conflict’.