Grote kans dat je vandaag een gestreste UvA-docent voorbij hebt zien komen. Niet gek, want de dagelijkse werkdruk op de universiteit heeft ongekende vormen aangenomen. Dat stellen verschillende UvA-docenten.
Minister van Onderwijs Jet Bussemaker stelde onlangs dat academici te veel bezig zijn met onderzoek en te weinig met onderwijs. Gezien de enorme inzet van bijna iedere medewerker – zeker bij onderwijsintensieve faculteiten als de Faculteit der Geesteswetenschappen (FGw), de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen (FMG) en de Faculteit der Rechtsgeleerdheid – is zo’n uitspraak op z’n minst paradoxaal te noemen. Door de huidige trend om steeds méér studenten te willen onderwijzen terwijl er op personeel gekort wordt, hunkeren docenten naar de spaarzame momenten waarop onderzoek doen mogelijk is. Meestal beperken deze zich tot de avonduren of het weekend. Om dan maar te stellen, zoals Bussemaker doet, dat alle wetenschappelijk personeel meer aandacht zou moeten besteden aan onderwijs, slaat de plank mis. Een voltijds universitair docent aan de UvA moet per jaar 924 uur aan onderwijs besteden. Dit zou de docent in drie dagen moeten doen, want de andere twee dagen zijn ‘gereserveerd’ voor onderzoek. Wat die 924 uur precies inhoudt verschilt per faculteit, maar hoe dan ook is de urenberekening onderhevig aan stevige inflatie. Sinds jaren representeert het getal niet langer een werkelijke hoeveelheid arbeidsuren, maar is het een middel om het steeds omvangrijker wordende takenpakket te legitimeren onder de onderwijsstaf.
Geen adempauze
Geeft een docent bij geesteswetenschappen een hoorcollegereeks van acht weken (2 uur per week), dan krijgt hij of zij daar 60 uur voor; de werkgroepdocent bij deze collegereeks mag maar 40, hooguit 50 uur, ‘afschrijven’ van dat totaal van 924 uur. Hoewel een docent in werkelijkheid naast college geven nog andere taken uitvoert, zoals bijvoorbeeld scriptiebegeleiding, komt deze berekening erop neer dat een universitair docent in feite ruim 15 hoorcollegereeksen toegewezen kan krijgen per jaar.
Daar komt bij dat door de introductie van de 8-8-4-semesterindeling het aantal weken waarin er onderwijs moet worden gegeven is vergroot. Universiteiten in de rest van de wereld onderwijzen gemiddeld 30 weken per jaar; bij de UvA wordt er 40 weken per jaar onderwijs verzorgd. Studenten noch docenten wordt zo een adempauze gegund. Dit alles leidt ertoe dat zelfs bestuurders vaak erkennen dat voltijd docent zijn niet mogelijk is. Een gevolg daarvan is de trend om vrijwillig in deeltijd te gaan werken. Docenten offeren een hoger salaris op om het gevoel te hebben dat ze hun werk goed kunnen doen.
Ironisch genoeg is de dagelijkse praktijk van colleges geven de afgelopen jaren complexer geworden. Er waren al, naast het geven van colleges zelf, het uitstippelen van een cursusopzet, het bedenken en nakijken van opdrachten, tentamens en hertentamens, de inzagemomenten, het tijdrovende werk met Blackboard en digitale readers en het mailverkeer met studenten en de onderwijsadministraties. Daar zijn de afgelopen jaren alleen maar taken bijgekomen. Om enkele voorbeelden te noemen: de omstreden toetsdossiers, de beoordelingsformulieren voor scripties, de toename van bachelor- en master-voorlichtingsdagen (niet zelden op zaterdag), de implementatie van het bindend studieadvies, UvA Matching en ga zo maar door.
Logge procedures
Als er al eens nieuw geld vrijkomt voor de universiteit wordt dat – zoals nu in de strategische agenda van Jet Bussemaker gebeurt – meestal geoormerkt voor overwegend digitale ‘innovaties’ van onderwijs. Maar helaas is onze ervaring, net als die van heel veel andere universiteitsmedewerkers, dat er elk jaar opnieuw universiteitsbreed logge procedures en applicaties worden ingevoerd, die de werklast voor docenten verzwaren veeleer dan dat ze studenten ten goede komen.
Het zijn vaak pogingen om complexe problemen op een uniforme manier op te lossen, waardoor ze niet aansluiten op de behoeftes van individuele afdelingen of opleidingen. Verplichte voorlichting over mooc’s (online colleges) hebben bij faculteiten als de FGw en FMG, die meer de nadruk leggen op debat dan op massale informatieoverdracht, weinig zin. Daarenboven zijn te veel technische maatregelen verholen management-tools, gericht op het leveren van vergelijkbare rendementscijfers in plaats van verbetering van het onderwijs. UvA-Q, een nieuw evaluatiesysteem voor vakken, is bijvoorbeeld geïntroduceerd met het uitdrukkelijke doel verschillende afdelingen en faculteiten met elkaar te kunnen vergelijken. Veel studenten, docenten, opleidingscommissies en programmateams vinden het systeem geen verbetering en raken zelfs gefrustreerd door de rigiditeit ervan, maar zijn er wel extra tijd aan kwijt.
Docenten zullen niet snel klagen, uit intrinsiek plezier in het werk, uit arbeidsethos of uit verantwoordelijkheidsgevoel tegenover de studenten. Dat is goed, wij willen ook niet klagen. Het probleem van de immer groeiende dagelijkse werkdruk woekert echter in stilte verder, en met gevolgen. Voor docenten, die nu haast gedwongen worden om via onderzoeksbeurzen het onderwijs te verlaten, maar ook voor studenten en voor de reputatie van de UvA en academische beroepen. Juist daarom verdient werkdruk een hoge plaats op de agenda van hervormingen aan de universiteit.
Van de Faculteiten der Geesteswetenschappen, Maatschappij- & Gedragswetenschappen en Rechtsgeleerdheid: Marija Bartl, Sophie Berrebi, Maarten den Heijer, Yolande Jansen, Eef Masson, Hanneke Ronnes, Annika Rulkens, Federica Russo, Beatrijs van Schilfgaarde, Katrin Schulz, Markus Stauff, Jules Sturm, Sacha Tamboer, Milena Veenis.