In hun opiniestuk van twee weken geleden pleiten Freddie Kiel en Mic van der Burgt voor een sterk gepolitiseerde en vergaand gedemocratiseerde universiteit. Een ingrijpende democratische hervorming zou de universiteit volgens hen weer dichter bij de gemeenschap brengen. Maar veel studenten hebben daar helemaal geen behoefte aan, betoogt Pieter-Joost van der Plas.
In hun bijdrage schetsen Kiel en Van der Burgt het beeld dat de hele studentenpopulatie staat te trappelen van ongeduld om de rector te kiezen, meer politiek op de campus in te voeren, en een verder gepolitiseerde universiteit. Maar je kunt moeilijk spreken van ‘een brede wens voor meer inspraak’ als minder dan een kwart van de studenten überhaupt stemt. Een handvol luid protesterende studenten vertegenwoordigt niet automatisch de hele gemeenschap.
Keuze
De meeste studenten komen voornamelijk naar de universiteit om te studeren, vrienden te maken en zich te ontwikkelen, niet om campagne te voeren of onderdeel te worden van een politiek project. De lage opkomst bij studentenraadsverkiezingen opvoeren als bewijs dat de universiteit ‘gedepolitiseerd’ is, is dan ook wel een erg gretige conclusie. Een realistischere verklaring is dat veel studenten helemaal geen behoefte hebben aan permanente academische politisering. Dat is geen gebrek, maar een keuze.
Daarom is het opmerkelijk dat die activistische groepering die pleit voor ‘meer democratisering’ zelden spreekt over wat de overgrote meerderheid van studenten überhaupt naar de universiteit trekt: goed onderwijs. Ook in deze nieuwe ‘democratiseringscampagne’ ontbreekt serieuze aandacht voor onderwijskwaliteit. Opvallend, omdat juist UvA-studenten hun universiteit structureel slechter beoordelen op onderwijskwaliteit in vergelijking met de beoordelingen die studenten elders aan hun eigen universiteit toekennen.
Traditie
Een democratisch gekozen College van Bestuur (CvB) klinkt op papier sympathiek, maar in de praktijk levert het vooral problemen op. Nederland kent geen traditie van het direct kiezen van bestuurders. En dat is niet zonder reden. Verkiezingen belonen nu eenmaal de beste campagnevoerder, niet per se de beste bestuurder; ze creëren politieke druk en stimuleren bestuurders om vooral populaire keuzes te maken in plaats van noodzakelijke. Daar komt bij dat maar weinig studenten de tijd of behoefte hebben om zich grondig te verdiepen in wie het beste in staat is een complexe organisatie als de universiteit te leiden.
De auteurs verwijzen naar de voormalige Universiteitsraad, alsof dat een soort democratisch paradijs was. De werkelijkheid was veel minder romantisch: verantwoordelijkheden waren onduidelijk, besluitvorming sleepte zich eindeloos voort en de universiteit was in de praktijk vaak nauwelijks bestuurbaar. Het is dan ook veelzeggend dat raadsleden uit die tijd verklaarden in Folia van 5 juni 1998 in het stuk ‘Als je plezierig praat hoef je toch het Maagdenhuis niet bezetten?,’ dat er in het huidige systeem van medezeggenschap beter naar hen wordt geluisterd dan destijds onder de Universiteitsraad.
Medezeggenschap boekt resultaten
Het beeld dat drie bestuurders alles top-down bepalen is simpelweg onjuist. Studenten en medewerkers hebben aanzienlijk meer invloed dan de auteurs suggereren. De academische gemeenschap wordt op verschillende manieren breed geconsulteerd bij het maken van beleid. Denk bijvoorbeeld aan het Universiteitsforum en de vele dialoog- en werksessies rond de totstandkoming van de onderwijsvisie en het vijfjaarlijkse Instellingsplan.
Tevens hebben de democratisch gekozen studentenraad en ondernemingsraad naast een breed adviesrecht, instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de begroting, op de onderwijs- en examenregelingen en op allerlei belangrijke beleidsstukken. Die invloed wordt ook benut: denk aan de komst van bezinningsruimtes, gratis menstruatieproducten, en het op gang brengen van het debat over academische vrijheid.
Huisregels
Zelfs op de door de auteurs genoemde ‘restrictieve’ huisregels heeft de Centrale Studentenraad (CSR) instemmingsrecht. Na overleg en verschillende aanpassingen, in goede samenwerking tussen het CvB en de CSR, liggen de aangepaste regels nu opnieuw ter stemming bij de studentenraad. Tevens wordt de medezeggenschap structureel met tijd, middelen en begeleiding goed ondersteund.
Buiten de academische onderwerpen zijn ook de in het artikel genoemde ‘politieke’ beslissingen voornamelijk tot stand gekomen door dialoog en wetenschappelijke uitgangspunten. Dit zijn de leidende principes voor een grote wetenschappelijke gemeenschap als de onze.
Brede betrokkenheid
Naast instemmings- en adviesrecht op belangrijke documenten, hebben studenten en medewerkers ook op het kiezen van bestuurders invloed. In de selectiecommissie voor de nieuwe CvB-voorzitter zitten een afgevaardigde van de studentenraad en de ondernemingsraad en voordat iemand wordt benoemd, volgt eerst nog een beraad met de volledige CSR. Het is dus volledig onterecht om te verkondigen dat studenten buitenspel staan bij het kiezen van bestuurders. De werkelijkheid is dat studenten en medewerkers al breed betrokken zijn bij het bestuur van de universiteit. Verdere democratisering draagt niet bij aan betere besluiten, maar eerder aan vertraging en bestuurlijke ruis.
Riskant
Het pleiten voor een universiteit die zich expliciet politiek positioneert is riskant. Zodra een universiteit officieel een politiek standpunt inneemt, ontstaat druk om binnen die lijn te blijven. Kritische of afwijkende stemmen krijgen dan minder ruimte. Dat vernauwt het debat in plaats van het te versterken. Dit terwijl de academische vrijheid al onder druk staat. De verstoorde Room for Discussion-bijeenkomst met minister Brekelmans laat zien hoe standpunten die op weerstand stuiten geen ruimte krijgen, waardoor debat onmogelijk wordt gemaakt. Ook blijkt uit onderzoek in opdracht van het ministerie van OCW dat nu al steeds meer studenten, docenten en onderzoekers terughoudend worden in wat zij durven te zeggen of publiceren. Extra politisering lost dat niet op, maar verergert het.
Mobilisatiestand
Elk jaar is er een groep studenten die de universiteit vooral ziet als instrument voor hun eigen politieke idealen. Dat activisme mag er zijn en hoort bij een universiteit. Maar het vormt geen aanleiding om de volledige bestuursstructuur te hertekenen of de universiteit politiek in te kleuren.
De overgrote meerderheid van de studenten wil een stabiele, veilige plek om te kunnen studeren, niet een campus die permanent in de mobilisatiestand staat. Laten we de kracht van studenten en de medezeggenschap inzetten voor wat er werkelijk toe doet: goed onderwijs.
Pieter-Joost van der Plas is bachelorstudent Econometrics & Data Science en namens De Vrije Student lid van de Centrale Studentenraad.