Amsterdam is een stad vol tegenstrijdigheden, schrijft Hicham El Ouahabi ter ere van het 750-jarige bestaan van de stad. ‘We stemmen sociaal, maar verhuren ons tweede appartement gerust voor €300 per nacht op Airbnb. We zijn een open stad, maar vinden ook dat toeristen best mogen opzouten.’
Wie in Amsterdam leeft, denkt al snel dat de wereld overal zo werkt. Dat een metro die vijf minuten te laat is, riekt naar mensenrechtenschending. Dat fietspaden natuurverschijnselen zijn, cash iets van vroeger en drie kwartier lopen naar je auto de normaalste zaak van de wereld is.
Die vanzelfsprekendheid zit niet alleen in onze infrastructuur, maar ook in ons denken. We vieren Koningsdag als geen ander en vinden tegelijkertijd dat Amsterdam eigenlijk een republiekje hoort te zijn. We stemmen sociaal, maar verhuren ons tweede appartement gerust voor €300 per nacht op Airbnb. We zijn een open stad, maar vinden ook dat toeristen best mogen opzouten. Die tegenstrijdigheid? Dát is wie we zijn.
Ook solidariteit is hier vanzelfsprekend. Als het moet, staan we met duizenden stil bij het huis van Ajacied Nouri en gaan we de straat op tegen de uitzetting van de hier geboren Mikael. Amsterdam maakt je zacht en koppig, nuchter en naïef tegelijk. Maar bovenal leert de stad je moeiteloos schakelen tussen werelden.
Zigzaggend tussen bakfietsen en fatbikes, yuppen met haast en drerries met verhalen. Soms bestel je koffie in het Engels, dan weer scoor je een broodje grillworst bij Kaddour. Je ploft neer op het terras van De Ysbreeker met het lekkerste biertje. Of je dompelt je hoofd onder in een debat in De Balie. Of balsemt je ziel met het Amsterdams Andalusisch Orkest, dat je stil krijgt met één akkoord.
Het Amsterdamse hieraan? Al die contrasten liggen op een kwartier fietsen van elkaar. Tenminste, als je fiets er nog staat. Johnny Jordaan zong het al: ‘Liever in Mokum zonder poen dan in Parijs met een miljoen.’ En zo is het maar net.
Dit was de allerlaatste column van Hicham El Ouahabi voor Folia.