Geen mening. Of; weet ik niet. Waarom kiezen sommige mensen ervoor om neutraal te blijven? Die vraag intrigeert columnist Han van der Maas. En kan neutraal blijven in het huidige tijdsgewricht überhaupt nog wel?
Naarmate de polarisatie toeneemt wordt de vraag naar middenposities relevanter. Maar bestaan middenposities eigenlijk wel? Recent heb ik me verdiept in de wetenschappelijke literatuur over dit onderwerp. In data zien we de middenpositie terug doordat vragenlijsten vaak een neutrale antwoordoptie bevatten. Deze optie krijgt echter uiteenlopende benamingen, zoals weet niet, geen mening, niet van toepassing, neutraal, of zelfs een moderne neutrale smiley. Soms wordt de vraag ook eenvoudigweg overgeslagen.
Een mogelijke verklaring voor de voorkeur voor neutrale antwoordopties ligt in een persoonlijke antwoordstijl. Sommigen denken dat dit een culturele achtergrond kan hebben of sekse-gerelateerd is, maar het bewijs daarvoor is zwak.
De neiging tot middenposities wordt ook wel de midpoint response set genoemd. Daartegenover staat de extreme response set, waarbij mensen vooral extreme antwoorden geven zonder enige consistentie.
Een alternatieve verklaring is dat mensen voor neutrale opties kiezen simpelweg omdat ze geen enkele interesse hebben in de specifieke kwestie. De ontsnapping aan polarisatie en extremisme lijkt dan te bestaan uit flegmatiek of apathie.
Maar de sociale psychologie biedt nog een andere mogelijkheid: ambivalentie. In tegenstelling tot onverschilligheid gaat deze toestand juist gepaard met betrokkenheid. Ambivalente mensen wisselen regelmatig van standpunt, hetzij spontaan – vergelijkbaar met het waarnemen van multistabiele percepties zoals de Necker-kubus – hetzij onder invloed van nieuwe informatie. Zelf heb ik me bijvoorbeeld meerdere keren verdiept in de één- of tweestatenoplossing voor het Israël-Palestina-conflict, maar telkens raak ik overtuigd door de argumenten van de laatste auteur die ik lees. Het wisselen van standpunt is niet eens noodzakelijk; ambivalentie kan ook inhouden dat men de validiteit en consistentie van het tegenovergestelde standpunt erkent of intuïtief aanvoelt. Hoewel er goede redenen zijn voor een staat van algehele ambivalentie is het geen prettige toestand. Het gaat gepaard met cognitieve dissonantie.
Ons huidige onderzoek, waarbij we modellen uit de statistische fysica toepassen op attitudes, wijst op een laatste optie, een die zelden voorkomt in de psychologische literatuur, maar wel in de politieke filosofie: betrokken of epistemische neutraliteit. Deze vorm van neutraliteit lijkt geworteld te zijn in ten minste twee stromingen van de Griekse filosofie. Enerzijds vertoont ze overeenkomsten met het sceptische concept van epoché, waarbij men definitieve oordelen opschort. Anderzijds sluit ze aan bij de Socratische erkenning van ons eigen onbegrip, die aanzet tot voortdurende kritische reflectie.
Betrokken neutraliteit biedt mogelijk het beste antwoord op de huidige polarisatie juist omdat maatschappelijke ontwikkelingen uitzonderlijk complex zijn. Het conflict tussen Israël en Gaza illustreert dit treffend. Het is zowel eenvoudig als terecht om vele acties van Hamas en het Israëlische leger scherp te veroordelen. Maar wanneer het aankomt op staatsrechtelijke oplossingen die recht doen aan het immense en historische leed—van de verschrikkingen van de Holocaust tot de tienduizenden burgerslachtoffers in Gaza—moet ik passen.
Ik vrees dat de partijen aan de randen van het polarisatiespectrum geen genoegen nemen met betrokken neutraliteit. Zij zullen nog een allerlaatste verklaring naar voren brengen: laffe neutraliteit. Ik weet niet of die wortels heeft in het Griekse denken, maar uitsluiten kan ik deze optie niet.