We kunnen de oorzaak van de rel rond het bezoek van minister Brekelmans aan de UvA gemakkelijk bij het College van Bestuur neerleggen, maar dat is wat al te gemakkelijk en niet fair, vindt hoogleraar Marc Salomon. ‘Er is in de grote steden weinig steun voor hard politieoptreden.’
Afgelopen woensdag ontstond een flinke rel naar aanleiding van het bezoek van Defensieminister Ruben Brekelmans (VVD) aan de UvA, waar hij zou worden geïnterviewd door de studenten van Room for Discussion. Alom vernemen we dat de UvA – en met name het College van Bestuur – steviger had moeten ingrijpen, maar dat is wat al te gemakkelijk en ook niet fair. Zo is er in de grote steden in het algemeen weinig steun voor hard politieoptreden; dit wordt in de media en lokale politiek zelfs onmiddellijk ‘buitenproportioneel’ genoemd of geframed als ‘UvA zet ME in tegen eigen studenten en medewerkers’.
Ook veel leden van de rechterlijke macht zwakken de gebeurtenissen af in dit soort zaken. Ik ben benieuwd of de rechtbank ontslag van medewerkers of het uitschrijving van studenten accepteert, als puntje bij paaltje komt. Argumenten als ‘bescherming demonstratierecht’, ‘gebrek aan bewijs’ (wie van de aanwezigen sloeg deze ruit in?) en ‘bescherming kwetsbare groep/volwassen wordende kinderen’ spelen daarin nadrukkelijk mee.
Haagse politiek
Ook de Haagse politiek maakt zich er ook te makkelijk vanaf met grote woorden en een regen aan moties over dat dit allemaal niet zo kan. Maar onder het mom van ‘autonomie van de onderwijsinstellingen’ zeggen ministers keer op keer dat zij niet kunnen ingrijpen bij ongeregeldheden op universiteiten. Ook aanpassing van de wet om wél vanuit Den Haag orde op zaken te kunnen stellen lukt niet. Niemand wil z’n handen daaraan branden en de autonomie van onderwijsinstellingen is en blijft steeds heilig. Als de minister, de rechterlijke macht en de CvB’s niet één front vormen, wordt dit het nieuwe normaal, vrees ik.
Bagatellisering
Om dit te voorkomen moeten de belangrijkste partijen hun verantwoordelijkheid nemen. De minister kan wetgeving aanpassen om universiteiten sneller en effectiever te laten optreden bij ernstige verstoringen. Bijvoorbeeld door universiteiten een juridisch steviger mandaat te geven voor snelle schorsing of verwijdering van relschoppers, of door strafrechtelijke vervolging van geweld tegen universiteitsgebouwen en medewerkers te vergemakkelijken met snelrecht, net als bij voetbalhooligans. Wanneer ongeregeldheden niet alleen als een universiteitsprobleem, maar als een breder maatschappelijk probleem worden erkend, kan er meer regie komen.
De rechterlijke macht speelt een cruciale rol: als gewelddadige acties en vernielingen in de context van universiteitsprotesten structureel worden gebagatelliseerd onder het mom van demonstratierecht, wordt de drempel voor escalatie lager. Strengere uitspraken, waarbij bijvoorbeeld universitair geweld als een verzwarende omstandigheid wordt gezien, kunnen een signaal afgeven dat de rechtsstaat ook binnen de academische wereld geldt.
De universiteitsbesturen moeten hun rol niet beperken tot crisismanagement achteraf, maar proactief beleid voeren. Dat betekent: duidelijke grenzen stellen, geen eindeloze dialoog met groepen die structureel verstoren, en een gezamenlijke lijn met andere universiteiten trekken. Als individuele universiteiten blijven aarzelen om consequent op te treden, zullen relschoppers telkens een nieuwe zwakke plek vinden.
Marc Salomon is hoogleraar Decision Science aan de UvA en dean van de Amsterdam Business School.