Steeds minder studenten voor de opleidingen Frans en Duits, een toenemend lerarentekort én de angst voor bezuinigingen: wat een armoede, schrijven vakdidacticus Frans Rosalinde Stadt en vakdidacticus Duits Mireille Hassemer in dit opiniestuk. ‘De enorme reikwijdte – die Nederland altijd heeft gehad – verlies je met het niet koesteren van de vreemde talen.’
Deze week demonstreerden studenten en docenten op het Malieveld in Den Haag alsnog tegen de aanstaande bezuinigingen van kabinet Schoof op het hoger onderwijs. Door de bezuinigingen komen de belangrijke schooltalen Frans en Duits nog meer in gevaar.
De studies Franse taal en cultuur en Duitse taal en cultuur hebben het op de Nederlandse universiteiten al zwaar. In Utrecht liggen er plannen om de bachelors Frans en Duits (samen met andere voor deze tijd waardevolle studies zoals religiewetenschap en islam) op te heffen, en in Leiden verdwijnen de bachelors Frans en Duits in de brede bachelor Europese talen. Het is met de aanstaande ingrijpende bezuinigingen wachten tot andere universiteiten waar Frans en Duits nog als zelfstandige studies bestaan ook worden gedwongen om deze talenstudies verder te beperken. De studies Frans en Duits zijn de klos omdat de studentenaantallen klein zijn, wat te weinig rendement oplevert. Maar zoals Marc Rutgers – voorzitter faculteitsbestuur geesteswetenschappen Leiden – deze week in EenVandaag benadrukte: de geesteswetenschappen moeten als totaal rendabel zijn, en niet per vak. Daarnaast leidt het opheffen of samenvoegen met andere studies alleen maar tot nog minder studenten. Er is dan immers niet alleen minder aanbod, maar ook een minder aantrekkelijk aanbod.
Wij zitten op de lerarenopleiding inmiddels met onze handen in het haar. Er komt steeds minder aanwas vanuit de studies Frans en Duits, en het lerarentekort loopt ondertussen alsmaar verder op. Op scholen vallen lessen uit, en schoolbesturen moeten soms zelfs de pijnlijke keuze maken om een van de schooltalen op te heffen. Wat een armoede! Dan heb je een middelbare school doorlopen, en kun je jezelf niet verstaanbaar maken in het Duits. De basis voor het leren van verschillende vreemde talen wordt gelegd op de middelbare school en dit mag niet verloren gaan.
Nederlanders staan erom bekend dat ze verschillende vreemde talen spreken en zich kunnen uiten in verschillende culturele contexten. Dat is een van onze handelsmerken. Duitsland is daarbij ons belangrijkste buurland, en de schooltalen Frans en Duits (en uiteraard ook Spaans) verbreden de wereld van leerlingen enorm. Deze wereldtalen worden namelijk ook in grote delen van Afrika en Noord- en Zuid-Amerika gesproken. Deze talen leren spreken, en verschillende omgangsvormen begrijpen, kunnen niet ondervangen worden met AI (of het Engels). De enorme reikwijdte – die Nederland altijd heeft gehad – verlies je met het niet koesteren van de vreemde talen. We hebben eerder meer dan minder kennis van talen nodig om met elkaar te kunnen praten en elkaar te kunnen begrijpen.
Wij vragen ons vaak af waarom middelbare scholieren steeds minder vaak kiezen voor een studie Franse of Duits. Sluit het studeren van een taal niet aan bij het efficiency-denken dat onze samenleving beheerst? Wordt het studeren van een taal niet voldoende als serieuze optie geboden door decanen en docenten op middelbare scholen? Of zien leerlingen het studeren van een taal als een veredelde taalcursus? Hoe dan ook, het is zonde want het baanperspectief voor afgestudeerden is al decennia gunstig. De Nederlandse economie is erg afhankelijk van de Franse en Duitse economie. Zo is de handelsrelatie tussen Nederland en Duitsland een van de grootste van Europa en Frankrijk behoort al jarenlang tot onze belangrijkste handelspartners (RVO). En daarnaast staan ze in het onderwijs natuurlijk om je te springen. En voor de duidelijkheid: talenstudies zijn geen taalcursussen.
Talenstudenten worden op de universiteit opgeleid tot volwaardige geesteswetenschappers: zij leren niet alleen de doeltaal, zij bestuderen de literatuur, cultuur, politiek en geschiedenis van de doeltaal en volgen taalkundevakken zodat zij leren hoe taal in elkaar steekt, functioneert en invloed heeft op het denken en handelen van mensen. Allemaal academische vaardigheden die nodig zijn voor de toekomst en de kennis van ons van oudsher naar buiten gekeerde Nederland.
Het verdwijnen van de studies Frans en Duits heeft dus grote gevolgen voor het middelbaar onderwijs, en de talenkennis van onze volgende generatie. Leerlingen leren – net als de taalstudenten op de universiteit – op verschillende manieren naar de wereld kijken. Hiervoor zijn breed en goed opgeleide talendocenten nodig. Zij moeten met leerlingen complexe stof over taal, taalgebruik, cultuur en literatuur behandelen. Hoe kunnen zij dit doen zonder een gedegen vooropleiding? Leerlingen in Nederland verdienen goed opgeleide vreemde talendocenten, net als de vorige generatie en de generaties daarvoor gehad hebben. En de basis daarvoor ligt op de universiteit bij de faculteit geesteswetenschappen.