Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
Foto: Sara Kerklaan
opinie

‘Het gaat niet om de kapotte schermen, het gaat over de genocide op de Palestijnen’

Abhiraj Goswami,
17 mei 2024 - 09:37

Wie er verantwoordelijk is voor de kapotte beeldschermen of uit de grond gehaalde stenen bij de demonstratie voor Gaza is niet belangrijk, betoogt UvA-docent Abhiraj Goswami in dit opiniestuk. ‘Het gaat om de medeplichtigheid van Nederlandse academische instellingen aan genocide en het falen om hun Israëlische tegenhangers ter verantwoording te roepen.’

Vandalisme/beschadiging van eigendommen/bekladding/bekladding - één daad, talloze namen, en een reden voor de Mobiele Eenheid (ME) om een niet te rechtvaardigen en ongekende hoeveelheid geweld te gebruiken tegen studenten die vreedzaam demonstreren.


Dit is de afgelopen week drie keer gebeurd, in opdracht van een schietgraag College van Bestuur (CvB) dat duidelijk de voorkeur geeft aan brute uitzettingen boven onderhandelingen te goeder trouw. Afgaande op het taalgebruik van het CvB en de daaropvolgende gesprekken die zijn ontstaan naar aanleiding van hun publieke uitspraken, lijken ‘veiligheid van studenten’ en ‘schade aan eigendommen’ de drijfveren te zijn voor hun trigger-happiness.


Terwijl de façade van ‘veiligheid voor studenten’, ingesteld door het CvB, ruimschoots werd aangepakt en beantwoord door de demonstranten met hun toespraken en gezangen, lijkt het discours over ‘schade aan eigendom’ vragen te hebben opgeroepen en kampen te hebben verdeeld. Er wordt momenteel veel aandacht besteed aan het rigoureus beoordelen van versnipperd tapijt, uit de grond gehaalde stenen, vernielde schermen en afbrokkelende kasten - en dat allemaal terwijl de universiteit blijft samenwerken met Israëlische instellingen die medeplichtig zijn aan genocide.


De focus verleggen van wat besproken zou moeten worden naar wat besproken wordt is de oudste truc uit het draaiboek van hiërarchische onderdrukking en loos alarm slaan over beschadigd eigendom is de gemakkelijkste manier om dat te bereiken. Het noemen van vandalisme roept onmiddellijk een reeks subvragen op, ongeacht de context. Wat was er kapot? Wie was verantwoordelijk? Wie waren de slachtoffers? Hoe duur is de schade? Hoe moeten we ze vervangen? Vaker wel dan niet komt het gesprek in een lus terecht en stagneert het, om uiteindelijk uit te monden in gejammer over de levenloze voorwerpen die getroffen zijn.


Meerdere onderzoeken, enquêtes en praatjes zijn gewijd aan het tot op de bodem uitzoeken van de zaak en het scheiden van de verantwoordelijken en de indirect aanwezigen. Dit hele proces domineert de aandachtseconomie en put onze emotionele en intellectuele capaciteit uit met als doel ons te bekommeren om alles wat buiten het huidige discussiekader ligt. Al snel worden de genocide op de Palestijnen en de zogenoemde ‘scholastrofe’ in Gaza, die de aanleiding vormden voor de vele kampementen, protesten en eisen om niet meer te investeren, achtergrondgeluiden.

‘Het echte verhaal gaat hier niet over wie er een ruit inslaat’

Hoewel de Israëlische apartheid en belegering in Gaza de belangrijkste aanleiding was voor geweldloze studentenacties, is het overduidelijke neoliberalisme van de universiteit zelf een bijkomende katalysator. Een opvallend kenmerk van het neoliberale moralisme is het primaat van bezit boven mensen, wat op de UvA volop te zien is. Er is weinig tot geen veroordeling geweest van het onuitgelokte geweld dat de studenten te verduren hebben gekregen, door de peppersprays en wapenstokken van de ME.

 

In plaats daarvan publiceerde het CvB talloze communiqués waarin ze hun bezorgdheid uitspraken over de voortzetting van zakelijke aangelegenheden, zonder rekening te houden met het ernstige fysieke en mentale letsel dat ze de vreedzame demonstranten hebben toegebracht. Terwijl dialoog en deëscalatie de kern vormden van de aanpak van studenten en medewerkers, weigerde het CvB niet alleen dit feit te erkennen, maar verknalde het ook het proces door groen licht te geven voor buitensporig geweld. Dit laat zien dat het hen uiteindelijk gaat om de voortzetting van het reguliere academische leven, een faux normalcy die Palestijnse solidariteit degradeert tot slechts een voorstelling en niet tot een serieuze eis voor structurele en ethische heroriëntatie. Centraal in deze schijnnormaliteit staat de beschikbaarheid van universitaire infrastructuur - eigendom.

 

Het kampement van maandag 6 mei op het Roeterseilandcampusterrein was geen geïsoleerde, kortstondige ontwikkeling, maar een collectieve reactie van de studentengemeenschap op de apathie van de UvA ten opzichte van de Palestijnen in Gaza en hun gewelddadige uitwissing. Het snelle, anti-oorlogssignaal dat de universiteit gaf toen ze de Russische agressie in 2022 veroordeelde, staat in schril contrast. Afgezien van de ondertonen van racisme die zo'n asymmetrie kenmerken, is de Oekraïne-zaak een duidelijk voorbeeld dat het doorsnijden van banden, desinvestering en academische boycots heel goed mogelijk zijn, en nog wel binnen een zeer kort tijdsbestek.

 

Toen de UvA werd ondervraagd over het grote verschil in benadering, nam ze haar toevlucht tot de bewering dat de universiteit apolitiek is - een absurde bewering. De beslissing om Palestijnse wetenschappelijke evenementen af te gelasten is een politieke beslissing. De beslissing om Nederlandse militaire hoogwaardigheidsbekleders uit te nodigen om het dreigende oorlogsspook in Europa te bespreken is een politieke beslissing. Ook het besluit om demonstranten te belasteren die duidelijk behoren tot en trots zijn op hun betrokkenheid bij de universiteit om het neoliberale moralisme in stand te houden, is een politieke beslissing.

 

Het echte verhaal gaat hier niet over wie er een ruit inslaat. In feite gaat niets van dit alles over ramen of kapotte beeldschermen of een omgevallen koffiezetapparaat. De protesten, demonstraties, wandelingen en kampementen richten zich maar op één ding: de medeplichtigheid van Nederlandse academische instellingen aan genocide en het falen om hun Israëlische tegenhangers ter verantwoording te roepen via het bekendmaken van banden, het terugdraaien van investeringen en het instellen van een academische boycot. Alle pogingen om de Palestijnse zaak af te schilderen als een abstractie moeten terzijde worden geschoven en het CvB moet een eerlijk oor bieden aan zijn studenten en medewerkers - degenen die het ethos van de universiteit hooghouden.


Abhiraj Goswami is junior docent aan de afdeling politicologie van de UvA.