Hoge werkdruk, geen ondersteuning en onbetaalde stages: de lerarenopleiding mag wel eens kritisch naar zichzelf gaan kijken, schrijft Pepijn Stoop. ‘Een slechter visitekaartje voor een krapteberoep kan ik me bijna niet voorstellen.’
Ik volg de enige UvA-opleiding waarbij je zelf huiswerk opgeeft: de educatieve module, onderdeel van de lerarenopleidingen. Hiervoor meng ik mij het grootste deel van de week vrijwillig (ja, echt) met plezier onder scholieren. Toch ervaren ik en andere stagiairs weinig steun van de opleiding tijdens onze stage en hierdoor een hoge werkdruk. Waarom doet de opleiding haar huiswerk niet?
Wie aan de UvA een educatieve minor, module of master volgt, weet dat de stage het leraarschap kan maken of breken. Hoewel de lerarenopleiding academisch is, leer je veel dingen alleen in de praktijk. Zo heb ik nooit college gehad over wat je moet doen als je ‘ontvoerd’ wordt door leerlingen in politiepakjes tijdens de eindexamenstunt. Door mijn stage weet ik dit nu (noodgedwongen) wel.
De UvA verwacht dat je flink veel vliegenuren maakt op en voor je stageplek. Desondanks ervaar ik dat mijn opleiding nauwelijks toezicht houdt op stages, waardoor de werkdruk onnodig hoog is.
Het begint al bij het gebrek aan stagerichtlijnen. Je weet als student niet wat een begeleider, die ook lijdt onder het docententekort, van jou als stagiair mag vragen. Ik hoor medestudenten over het overnemen van volledige klassen van hun overspannen stagebegeleider en het niet kunnen voorbereiden van lessen omdat ze torenhoge stapels nakijkwerk krijgen toegeschoven.
Onderhandelen over stagevergoedingen voor al dit werk legt de UvA bij ons neer, terwijl het meestal zelf de stagescholen toewijst. Stagiairs vergoeden is niet verplicht, dus als de school het je gunt, krijg je betaald, en anders niet. Dit werkt niet alleen uitbuiting in de hand, maar ook geldnood. Zo had na twee weken opleiding bijna iedereen zijn bijbaan opgezegd vanwege de werkdruk, maar of je vervolgens rond kunt komen, hangt dus af van waar je in Amsterdam lesgeeft.
Scholen zelf zijn soms ook niet op de hoogte van de opleidingseisen. Dit leidt tot ruziënde stagebegeleiders over beoordelingen of, in mijn geval, een school die onvoldoende uren kan bieden. Toen ik hiermee aanklopte bij de opleiding, ontdekte ik tot mijn verbazing dat er voor stagezaken geen vast aanspreekpunt is. Uiteindelijk kwam ik bij een docent terecht die me vertelde dat ik het zelf op moest lossen. Het zoeken naar een tweede stageschool paste alleen niet in mijn volle rooster: door vermoeidheid ging ik minder naar stage, terwijl dat me juist energie geeft.
Ik zie sommige medestudenten elke week gefrustreerder de collegezaal binnenlopen, stapels nakijkwerk onder de arm, die uiteindelijk studievertraging oplopen of stoppen. Een van de grootste oorzaken van de uitval van jonge leraren is een gebrek aan ondersteuning. Het lijkt alsof de opleiding ons dat alvast wil laten ervaren. Een slechter visitekaartje voor een krapteberoep kan ik me bijna niet voorstellen.
Daarom stel ik voor de lerarenopleidingen alvast huiswerk op voor volgend academisch jaar: vertel stagiairs waar de grens ligt van hun verantwoordelijkheid en waar ze naartoe kunnen gaan als een school over die grens gaat. Tenslotte nog een samenwerkingsopdracht: ga zelf onderhandelen met scholen over die stagevergoedingen. De straf voor het niet maken is een nog groter lerarentekort, dus zet hem op!