Als we willen overstappen naar het gebruik van nieuwe, duurzame energiebronnen is het doen van onderzoek nodig. En als de data die nodig is voor het onderzoek van Shell afkomstig is, dan hoeft dat geen probleem te zijn, betoogt hoogleraar accounting Jan Bouwens. Als wetenschappers zich maar aan de – bestaande – eisen houden voor het doen van goed onderzoek.
Sinds maart jl. zijn we aan de UvA in dialoog over de vraag of we als universiteit moeten willen samenwerken met de vervuilende industrie. Er worden vele redenen aangevoerd waarom dat verkeerd is, waarbij de meest definitieve ongeveer als volgt gaat. Bedrijven als Shell hebben in het verleden, tot voor kort en nog onlangs zo veel vertragingstactieken toegepast en ook vervuiling verdonkermaand dat hun beurt voorbij is. Geen samenwerking, nooit!
Ik vraag me af of we bij de dialoog die de UvA organiseert omtrent samenwerking met derden wel de juiste vraag stellen door de focus op bedrijven te leggen in plaats van op transitie. Moet versnelling van transitie niet het leidend criterium zijn?
We zoeken naar middelen waarmee we de transitie van vuile naar schone energie bevorderen en we hebben haast. Als dat zo is en we vinden dat de universiteit de transitiesnelheid moet bevorderen, wat ligt er dan meer voor de hand dan elk middel dat voor handen is te gebruiken in te zetten als dit versnelt?
Laat ik een uitstapje maken naar onderzoek om mijn punt te adstrueren. In 2000 publiceerden Steven D. Levitt en Sudhir Alladi Venkatesh hun artikel An Economic Analysis of a Drugs-selling Gang’s Finances in The Quarterly Journal of Economics.
Zij analyseren de boekhouding van een straatbende die handelt in drugs om te begrijpen hoe zo’n bende winstgevend zaken doet en hoe de handel en de bende in stand blijven. Zij stellen onder meer vast dat de inkomsten in de bende gemiddeld slechts een fractie boven het legitieme arbeidsmarktalternatief lag. De enorme risico’s die handelaren lopen worden bij lange na niet gecompenseerd door deze kleine inkomenspremie.
De fortuinen vallen toe aan de top van de bende en het vooruitzicht om ooit zo’n leider te kunnen zijn, lijkt te verklaren waarom men zo veel risico wil nemen tegen een lage vergoeding. De kans dat je als straathandelaar de dood vindt is elk jaar 7 procent, de leiding van de bende betaalt de begrafenis. Willen we dit weten? Ja natuurlijk want we willen weten hoe het systeem werkt om het te kunnen bestrijden of in elk geval onder controle te brengen.
Nu komt echter de angel. Levitt heeft samengewerkt met de bende want de boekhouding werd hem in persoon overhandigd door een bendelid dat toevallig ooit een MBA-opleiding had gevolgd en begreep waarom een econoom graag inzicht kreeg in zijn handel. Had Levitt de data moeten laten liggen omdat een actief bendelid hem de data overhandigde? In mijn ogen niet.
Nu, dat brengt me terug tot mijn punt. Naar mijn mening moeten we ons als universiteit druk maken over onderzoeksvragen waarmee we onze kennisbasis vergroten en helpen we maatschappelijk vraagstukken op te lossen (in dit geval verband houdende met transitie naar schone energie). We moeten projecten aannemen zolang ze aan de beantwoording van die vragen bijdragen. Men kan zich natuurlijk afvagen of het handig is om een criminele bende te laten betalen, maar de mensen die bij de fossiele industrie werken kunnen we toch bezwaarlijk aanmerken als criminele bende.
Stel dat een UvA-onderzoeker zelfstandig tot een vraag komt waarvoor data uit de fossiele industrie nodig is, en ook de fossiele industrie vindt dit een goede onderzoeksvraag. Mag deze industrie dan niet meebetalen aan het onderzoek als ze ook de gegevens levert? Zo lang we als universiteit de regie houden over de data en onderzoek kan er in mijn ogen geen bezwaar zijn tegen zo’n onderzoek. Maar zelfs als je vindt dat de fossiele industrie niet mag meebetalen, dan nog zouden we de data moeten willen gebruiken als daarmee de transitie wordt versneld. Het spreekt vanzelf dat de herkomst van de data altijd wordt vermeld en dat de data op allerlei manieren op betrouwbaarheid wordt getest. Maar die eisen gelden al heel lang voor elk onderzoek.
Kortom, in zijn algemeenheid moet de universiteit bevorderen dat onderzoeksvragen worden gevrijwaard van manipulatie door bedrijven of maatschappelijke groepen. Onderzoeksvragen moeten door de academicus vrijelijk en zonder last of ruggenspraak kunnen worden gesteld. Bronnen van data moeten worden vermeld maar of de bron van de data morele goedkeuring behoeft, ligt niet op voorhand vast!