Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Marc Kolle
opinie

Waarom vertellen met name witte mannen over witte mannen bij kunstgeschiedenis?

Tessa Vallinga,
23 maart 2023 - 14:39

Kunstgeschiedenisstudent Tessa Vallinga (22) verwondert zich over de focus op de witte canon van haar opleiding. Vaak zijn het toch witte mannen die over andere witte mannen praten. ‘Ik had graag verhalen gehoord van kunstenaars verder verwijderd van het ‘westerse’ domein, zoals Ben Enwonwu of Augusta Savage.’

Rembrandt, Van Gogh, Matisse, Magritte en Miró. De helden van de kunst zijn overwegend man, wit en Europees. Net als de personen die over hen schreven. Mannen die elkaar de hand boven het hoofd houden, niet bekritiseren en dezelfde overtuigingen bevestigen. Schrijvers van het schone, maar belast met blinde vlekken voor het moois van buiten de Europese grens.
 
Het resultaat? Uitsluiting. Zij die volgens hun spelregels spelen, mogen meedoen, worden gehoord en gezien. Wie een andere voertaal bedrijft wordt niet toegelaten en zal de spelregels niet veranderen. Duidelijk is dat het kunsthistorisch debat los moet breken van die blinde vlekken. Ons eurocentrisch denken, waarin de ‘westerse’ normen en waarden over cultuur boven de normen en waarden uit andere plekken van de wereld staat.

Foto: Eigen foto
Tessa Vellinga

Toch focust de Bachelor Kunstgeschiedenis zich in de basis nog altijd op Europa. Ergens snap ik, kunstgeschiedenisstudent, dat wel. De verhalen van de passievolle docenten vergeet je niet snel. Die over Carravaggio’s chiaroscurotechniek of over Bernini’s bronzen deuren. Ah ja, Italië… Dat is ook waanzinnig. Maar dat waren de Afrikaanse beelden uit Benin ook. Zestiende-eeuws erfgoed, gestolen door de Engelsen tijdens een strafexpeditie in 1897. Niet alleen mooi, maar ook belangrijk binnen dit debat.
 
Alleen wijken de docenten aan de UvA nauwelijks af naar de kunst uit Afrika en de andere continenten. Waarom niet? Welke kunstgeschiedenis hoort er bij Azië, Afrika en Noord- en Zuid-Amerika, vroeg ik mij het eerste studiejaar af. Dat de kennis en informatie er is, mag duidelijk zijn. Europa koloniseerde er per slot van rekening op los in deze werelddelen. Dat bracht culturele uitwisselingen tot stand. Roof- en ruilgoederen, maar ook wederzijdse inspiratie. Nieuwsgierige studenten, die daar meer over willen leren, kunnen zich specialiseren. Via een schaars aantal keuzevakken over de globale kunstwereld. Voor verdere verdieping worden ze verwezen naar The Black Archives of andere expositieplekken. Daar zijn ze op zichzelf aangewezen, buiten de lessen van de UvA om.
 
In het tweede studiejaar komt hier verandering in. Althans, enigszins. Vier uur per week, acht weken lang. Zoveel zaten we voor het vak Kunstwerelden in de collegezaal. Een vereiste module van het bachelorprogramma gewijd aan de vraag ‘hoe kunnen we een wereldwijde kunstgeschiedenis schrijven?’. Het ging over de Benin beelden en dergelijke kunst. Lessen over hoe wij, toekomstig kunsthistorici, ons niet moesten beperken tot traditionele theorieën. Dat we open moesten staan voor samenwerking met experts vanuit de hele wereld. Om zo termen te bewerkstelligen als kunsthistoricus Wilfried van Dammes “interculturaliteit” en “interdisciplinariteit”, uitgelegd in zijn boek World Art Studies: Exploring Concept and Approaches. Een voorbeeld van een “speelse verkenning” van een mondiale kunstgeschiedenis, noemden de docenten dat.

 

Van wie we dat leerden?

Opmerkelijk, dat geen enkel college-uur werd afgestaan aan een gastspreker van een andere taal

Exact, mannen. Hier en daar een vrouw, dat dan weer wel. Maar allen met een witte huidskleur. Theorie op PowerPoint-slides. Opgelezen in dezelfde taal, gespeeld volgens dezelfde spelregels. Ze lazen misschien wel de belangrijkste lessen uit de gehele opleiding tot dan toe voor. Opmerkelijk. Dat geen enkel college-uur werd afgestaan aan een gastspreker van een andere taal, uit een ander speelveld.
 
Een vreemde tegenstrijdigheid. Onze docenten zeiden culturele uitwisseling in het kunsthistorisch debat te erkennen. Omdat, culturele uitwisseling de motor is van innovatie. Blijkend uit de werken van Europese kunstenaars als Max Ernst. Wat er nooit was geweest zonder de invloed van die verschillende culturen. Toch gingen ook de docenten de ware erkenning problematisch moeilijk af. Er was enkel ruimte voor hun eigen stem, hun eigen onderzoeksresultaten. Allen blind voor het gastcollegebrek. Waarmee, onbedoeld wellicht, precies het systeem dat ze probeerden te doorbreken in stand werd gehouden. Want, zeggen dat het belangrijk is om culturele uitwisseling te vieren, is heel wat anders dan daadwerkelijk de slingers ophangen.
 
Gastsprekers hadden vast een knalfuif gemaakt van de collegereeks. Versierd met passie. Ontstaan uit expertise door onderzoek. Net als de colleges over Italiaanse kunst. Ik had graag ook hun verhalen in mijn herinnering gegrift. Gelijkwaardige verdieping in de kunstenaars verder verwijderd van het ‘westerse’ domein. Zoals de Nigeriaanse schilder en beeldhouwer Ben Enwonwu en de Afro-Amerikaans beeldhouwer Augusta Savage. Niet alleen omdat dat leuker zou zijn, maar omdat het de theorie besproken in de collegezaal tot leven had gebracht. Een daadwerkelijk voorbeeld voor de studenten. Dat het anders kan. Niet enkel een statement dat het anders moet.
 
Waar gaat dit mis, stelden mijn medestudenten en ik de vraag. De persoon die doorgaans de module coördineerde nodigde voorgaande jaren wél gastsprekers uit. “Die is dit jaar met sabbatical,” luidde het excuus. Begrijpelijk, vond ik het. Dat een sabbatical gewenst is. Als je de gehele diversiteit van de bachelor kunstgeschiedenis op je schouders draagt.
 
De boodschap was helderwit.
 

Tessa Vallinga is tweedejaarsstudent kunstgeschiedenis.