Gepest worden om je voornaam heb je aan jezelf te danken. Toen je na tien weken zwangerschap op de eerste echo verscheen, en je ouders ervan overtuigde dat je een Boudewijn, Marjolein of Daan (m/v) moest worden. Hier spreekt een ervaringsdeskundige, ik mag dit zeggen.
Mijn Bijbelse naam is namelijk een Nederlands bij- en voegwoord. Al in de kleuterklas wreven ze me deze taalkundige toevalligheid in. Zoals wanneer we uit onze neuzen aten: ‘Ik heb meer dan Dan.’ Wanneer we voetbalden: ‘Schiet dan Dan.’ En bij verstoppertje: ‘Waar blijft Dan dan?’
In groep 8 nam het pesten kwalijke proporties aan: ‘Dan, de man die geen vwo kan.’ Waarschijnlijk zei mijn juffrouw dat niet met deze woorden, maar ik was niet aanwezig bij dat oudergesprek. En als je mijn vaders gezichtsuitdrukking daarna had gezien, zou jij ook denken dat hij een hele slechte grap had gehoord.
Mijn korte naam kent een lange geschiedenis. Zo herinner ik me een rumoerige les Frans in 6 vwo. Onze Belgische docente zei dat ik mijn mond moest houden, maar een andere klasgenoot voelde zich aangesproken. Toen zei de docente: ‘Ik had het tegen die jongen achter je.’
Ik: ‘Hallo? Die jongen heeft gewoon een naam hoor.’
Frans docente: ‘Ik hoop die naam snel te vergeten als je weg bent.’
Oui oui, die mocht me nie(t). En soms vraag ik me nog af of ze Dan is vergeten. Daar gaf ze een aantal weken later in ieder geval geen blijk van. Toen ze na de mondelingexamens mijn naam wist te vinden om er het laagste cijfer achter te noteren. Tevens de enige onvoldoende, dat zal ík nooit vergeten.
Pas op de UvA ontdekte ik wat Dan kan. In 2015, tijdens de eerste werkgroep Inleiding in de rechtswetenschap. Mijn docente Antoinette Muntjewerff, God hebbe haar fantastische ziel, vroeg hoe ze mijn naam moest uitspreken. Den of Dan? Ik antwoordde pas na lang nadenken omdat niemand eerder de moeite nam het me te vragen.
Ik: ‘Kiest u maar een van de twee. Maar houdt het daarna alstublieft bij die keuze.’
Muntjewerff: ‘Dan wordt het Den.’
Zie daar: de ontstaansmythe van een gespleten persoonlijkheid. Sindsdien bepalen de mensen die ik ontmoet als het ware wie zij ontmoeten. Den of Dan. En soms stel ik me voor dat een ‘Denner’ en een ‘Danner’ elkaar tegen het lijf lopen, en over mij praten zonder door te hebben dat het over dezelfde persoon gaat. Haha.
Maar het is niet alleen lachen, gieren, brullen. Op deze manier weet ik grofweg te onderscheiden wie ik langer ken, die zeggen allemaal Dan, en de mensen die ik sinds 2015 ken, want die mochten kiezen en kozen meestal voor Den. En er is derde categorie: UvA-geesteswetenschappers. Zij die me ontmaskerden:
Daan (m/v): ‘Hoe spreek ik je naam uit zonder dat je me cancelt?’
Ik: ‘Vandaag is je geluksdag. Voor ieder wat wils.’
Daan (m/v): ‘In Nederland is er al teveel te kiezen door het kapitalisme en de marktwerking en het neoliberalisme én tien jaar VVD. Ik wil niet kiezen.’
Ik (fluisterend): ‘Waarom ging ik niet gewoon naar de VU?’
Daan (m/v): ‘Wat zei je?’
Ik: ‘Dat ik je kan je vertellen hoe mijn moeder me noemt. Laat je me dan met rust?’
Daan (m/v): ‘Is gender een sociaal construct?’Vertaling: ja
Ik (na zuchten en diep ademhalen): ‘Dáén!’
Dan Afrifa is een Ghanese Amsterdammer, schrijver en hij studeerde geschiedenis aan de UvA.