Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
‘De hogeschool is geen vliegmaatschappij’
Foto: Marc Kolle
opinie

‘De hogeschool is geen vliegmaatschappij’

Stefan Molenaars Stefan Molenaars,
11 oktober 2017 - 08:55

De wortels van onderwijs zijn bitter maar de vrucht is zoet, aldus Aristoteles. Waar velen er tegenwoordig alles voor over hebben het lijden uit te bannen, ziet HvA-docent Stefan Molenaars steeds meer studenten die slecht zijn toegerust tegen de pijn die onderwijs kan oproepen.

Studeren in het hoger onderwijs na je middelbare school is een automatisme geworden. Weinig studenten komen naar onze faculteit puur en alleen uit nieuwsgierigheid of om zich intellectueel te voeden. Nee, er is sprake van een zakelijke deal. Eist de samenleving een hogeronderwijsdiploma voor een fatsoenlijke maatschappelijke loopbaan? Een diploma waarvoor je je ook nog eens in de schulden moet steken, om terecht te komen op een arbeidsmarkt die weinig zekerheden biedt? Prima, redeneert de student, maar laat de onderwijsinstelling het dan wel zo regelen dat je dankzij servicegerichte docenten zo soepeltjes mogelijk bij de eindbestemming van de reis komt, zonder turbulentie. De onderwijsinstelling als luchtvaartmaatschappij. Laatst nog zei een student bloedserieus tegen me: ‘Maar waarom kan die les van u niet gewoon naar de dinsdagmiddag? Wij zijn nota bene de klant, en we betalen veel collegegeld!’

 

Op zich neem ik studenten hun pragmatische houding niet kwalijk. Maar ik merk wel dat wij de hoge verwachtingen van studenten niet kunnen inlossen. Wij zijn geen organisatie die goed is in behagen en vergemakkelijken. Een goede docent creëert juist bewust turbulentie. Dat vergroot het leereffect.

Een goede school is er niet per se op uit het zelfbeeld van de student te bevestigen. Toch lijken steeds meer studenten dat van ons te verlangen

Erkenning

Parallel aan de vraag naar een zorgeloze reis is er de veel ingrijpender zoektocht van de student naar erkenning. Een goede school is er niet per se op uit het zelfbeeld van de student te bevestigen. Toch lijken steeds meer studenten dat van ons te verlangen. Blijkbaar schieten het thuisfront en de (Facebook-)vrienden tekort. Maar ik meen ook te weten dat veel studenten uit die hoek te weinig tegenwerking en tegenspraak krijgen. ‘Mijn vader/moeder/tante vond het rapport wél goed,’ hoor ik tegenwoordig iets te vaak.

 

Illustratief in dit verband zijn de inzagemomenten na een tentamen. Je bent dan vaak niet, zoals de bedoeling is, bezig uit te leggen hoe je tot een beoordeling bent gekomen. Je bent vooral aan het uitleggen aan een student die het niet met het cijfer eens is dat het helemaal geen doel is om hier overeenstemming over te bereiken. ‘U geeft me een onvoldoende,  maar ik weet dat ik het kan’, hoor je dan vaak. ‘En u weigert dat te zien,’ lijken ze er dan vaak bij te denken. 

‘U geeft me een onvoldoende, maar ik weet dat ik het kan’, hoor je dan vaak. ‘En u weigert dat te zien’

Zo wordt een onvoldoende steeds vaker beschouwd als een persoonlijk afwijzing, een afrekening bijna, door school en docent. De nadruk is komen te liggen op individuele rechten. De docent moet alles in het werk stellen de gekrenkte trots te herstellen. 

 

Basisbehoeften

Frank Koerselman, hoogleraar psychiatrie en psychotherapie, zegt in zijn laatste boek dat de basisbehoeften van de mens (geborgenheid, autonomie, status en competitie) in wezen strijdig zijn met elkaar. Verticale oriëntatiepunten zoals het geloof, het gezag van ouders en van oudere broers en zussen, zijn weggevallen. Het individu is alleen komen te staan in de kale wereld. Iedereen is evenveel waard en iedereen is gelijk, wordt ons geleerd vanaf de jaren zestig: de directeur en de arbeider, de man en de vrouw, de slimmerds en zij die wat minder slim zijn. Dat heeft veel moois opgeleverd, maar het leidde ook tot een genivelleerde individualisering. Als de ander een hoger cijfer heeft, moet er wel iets niet in de haak zijn. Terwijl: er zijn nou eenmaal verschillen in aanleg. En in werklust, niet te vergeten. 

We moeten meer tijd met studenten doorbrengen, zodat ze zich echt open durven te stellen voor onze eerlijke feedback

Freek de Jonge behandelde in een recent theaterprogramma op meesterlijke wijze twee cruciale levensvragen. Hij noemde die de vertrouwensvraag en de disciplinevraag. De vertrouwensvraag luidt: ‘Mag ik er zijn?’ Ik vind dat een hogeschool er alles aan moet doen om de student deze vertrouwensvraag binnen onze muren met een volmondig ‘ja’ te laten beantwoorden.

 

Ook de disciplinevraag moet de student tot een luid ‘ja’ verleiden. Die vraag is: ‘Wil ik er zijn?’ Oftewel, binnen onze context: committeer ik me echt aan mijn studiekeuze en accepteer ik dat leren niet meteen automatisch een fijn gevoel geeft?

 

Arbeidsmarkt

Natuurlijk moet de student waar voor zijn collegegeld krijgen. Voor een hogeschool is dat: een goede voorbereiding op de veeleisende arbeidsmarkt. Maar laten we verder kijken dan die zakelijke deal. Het verbond moet inniger. Misschien moeten wij simpelweg onze studenten beter leren kennen. We moeten meer tijd met ze doorbrengen, zodat ze zich echt open durven te stellen voor onze eerlijke feedback. Dat draagt ook weer bij aan de ontwikkeling van zelfinzicht, wat zo cruciaal is voor het ontwikkelen van een eigen stem. Alleen dan kunnen de onderwijsvruchten echt rijpen en zoet gaan smaken.

 

Stefan Molenaars is teamcoördinator/docent bij de opleiding commerciële economie van de HvA.

website loading