Voordat je op zaterdagmiddag je valentijn versierde op de Noordermarkt of flaneerde over het terrein van Lowlands, wandelde je als gegoede Amsterdammer flirtend over de Keizersgracht en door het Vondelpark. ‘Iedere zijdelingsche blik is eene bede om attentie.’
Een slenterpasje, een speelse blik opzij naar die knappe jongen en dan een verleidelijk gesprek; de Keizersgracht rond het middaguur was dé plek om een partner te scoren in 1844. ‘Gij ziet aan hare schalkse blikken, dat zij daar rondwandelen om zich te doen bewonderen,’ observeert een personage in de Physiologie van Amsterdam.
Het boekje Physiologie van Amsterdam van een onbekende auteur uit de negentiende eeuw, over de stad in die periode, besteedt een hoofdstuk aan de ‘Pantoffelparade’. Die parade op dure pantoffelschoenen – de benaming van een indertijd hip muiltje - was in feite een wandeling van rijke Amsterdamse mannen en vrouwen over de Keizersgracht om een goede partij aan de haak te slaan. Om ‘door dat lonken en lagchen het hart van u en mij te veroveren.’
Bemoeizuchtige moeders
Op de dure Keizersgracht, de breedste en rustigste gracht van negentiende-eeuws Amsterdam, was zondags ‘eene menigte’ te vinden. Als je daar als vrouw een ondeugende blik op een voorbijganger had geworden, dan waren de gretige single mannen er als de kippen bij. ‘De jonge dandy’s waren driest genoeg om met de aangebedenden een zoet discoursje aan te vangen.’ Die moesten dan wel rekening houden met de strenge moeders van de dames: ‘De statige mama’s lieten van tijd tot tijd een zijdelingschen oogewenk gaan naauwkeurige controle houdende van ‘t geen er tusschen de jongelui werd verhandeld.’
Je moest als Amsterdamse elite dan wel aan de goede kant wandelen: ‘De walkant, wij loopen thans aan de huizenzij, en dat staat zeer gemeen.’ De huizenkant was immers bedoeld voor het gewone volk: om de chique Amsterdammers te kunnen bestuderen.
Sommige tijdgenoten gruwelden echter van dat zien en gezien worden, stelde voormalig UvA-student geschiedenis Rebel Rijper in 2020. Rijper merkt in haar masterscriptie over de negentiende-eeuwse wandelcultuur in Amsterdam op dat contemporaine bronnen ‘de spot dreven’ met parade. Een Deltefenaar uit de negentiende eeuw stelt: ‘De pantoffelparade is een vertoonplaats van wereldsche ijdelheid, een tentoonstelling van alles wat uiterlijk maar schittert en glinstert. Zijde en satijn, fluweel en kantwerk, goud en juwelen, bloemen en vederen, echte golvende lokken en nagemaakte dito’s, linten en strikken – hier ziet gij ze uitgestald, als op een markt.’
Versieren in het Vondelpark
De pantoffelparade verplaatste zich eind negentiende eeuw weg van de drukke gracht, want er werd een prachtig nieuw park aangelegd: vanaf 1865 flirtte men in het Vondelpark. UvA-historicus Laura van Hasselt schreef een boek over oprichter van het gloednieuwe park, de schatrijke Amsterdammer Christiaan Piet van Eeghen. ‘Een beetje chique stad, zoals Parijs, Londen, maar ook Den Haag had wel een stadspark.’ En dus werd in 1864 een veengebied aangekocht door Van Eeghen en co. Dat werd een park dat voor elke Amsterdammer toegankelijk moest worden.
‘In een park is het een stuk leuker wandelen dan elke zondag aan dezelfde gracht’, moet ook de Amsterdamse elite gedacht hebben volgens Van Hasselt. ‘Pas later durfden ook de gewone Amsterdammers voorzichtig het park te betreden.’ Zij zagen de schone Amsterdamse rijken daar niet alleen rondlopen, maar zich veelal via koets verplaatsen. ‘Zodat je door buitenstaanders bewonderd kon worden, in je koets, gewoon ter voet of vaak op je eigen paard.’
Onmerkbare elleboogstootjes
Het gezien worden bleef daarmee het fundament van de Amsterdamse promenade. ‘Je stapte alleen even uit als je een bekend en interessant persoon zag’, stelt Van Hasselt. Dan kon er zeker wel versierd worden, maar met de vele andere standen in het park ging men niet flirten. ‘Als iemand niet de juiste jurk of jas had, dan zou je hooguit kijken, maar zeker niet praten.’
Bij zo’n flirt zullen er niet veel complimenten of toespelende opmerkingen zijn gemaakt, vermoed Van Hasselt. Wel waren er geheime codes om te flirten. ‘Hoe je bijvoorbeeld met een waaier wapperde, zei iets over je stiekeme interesse in de man.’
Ook Rijper noemt het spel in haar scriptie ‘zeer geraffineerd’. Een bron die ze aanhaalt beschrijft: ‘Iedere buiging des ligchaams, iedere zijdelingsche blik, ieder bijkans onmerkbaar elleboogstootje, ieder kuch en “hm! Hm!” Is een telegrafisch sein van geheime, vooraf besproken beduiding of eene bede om attentie.’
Hoewel stichter Van Eeghen het park niet zal hebben voorzien als eveneens een terrein om te versieren, was de steenrijke Amsterdammer volgens Van Hasselt wel trots op het park. Flirten deed hij zelf echter niet op de boulevards; een partner verkreeg men binnen eigen kringen. ‘De echte rijken gingen in de zomer allemaal naar hun buitenhuis.’