De tandheelkundefaculteit Acta bestaat veertig jaar. De oprichting was bepaald geen reden voor een feestje omdat de tandartsenopleidingen van de VU en UvA noodgedwongen moesten fuseren. Nog steeds leven de twee universiteiten voort binnen Acta. ‘Er waren geen twee tandartsenopleidingen in Nederland zó verschillend als de UvA en VU.’
Het veertigjarig bestaan lijkt niet echt te leven bij het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (Acta). Een geplande alumnidag op 16 november ter ere van 40 jaar Acta werd afgelast vanwege te weinig animo. De faculteit is druk met het implementeren van een nieuw curriculum en met het versterken van de bestuurlijke organisatie met een nieuwe decaan die sinds oktober is aangetreden.
Tandartsenoverschot
Animo was er in 1984 ook niet, toen de tandheelkundefaculteiten van de UvA en VU verplicht moesten fuseren. Begin jaren 80 verkeerde Nederland in een economische crisis en moest op alle linies bezuinigd worden, ook aan tandartsopleidingen: er was een tandartsenoverschot en van de vijf opleidingen in Nederland moesten er twee de deuren sluiten, oordeelde het ministerie van Onderwijs.
Dat de tandheelkundefaculteit van de UvA en VU zouden fuseren werd al snel besloten. ‘Dat lag voor de hand,’ vertelt Ubele van der Velden (80), emeritus-UvA-hoogleraar parodontologie en nog altijd, als gast, werkzaam bij Acta. ‘Twee opleidingen in dezelfde stad, die elkaar in het onderzoek aanvulden. Aan de UvA zat bijvoorbeeld een sterke afdeling parodontologie en materiaalkunde, de VU had juist weer een goede afdeling orale microbiologie en orthodontie.’
De twee faculteiten moesten niet alleen worden gefuseerd, maar ook gehalveerd. ‘Toenmalig onderwijsminister Wim Deetman heeft de twee decanen toen toegesproken,’ herinnert Van de Velden zich. ‘En gezegd: “Heren, als jullie het niet doen ga ik het doen. En ik ben ervan overtuigd dat jullie het beter zullen doen dan ik.”’
In 1984 was de fusie een feit en verhuisde het VU-personeel naar het UvA-gebouw op de Louwesweg. De samenwerking verliep in het begin niet zo soepel. Van der Velden: ‘Er waren geen twee tandartsenopleidingen in Nederland zo verschillend als de UvA en VU. Met name de stafleden in de kliniek hebben daar de nadelen van ondervonden, in het onderzoek speelde dat minder. De meningen verschilden dan nog wel eens over hoe je een patiënt het beste kon behandelen.’
(Tekst gaat verder onder de afbeelding.)
Wetenschappelijke vorming
In 1987 werd – tot ieders verbazing – de tandartsfaculteit in Utrecht opgeheven. ‘Ik heb lang gedacht dat we zouden verhuizen naar Utrecht,’ vertelt Van der Velden. De Utrechtse tandheelkundefaculteit was namelijk de oudste in Nederland en zat bovendien in een spiksplinternieuw gebouw.
Achteraf noemt Van der Velden het ‘de wet van de remmende voorsprong’. Hij licht toe: ‘Omdat Utrecht de oudste faculteit was, lag de gemiddelde leeftijd van de staf daar ook het hoogst. De hoogleraren hadden zelf een praktische opleiding gehad waardoor de wetenschappelijke vorming op die faculteit gemiddeld genomen wat achter was gebleven bij de rest van Nederland.’
Die overgang, van de tandartsopleiding als pure praktijkopleiding naar een wetenschappelijke opleiding, waar studenten academisch leren denken en zelf onderzoek doen heeft uiteindelijk wel vijftig jaar geduurd, schat Van der Velden. In 1948 werd de tandartsenopleiding op papier wetenschappelijk maar pas rond 2010 was dat proces volgens hem voltooid.
Twee kiwi’s per dag
Ook het wetenschappelijk onderzoek ontwikkelde zich sterk in de eerste twintig jaar na de fusie. Van der Velden studeerde begin jaren 70 af als tandarts, en specialiseerde zich al snel in de parodontologie, de wetenschap die zich bezighoudt met alles rondom de tand zoals ontstoken tandvlees.
Dat kwam voornamelijk door Leo Coppes, de eerste hoogleraar parodontologie in Nederland. Van der Velden herinnert zijn eerste college nog als de dag van gisteren, waarin Coppes een foto liet zien van een 25 vierkante centimeter grote wond, die hij had gegrimeerd op de arm van zijn dochter. Daarmee wilde Coppes zichtbaar maken hoe groot en onzichtbaar de ontsteking is bij parodontitis, een ernstige tandvleesontsteking, waar één op de tien Nederlanders last van heeft. ‘Dat zie je niet, want dat zit allemaal verborgen aan de binnenkant van het tandvlees.’
Zijn leven lang hield Van der Velden zich bezig met de vraag waarom de ene persoon wel ernstige parodontitis krijgt en de ander niet. ‘Ik heb naar heel veel oorzaken gekeken. Heeft het met specifieke bacteriën, het immuunsysteem of erfelijkheid te maken? Of met omgevingsfactoren zoals stress?’ Uiteindelijk – na een onderzoek in Indonesië op een theeplantage ten zuidoosten van Bandung bij mensen die geen tandheelkundige zorg kregen – bleek dat voeding een hele belangrijke rol speelde.
‘Wat onder andere bleek, is dat de vitamine C-waardes in het bloed sterk samenhingen met de ernst van de parodontitis,’ vertelt Van der Velden. Sinds die tijd heb ik mijn parodontitispatiënten geadviseerd om twee kiwi’s per dag te eten: dat is namelijk een natuurlijke bron van grote hoeveelheden vitamine C en zorgt ervoor dat iedereen voldoende vitamine C binnenkrijgt. ‘Dat werkte wel. En het advies geldt nog steeds, al is één gele kiwi per dag tegenwoordig genoeg.’
Denti-Mokum
De afgelopen veertig jaar is voor studenten het onderscheid tussen de twee faculteiten steeds meer vervaagd. Dat gebeurde geleidelijk, in 1984 hadden de studenten vaak nog apart college: de UvA studenten in de laboratoria bij geneeskunde op het AMC en de VU op de campus in Amsterdam Zuid.
De twee studieverenigingen werden wel gelijk in 1984 samengevoegd. De naam Denti-Mokum, van de UvA-vereniging, moest plaatsmaken voor Favervuta, een afkorting voor Faculteitsvereniging VU tandheelkunde die even gemakkelijk kon doorgaan als afkorting voor Faculteitsverenigingen Verenigde Universiteiten Tandheelkunde Amsterdam.
Sinds 2010, toen het nieuwe Acta-gebouw aan de Gustav Mahlerlaan werd geopend, hebben de Acta-studenten een ‘identiek’ lesprogramma. ‘Het enige verschil dat ik als student nog merkt tussen de twee universiteiten is het logo op je diploma,’ vertelt Biba van Volen (22), vierdejaarsstudent bij Acta en voorzitter van Favervuta. Dat logo representeert de universiteit van de inschrijving.
(Tekst gaat verder onder de afbeelding.)
Van der Velden ziet de twee universiteiten nog wel voortleven binnen Acta. Zelf voelt hij zichzelf ‘absoluut’ nog een UvA’er. ‘In de mensen leven de twee universiteiten door. De verschillen aanpak, samenwerking en besluitvorming zijn er nog steeds.’ Ook in de organisatiestructuur bestaat de verdeling tussen de twee universiteiten nog altijd: 55 procent is UvA-medewerker en 45 procent VU-medewerker.
Geen alcohol
Door nieuwe aanwas is de afgelopen periode de studentenpopulatie diverser geworden bij Acta. In 2021 had 40 procent van de studenten een andere nationaliteit dan de Nederlandse.
Studievereniging Favervuta past haar aanbod daarop aan. Van Volen: ‘De studenten op Acta hebben verschillende nationaliteiten, geloofsovertuigingen en doelen in hun studententijd. Sommige studenten komen voor het feesten, anderen willen wat opsteken. En niet iedereen drinkt alcohol. Daar gaat het bij ons dan ook niet om, maar vooral om de gezelligheid en contact maken.’ Naast feestjes en borrels zijn er ook activiteiten zoals zaalvoetbal en lasergamen. Ook organiseert de vereniging lezingen voor studenten door specialisten, praktijkhouders en fabrikanten.
Onafhankelijk
Op bestuurlijk niveau rommelde het de afgelopen jaren met steeds wisselende decanen. En dat betekent dat de faculteit vatbaar is voor overname door de medische faculteit, iets wat in Nijmegen en Groningen al gebeurde. Sinds oktober is er met VU-gynaecoloog Fedde Scheele voor het eerst weer een vaste decaan die de faculteit de komende vier jaar rust en stabiliteit moet gaan brengen. Als het aan Scheele ligt gaat dat lukken en blijft Acta onafhankelijk. ‘Ik zie Acta in de huidige vorm nog wel 50 worden.’
Het faculteitsbestuur is nog optimistischer, in het Jaarplan 2024 schrijven zij dat Acta met vertrouwen de komende veertig jaar tegemoet kan. Ook Van der Velden ziet niet in waarom Acta ooit haar zelfstandigheid op zou moeten geven. ‘De hele fusie van toen heeft echt heel goed uitgepakt op de lange termijn. Als je kijkt naar de onderzoeksoutput, die is enorm toegenomen. Ik zie niet in waarom ze ooit zouden fuseren met geneeskunde.’