Dit jaar studeerde de eerste lichting studenten af die met een universitair masterdiploma les kunnen geven op de basisschool. Wat is het voordeel van een universitair geschoolde juf of meester? ‘Heel simpel: we hebben gewoon meer leerkrachten nodig.’
Het lerarentekort wordt elk jaar weer groter. En dus moeten er meer leraren bij. Twee jaar geleden startte de Universiteit van Amsterdam de Educatieve Master Primair Onderwijs (EMPO). Nu is de eerste lichting net afgestudeerd. Debora Roorda, universitair docent bij de EMPO, vertelt wat de meerwaarde is van de nieuwe opleiding.
Wat maakt de EMPO zo uniek? Er zijn inmiddels zoveel trajecten waarmee je leerkracht of docent kunt worden. Ik ben het spoor een beetje bijster.
‘Dat snap ik, er zijn inderdaad flink wat routes tegenwoordig. De EMPO is de enige opleiding die op masterniveau een lesbevoegdheid basisonderwijs aanbiedt. Voor het voortgezet onderwijs bestaan er best veel masteropleidingen, maar voor het basisonderwijs dus niet.’
‘Naast de pabo heb je ook de universitaire pabo, maar die biedt alleen een bachelor aan. De EMPO is een tweejarig masterprogramma en geeft niet alleen een masterdiploma, maar ook een lesbevoegdheid voor het basisonderwijs. Wij richten ons op mensen die al een universitaire bachelor en soms al een master hebben. De pabo richt zich op mensen die van de havo of het vwo komen, bij ons hebben ze al een academische opleiding achter de rug.’
‘En dat maakt ook dat we een ander publiek hebben qua studenten. Ze zijn al wat ouder, bijvoorbeeld. Bovendien zijn de achtergronden erg verschillend: we hebben studenten die pedagogiek, psychologie of onderwijskunde hebben gedaan, maar ook studenten van geschiedenis, scheikunde of politicologie. Iedereen met een achtergrond in maatschappij en gedragswetenschappen is direct toelaatbaar. Als je een andere vooropleiding hebt, kun je een online 6 EC-vak volgen over onderwijs- en leertheorieën en kijken we of je over voldoende academische vaardigheden beschikt. Scripties tellen hierbij ook mee. Zo ja, dan ben je toelaatbaar. Dat betekent dat eigenlijk de meeste mensen wel worden toegelaten.’
Waarom zou je een academicus voor de klas willen zetten?
‘Heel simpel: we hebben gewoon meer leerkrachten nodig. Een leerkracht hoeft natuurlijk niet per se academisch te zijn. Maar tegenwoordig kent het onderwijs wel flinke uitdagingen, met name in de grootstedelijke gebieden. Denk bijvoorbeeld aan kansenongelijkheid en toegenomen gedragsproblemen in het onderwijs. Dat vraagt leerkrachten met een meer diverse achtergrond.’
‘Die diverse achtergronden zijn er bij de EMPO. De EMPO geeft mensen die eerst een andere studie hebben gedaan ook de kans om voor de klas te gaan. Denk aan iemand die taalwetenschappen heeft gedaan, die kan op een school waar leerlingen niet de Nederlandse taal volledig of half spreken, heel erg goed werken. Of denk aan iemand met een wiskunde-achtergrond, die de rekenteams vooruit kan helpen.’
‘Er zijn daarnaast uitdagingen in het onderwijs die vragen om onderzoek. Soms worden er dingen ingevoerd zonder dat je weet of het werkt. Denk aan anti-pest-programma’s, waar er veel van op de markt zijn. Maar uit sommige overzichtsstudies blijkt dat bepaalde programma’s niet werken of soms zelfs een negatief effect hebben. Op z’n zachtst gezegd is dat jammer van het geld, maar veel erger zijn de negatieve effecten op kinderen. In de EMPO leren studenten hoe ze zelf onderzoek op scholen kunnen uitvoeren en hoe ze kritisch naar onderzoeksbevindingen kunnen kijken.’
‘Bovendien is iets onderzoeken ook complex, de literatuur erover lezen is niet altijd makkelijk. Bij studenten die instromen uit hogescholen merken we dat ze dit soms toch lastiger vinden. Dat betekent niet dat ze het niet kunnen hoor, maar gezien de werkdruk helpt het misschien om ook leerkrachten te hebben die er al ervaring mee hebben.’
Wiskundigen in een rekenteam… Zit er zo niet ook een groot gat tussen universitair geschoolden en kinderen op de basisschool?
‘Onze studenten lopen de hele twee jaar stage: eerst een dag per week en na een half jaar twee dagen per week. Ze oefenen daarin hoe ze met kinderen moeten omgaan. Bij de meeste studenten zie je een snelle ontwikkeling, juist omdat ze wat ouder zijn en meer achtergrondkennis hebben. Maar het best een overgang zijn, want we hebben ook studenten die nog nooit voor de klas hebben gestaan.’
Is het niet ook een hoop billen afvegen en veters strikken op de basisschool?
‘Het wordt een beetje onderschat hoe de wereld van het onderwijs tegenwoordig is. Ik noemde al eerder de uitdagingen in grootstedelijke gebieden, maar denk ook aan het passend onderwijs dat is ingevoerd waardoor er meer kinderen met gedragsproblemen in het reguliere onderwijs zitten.’
‘Het is belangrijk dat daarop goed ingespeeld kan worden. Leerkrachten met een andere opleiding kunnen dat natuurlijk ook, maar soms kan het helpen als je wetenschappelijke bagage hebt over bijvoorbeeld gedragsproblemen. En geef maar eens les aan kinderen op allerlei soorten niveaus. Het is zo ingewikkeld, zo uitdagend. Ik zou zeggen, hoe meer ervaring en hoe meer kennis, hoe beter.’
En wat heeft het kind eraan dat een juf of meester academisch geschoold is?
‘De juf of meester kan hopelijk beter inspelen op de behoefte van het kind. Al is dat ook gevaarlijk om te zeggen, want er zijn ook veel leerkrachten zonder academische achtergrond die dat heel goed kunnen. We hebben gewoon veel goede leerkrachten nodig, ongeacht of je nu academisch geschoold bent of niet. Alles wat helpt om het lerarentekort op te lossen, is belangrijk.’