Biologiestudent Solin Wanders is wildplukker en weet dus hoe je moet overleven in de natuur. Dit is deel één van een drieluik over UvA’ers in de natuur. ‘Deze paddenstoel eet in een paar dagen je lever op.’
‘Paddenstoelen zijn net mensen,’ grijnst wildplukker en masterstudent Solin Wanders (27), terwijl hij aan de rand van de Utrechtse Heuvelrug in een vliegenzwam knijpt . ‘We liggen genetisch eigenlijk dichter bij de zwam dan bij een gemiddelde plant. Maar net als planten, kan je echt niet elke paddenstoel eten. En dat geldt zeker voor deze!’ Wanders plukt minstens eens per week zijn eten in het wild en maakt soms dagenlange tochten door de bossen. Uiteindelijk met het idee dat je je uit de natuur genoeg kan voeden.
Ook vandaag ziet hij gelijk al waardevolle waren. ‘Mensen verhandelen de vliegenzwam al sinds jaar en dag.’ Een bepaalde versie van de bekende paddenstoel, rood met witte stippen, wordt namelijk voor hele andere doeleinden gebruikt. ‘Als je een goede hebt, kan je er hard op trippen.’ Kennis van de natuur is voor Wanders wildplukhobby echter cruciaal. ‘Als je de foute vliegenzwam eet, word je enorm ziek.’
Overleven op eikels
Gewapend met twee grote camera’s, een slangetje met water om het slijm op paddenstoelen te testen en een flesje cola in het geval hij iets giftigs proeft, banjert Wanders de bosrand in. Tijdens het struinen gaat hij verder in op de onwetendheid van de gemiddelde survival expert. ‘Al is het spannend om te zien op National Geographic, je hoeft amper te jagen om te overleven in de natuur. Je kan misschien wel een jaar zonder een stukje vlees.’
Hij wijst naar een grote eikenboom, waar je volgens hem ook prima van kan leven. ‘Als je eikeltjes in een mand in de rivier legt loopt het giftige tannine – het spul dat ook in rode wijn zit – er na een week uit.’ De eik werd vaak geëerd in oude religies. De afhankelijkheid van de opbrengst van de boom maakt dat logisch volgens Wanders. ‘Je kan makkelijk genoeg eikels verzamelen om een hele winter gevoed door te komen.’
Naast de dikke eikenboom wijst Wanders op de inheemse berk, vaak klein met een wittige schors. ‘Daar kan je vrij simpel water uittappen. Ik stel me zo voor dat de jagers en verzamelaars allemaal een eigen boom hadden om uit te drinken.’ Zelfs de barst kan je eten. ‘Maar dat is me te veel werk. Dan moet je de hele schors verwijderen.’
Slakken eten
Het leven van de wildplukker bestaat niet altijd uit weelde, vertelt Wanders, terwijl hij af en toe wat paddenstoelen (‘maar let wel op de door de boswachter gedoogde hoeveelheid’) in zijn rugzak stopt. Op zijn veertiende trok de jonge survival-expert met zijn vrienden al wekenlang zonder enige hulpmiddelen (zoals een telefoon of kompas), behalve een pannetje en een enkel bakje pinda’s, het woud in. ‘In Nederland mag dat niet zomaar, maar in de meeste andere Europese landen is survivallen in het wild wel toegestaan.’ In zulke afgelegen gebieden moet je maar zien wat er voor handen is. ‘We wandelden minstens twintig kilometer per dag, sliepen op kletsnatte grond, met wat pech soms ook op een termietenhol, en aten drie dagen aaneengesloten niets.’
Wanders wijst toevalligerwijs naar enkele slakken op een boomstronk. ‘Ten einde raad besloten we naaktslakken naar binnen te werken.’ De jongens legden de slijmerige slachtoffers naast gezonde planten. Zo zouden de beestjes mogelijk in zich opgenomen gif vervangen met niet-giftige stoffen. Na een dag wachten, kookten ze de slakken tot de ze helemaal taai waren. ‘Het waren bepaald geen escargots. Dan gaat toch in je hoofd zitten: leg ik de slijmerige kant op mijn tong of op mijn gehemelte?’ Wanders besluit: ‘Op zulke trips kom je jezelf wel echt tegen en ga je alles wat je thuis hebt weer jarenlang herwaarderen. Dat is er juist zo mooi aan.’
Uitstervende soorten
Na zo’n twee uur dieper het bos in gewandeld te hebben, vindt de wildplukker eindelijk een paddenstoelrijk gebied. ‘Kijk, dit is de nestelige heksenboleet. Maak snel een foto want als ik hem doorsnijd verandert de binnenkant in drie seconden van wit naar blauw.’ De paddenstoel is een favoriet van Wanders om te bakken in een flinke laag roomboter. ‘Er is één grote maar: deze boleet is wel extreem giftig als je er in de dagen erna alcohol bij drinkt. Toen ik dat een keer was vergeten, heb ik de avond erop een heel naar huisfeestje gehad.’
In dit gebied staan echter te veel soorten paddenstoelen naar Wanders smaak. ‘Veel bomen zorgen vaak ook doorgaans voor veel paddenstoelen’ En zo veel verschillende boomsoorten zijn op termijn niet gezond voor de natuur. ‘Men focust te vaak op biodiversiteit in Nederland. Daardoor heb je al die chaotische bossen met aangeplante plantensoorten.’ Hij pakt een aantal tamme kastanjes van de grond. ‘De kastanjeboom komt oorspronkelijk helemaal niet voor in Nederland bijvoorbeeld, en hier is de soort gewoon naast allerlei andere bomen geplaatst.’
Death cap
De biologiestudent trekt daarom graag door naar een ouder stuk bos met grote bomen en veel mos. ‘Zo moet een bos eruit zien: weinig vegetatie op de grond, maar hoge bebossing waar je ver doorheen kan kijken.’ Want een gezond bos, dat is door klimaatverandering en de hoge gehaltes stikstof al steeds zeldzamer, waarschuwt Wanders. ‘Soorten hier sterven geheel uit of trekken steeds noordelijker op. Wat ik tien jaar geleden in de Bourgogne aantrof, vind ik nu hier. Wat je een aantal jaar geleden nog hier kon plukken, bevindt zich nu alleen nog maar in Scandinavië.’
Meer kennis van de vegetatie is dus bij iedereen vereist om goed met de natuur om te gaan. Eenmaal aan de bosrand bij Austerlitz gekomen, vindt Wanders aan de zijkant van de weg bijvoorbeeld de grote klitplant. ‘De stengels kan je heerlijk koken en dat kan je zelfs doen in het blad van de klitplant. De bladeren zijn immers vochtig, dan heb je niet eens een pan nodig.’ In hetzelfde dorpje plukt de UvA-student echter ook de misschien wel dodelijkste paddenstoel ter wereld, de groene knolamaniet, uit een perkje aan de kant van de stoep. ‘Als je deze eet, vreet het gif je lever binnen een paar dagen op.’ De paddenstoel, bijgenaamd ‘death cap’, lijkt sterk op een champignon. ‘Daardoor overlijden er echt nog weleens mensen aan in Nederland. Je moet echt altijd weten wat je eet.’
Op het einde van de laan die het bosgebied uitleidt, knielt de biologiestudent vlug nog een laatste maal. ‘Hé, beukennootjes!’ Je hebt geen kilo’s kip, geen zalmfilets en geen jacht op wild nodig om in leven te blijven, benadrukt Wanders nog eens, terwijl hij de nootjes bij elkaar sprokkelt. ‘Wortels, bessen, noten, daar is ons lichaam evolutionair nog steeds op afgesteld. En kijk, er ligt te veel om op te eten.’