In haar eerste jaaropening ging UvA-collegevoorzitter Edith Hooge vanmiddag in op de demonstraties van afgelopen voorjaar én op de voorgenomen bezuinigingen van het kabinet. Ze muntte de term ‘samenbestuur’ om complexe UvA-kwesties tóch op te lossen. Buiten én binnen stonden pro-Palestinademonstranten klaar om zich met de jaaropening te bemoeien. Dat lukte een beetje.
Het was geen al te optimistische constatering die de nieuwe collegevoorzitter Edith Hooge vanmiddag in de Aula deed, in haar eerste toespraak ter gelegenheid van de opening van het academisch jaar: ‘We staan aan de vooravond van de grootste en meest roekeloze bezuiniging op het hoger onderwijs sinds decennia, te midden van een guur anti-intellectueel klimaat,’ hield ze haar gehoor voor. Daarmee refereerde ze aan de mammoetbezuinigingen die het nieuwe kabinet voor ogen heeft en die ‘het fundament’ van de wetenschap en ‘de stabiliteit’ van universiteiten zullen ondergraven, zo zei ze. ‘Het vereist samen optrekken en verbinding tussen én binnen universiteiten.’
Het is niet het enige probleem waar de UvA momenteel mee wordt geconfronteerd: het geweld in Gaza bereikte afgelopen voorjaar ook de UvA in de vorm van demonstraties en bezettingen, waarmee intimidatie, geweld en vernielingen gepaard gingen. Hooge herhaalde het nog maar een keer: de UvA wil rekening houden met ‘ieders gevoelens, situatie en perspectief, maar intimidatie, vernielingen en geweld kennen daarin geen plek’, aldus de collegevoorzitter. In het midden bleef even of ze daarmee ook het politiegeweld bedoelde, dat ook werd gebruikt.
Samenbestuur
Het zijn kwesties die in haar ogen verbinding ‘hard nodig maken’, maar dat is geen eenvoudige opgave in wat zij noemde ‘de beperkte bestuurbaarheid’ van universiteiten, in het bijzonder de UvA, waar alles en iedereen vaak ‘losjes aan elkaar’ verbonden is.
Om die verbinding te borgen en te versterken moet de UvA duidelijker zijn in wie wanneer welke verantwoordelijkheden heeft: wat doen we centraal, wat decentraal, wanneer is er inspraak of meedenken mogelijk (en wanneer dus niet). ‘Daar kunnen we als bestuur helderder over zijn.’ Hooge muntte daarvoor de term ‘samenbestuur’ als alternatief voor centraal of decentraal bestuur bij complexe onderwerpen.
Het gaat dan om onderwerpen waarbij het wenselijk is om veel verantwoordelijkheid en invloed te leggen bij degenen die het onderwijs en onderzoek dagelijks samen maken. ‘Door aan te sluiten bij hun kennis, kunde, ervaring en motivatie kunnen besluiten en beleid breed gedragen worden en dat kan de UvA-gemeenschap verder versterken.’ Deze vorm van bestuur eist volgens haar wel verantwoordelijk gedrag van de hele UvA-gemeenschap, ‘een plek waar alle stemmen gelden’. Dat draagt volgens haar bij aan een verdere verbinding van en binnen de UvA.
Demonstranten
Iedereen had verwacht dat pro-Palestinademonstranten op de jaaropening zouden afkomen en dat gebeurde ook, maar in beperkte mate. Bij de ingang van de Aula werden watermeloenen uitgedeeld (rood vruchtvlees in een groene schil, ongeveer zoals de Palestijnse vlag). Ook werden buiten pamfletten uitgedeeld. Binnen stonden enige mensen met een pro-Palestijns spandoek. Op zeker moment dwarrelden papieren Palestijnse vlaggetjes naar beneden en stond iemand in het publiek op om te pleiten voor de Palestijnse zaak. Hooge gaf hem het woord. In het gangpad richting het podium gingen even later een aantal demonstranten ‘voor dood’ liggen, ook om aandacht te vragen voor de Palestijnse zaak.
Academische vrijheid
Hooge ging verder in op de academische vrijheid. Om die te borgen moet de UvA ‘stevig verbinden’, aldus Hooge. Ten eerste door met elkaar actief ‘beelden en opvattingen’ te delen over wat we verstaan onder academische vrijheid. Ten tweede moeten studenten meer betrokken worden bij wat academische vrijheid in de praktijk behelst. ‘We moeten hen bijvoorbeeld leren dat systematische twijfel en academische zorgvuldigheid gaan boven stelligheid.’
Ten derde is academisch leiderschap een stevig bindmiddel bij de invulling van academische vrijheid. Het gaat dan om leiderschap met de moed om te adresseren en te normeren ‘bijvoorbeeld als het open academisch debat wordt verstoord of standpunten eenzijdig worden opgedrongen’. En daar ligt – ook voor Hooge zelf – een belangrijke taak voor het komende academische jaar. ‘We mogen ons niet uit elkaar laten drijven.’