De banden verbreken met Israël: dat is de voornaamste eis van de demonstranten die al maanden aan de UvA en andere universiteiten protestacties voor Palestina organiseren. De UvA publiceerde eerder een lijst met samenwerkingen. Maar in hoeverre is verbreking mogelijk?
Op 6 mei publiceerde de UvA, op verzoek van pro-Palestina-demonstranten die op die dag eerder met tentjes de campus hadden bezet, een lijst van samenwerkingen met Israëlische instanties. Projecten waaraan UvA-wetenschappers, maar ook andere, internationale wetenschappers aan meewerken.
Hoogleraar forensische chemie Arian van Asten schrok toen een onderzoeksproject waaraan hij al jaren fervent meewerkte ineens bovenaan de lijst met samenwerkingen prijkte. ‘Ik moest nazoeken hoe we überhaupt verbonden waren met een Israëlische universiteit.’
Chemicus Van Asten en een PhD’er zijn onderdeel van de Europese samenwerking Inherit (INHibitors , Explosives and pRecursor InvesTigation). Dat onderzoeksproject gaat over het voorkomen van aanslagen en ook de Israëlische universiteit Technion werkt daaraan mee.
De hoogleraar in chemie merkte dat de onderzoekssamenwerking opviel door de connotatie van ‘explosieven’ met oorlog, en dus met Israëls oorlog in Gaza. ‘We ontwikkelen totaal geen wapentuig,’ benadrukt Van Asten echter. ‘We maken nieuwe methodes voor het voorkomen van aanslagen in Europa middels forensische sporen. Zo bekijken we of je bijvoorbeeld in vingerafdrukken sporen van bommateriaal kan ontdekken.’
Samenwerkingen Horizon Europe
Het onderzoek van Van Asten valt onder een breder onderzoeksproject, waarvoor ook de Israëlische universiteit Technion financiering heeft ontvangen. Die universiteit wordt door de UvA-demonstranten aangewezen als steunpilaar van het Israëlische leger en zijn materieel. Van Asten benadrukt echter dat zijn promovendus en hij onder een compleet andere werkgroep vallen, die niet samenwerkt met onderzoekers van Technion.
Naast de acht onderzoekssamenwerkingen met Israëlische universiteiten heeft de UvA met drie Israëlische universiteiten een uitwisselingsprogramma. Die uitwisselingen zijn op dit moment inactief vanwege een negatief reisadvies van de overheid. Met de betreffende universiteiten (University of Tel Aviv, Hebrew University of Jerusalem en de Ben Gurion University) heeft de UvA verschillende uitwisselingsovereenkomsten (ook wel ‘Memorandums of Understanding’). Over de mogelijkheid tot beëindiging van die overeenkomsten laat de UvA zich niet uit. Studenten en medewerkers kunnen tot en met vrijdag 5 juli wel meedenken op een platform over een nieuw ethisch kader omtrent buitenlandse samenwerkingen.
Dat zit zo. Financiering krijgt het project Inherit net als de zeven andere samenwerkingen met Israëlische universiteiten van Horizon Europe, een onderzoekfonds van de Europese Unie. Onderzoekers in dienst van verschillende universiteiten, overheidsinstanties of bedrijven vormen via hun eigen netwerk een samenwerking, een consortium. ‘Dat consortium vraagt gezamenlijk een fonds aan bij Horizon Europe,’, legt een woordvoerder van de Europese Commissie uit.
De verschillende partijen, waaronder dus de UvA, sluiten daarbij een samenwerkingscontract. ‘Het enige bedrag dat de UvA zelf bij een project inlegt gaat direct naar de bekostiging van eigen medewerkers en komt dus niet bij andere universiteiten terecht,’ vertelt Van Asten. Bovendien kunnen binnen het project dus werkgroepen worden gevormd die zich met afzonderlijke onderzoeken bezighouden, zoals bij Inherit het geval is.
Hoe samenwerkingen stop te zetten
De UvA kan de samenwerkingen zelf beëindigen, legt de woordvoerder van de Europese Commisie uit. ‘Elke universiteit zit via een individueel contract in een onderzoeksproject van Horizon Europe. De UvA zal dus zelf telkens naar de voorwaarden voor contractbeëindiging moeten kijken. Zo’n contractverbreking kan, vooral financiële, consequenties hebben.’ Wat de exacte voorwaarden bij de verschillende samenwerkingen zijn heeft de UvA niet gepubliceerd.
Naast de kosten die met zo’n contractbeëindiging komen, kan de UvA ook een promovendus en diens onderzoek waarin de universiteit al jaren heeft geïnvesteerd mislopen. Al verwacht Van Asten dat de UvA, tegen verhoogde kosten, het promotieonderzoek van zijn PhD’er na beëindiging van de samenwerking wel zou kunnen laten afronden. ‘En enige aanpassing in het onderzoek is indien wenselijk zeker mogelijk.’
Ook denkt dat de hoogleraar dat zijn internationale onderzoekpartners hun onderzoek zouden kunnen voorzetten zonder medewerking van de UvA. ‘Het zou de UvA vermoedelijk vooral veel geld kosten, omdat een groot deel van het subsidiegeld aan de EU zou moeten worden terugbetaald.’
Waarom stopzetten?
Universitair hoofddocent filosofie Yolande Jansen pleit voor het in de regel – met inachtneming van de juridische en financiële gevolgen – beëindigen van onderzoekssamenwerkingen met Israël binnen Horizon Europe. Ze vindt dat de discussie over het ‘hoe’ van beëindiging afleidt van de urgente redenen van een boycot; namelijk, de bijdrage van Israëlische universiteiten aan de tienduizenden Palestijnse doden die Israël op zijn geweten heeft. ‘Naast de apartheid en de bezetting van Palestijnse gebied die al decennia voortduren,’ vult Jansen aan.
Als belangrijkste argument tegen beëindiging van samenwerking met Israëlische instanties gaven de Nederlandse universiteiten, waaronder de UvA, in een brief in Trouw aan ‘de academische vrijheid … van het grootste belang’ in Israël te vinden. Jansen brengt daartegenin dat er nu al geen sprake is van een academisch debat aan de universiteiten aldaar. ‘Zowel kritische Israëlische als Palestijnse stemmen worden uitgesloten.’
Jansen wijst bijvoorbeeld op de hoogleraar aan de Hebrew University Jeruzalem Nadera Shalhoub-Kevorkian. ‘Zij werd voor haar kritische uitspraken gearresteerd.’ Voor zulke Israëlische academici is er al een internationaal netwerk dat hen opvangt, merkte Jansen bij verschillende bijeenkomsten de laatste maanden.
Hoogleraar Van Asten benadrukt de individuele vrijheid die een wetenschapper behoort te hebben. ‘Bij een aanstelling als bijvoorbeeld hoogleraar hoort dat een onderzoeker zelf moet kunnen overwegen met wie samenwerkingen aan te gaan.’ Wel waren de bezettingen voor hem een wake-up-call om na te denken over hoe ver de verantwoordelijkheid van een wetenschapper gaat. ‘Ik overweeg meer wat er met mijn onderzoeksresultaten gedaan kan worden.’
Jansen is onderdeel van het netwerk Dutch Scholars for Palestine, dat betoogt dat vrijwel alle Israëlische universiteiten verstrengeld zijn met de Israëlische staat en diens leger. ‘Naast enkele technische universiteiten die oorlogsmateriaal maken, zijn er op alle Israëlische universiteiten onderdelen in het curriculum die speciaal ingericht zijn voor het leger, door het leger of in samenwerking met het leger. Daarnaast rechtvaardigen of maskeren universiteiten de Palestijnse apartheid,’ stelt ze.
Het Israëlisch leger maakt zich volgens Jansen op dit moment schuldig aan een genocide op Palestijnen. De universiteiten die samenwerken met het Israëlische leger krijgen dus via Horizon Europe geld uit de onderzoeksprojecten waar ook de UvA in zit.
Internationaal recht
De resultaten zijn binnen Inherit al grotendeels gerealiseerd; het project loopt in september 2024 af. Van Asten: ‘De onderzoeksresultaten worden gedeeld met alle onderzoekpartners in het project, maar zijn op termijn voor iedereen beschikbaar in het kader van Open Science (het openbaar delen van wetenschappelijke kennis, red.).’
Die resultaten mogen door onderzoekpartners nooit worden ingezet voor schending van internationaal recht, stelt de Europese Commissie. Aangezien Israël dat met de aanval op Raffah volgens het Internationaal Strafhof heeft geschonden, zou een bijdrage aan die aanval van een Horizon Europe-project dus leiden tot een inbreuk op de voorwaarden van het project. Desgevraagd laat de woordvoerder van de Europese Commissie echter weten dat Horizon Europe ‘schorsing of revisie van deelname van Israëlische entiteiten niet overweegt’.
Statement UvA
Voor de eindpublicatie van het onderzoek heeft chemicus Van Asten hooguit drie keer Israëlische onderzoekers gezien, in het kader van vergaderingen over het bredere project. ‘Ik vind het daarom moeilijk om ons onderzoek te bestempelen als “samenwerking met Israël”.’
Jansen snapt ook wel dat het ingewikkeld is om onderzoekssamenwerkingen allemaal tegelijkertijd te beëindigen zonder naar de exacte samenwerking of consequenties van contractbeëindiging te kijken. ‘Maar de UvA moet – aangezien de genocide die volgens het Internationaal Gerechtshof plausibel is, nú plaatsvindt – op z’n minst een statement uitbrengen dat het de samenwerkingen wil beëindigen. Tot Israël aan zijn mensenrechtelijke verplichtingen heeft voldaan.’
Ook hoopt Jansen dat de universiteit zo snel mogelijk zowel bij de Nederlandse overheid als bij de Europese Unie waar de samenwerkingen immers hun financiering vandaan krijgen, pleit om Israël tot nader order van Horizon Europe te schorsen. De woordvoerder van de Europese Commissie laat zelf weten: ‘We blijven er waakzaam op dat EU-fondsen overeenkomstig internationaal recht worden ingezet.’