Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Eva Hofman
actueel

UvA-gebouwen | Museum Vrolik: van tijgerwelpjes tot plakjes hersenen

Sterre van der Hee,
24 april 2024 - 12:53

De mythe over een lijkenopslagplaats onder IWO-tentamenzalen mag dan veelvuldig gedebunked zijn; liefhebbers van een goed verhaal kunnen hun hart wél ophalen bij de bijzondere collectie van anatomiemuseum Vrolik, gevestigd in het Amsterdam UMC. ‘Preparaten met aangeboren afwijkingen werden als “te gruwelijk” beschouwd.’

‘Zeer de moeite voor mensen uit het medische veld, of voor iedereen met interesse in anatomie of een morbide fascinatie’, zo luidt een van de (overwegend jubelende) recensies op de Google-pagina van Museum Vrolik. ‘Niet geschikt voor wie preuts is of een zwakke maag heeft.’

 

Het slaat de spijker op zijn kop. Museum Vrolik, gelegen aan de Meibergdreef 15 en dus op een steenworp afstand van het Amsterdam UMC en de IWO-tentamenzalen, beschikt over ongeveer 25.000 objecten die een (niet altijd even vrolijk) historisch inkijkje bieden in het menselijk en dierlijk lichaam. De objecten zijn verzameld tussen 1750 en 1950. Tussen de pakweg tweeduizend tentoongestelde voorwerpen – veelal in potten met sterk water – bevinden zich plakjes hersenen, kromgegroeide ruggengraten, door syfilis aangetaste schedels, lammetjes met cyclopie, organen, foetussen in baarmoeders, een 18e eeuwse collectie botziekten en een Siamese tweeling. Ook bijzonder: een lever waarop duidelijk te zien is dat het korset om het bijbehorende vrouwenlichaam te strak was ingesnoerd. 

Toegang tot Museum Vrolik

UvA-geneeskundestudenten krijgen gratis toegang, andere studenten betalen 5 euro. Medewerkers van het Amsterdam UMC kunnen gratis naar binnen op vertoon van personeelsbadge, patiënten krijgen toegang als ze hun polsbandje laten zien. Andere volwassenen betalen 10 euro. Vooraf een kaartje reserveren of kopen is niet mogelijk. Wie een rondleiding wil, moet dat zeker twee weken van tevoren aanvragen. Museum Vrolik is gevestigd in het Amsterdam UMC aan de Meibergdreef 15. Het museum is van maandag tot en met vrijdag van 11.00 tot 17.00 uur geopend.

Geen voorwerpen die je graag op zolder zou bewaren, maar anatomiehoogleraren Gerard Vrolik (1775-1859) en zoon Willem Vrolik (1801-1863) dachten daar anders over. Dat heeft met de tijdgeest te maken: zo was in eerdere eeuwen de anatomische ontleding van de mens een waar publieksevenement, zo schreven emeritus-hoogleraar Antoon Moorman en huidig directeur van Museum Vrolik Laurens de Rooy in een artikel in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde – denk aan de anatomische les, waarbij artsen publiekelijk een gehangene opensneden en de organen toonden aan een toekijkend publiek. Ook legden anatomen privécollecties aan, bijvoorbeeld met kinderhoofdjes en pasgeborenen; soms om van te leren, soms voor artistieke doeleinden.

 

Tijgerwelpjes

Het anatomisch laboratorium van vader en zoon Vrolik, aangelegd in hun herenhuis aan de Amstel, bevatte delen van mensen en dieren, ziektekundige anatomie en botmateriaal van koloniale oorsprong, aldus Moorman en De Rooy. Zo bezaten de heren menselijke schedels, apenskeletten en tijgerwelpjes op sterk water. Studenten en wetenschappers hadden veel interesse voor de verzameling, die niet zozeer een kunstzinnig, maar voornamelijk een wetenschappelijk en onderwijskundig doel had. In de loop der jaren (vooral 18e en 19e eeuw) voegden ook andere wetenschappers objecten toe: denk aan dierenhersenen, plantenpreparaten en gipsgietsels van gebitsafwijkingen. 

 

Het geheel vormt de basis voor de huidige collectie van Museum Vrolik. Toen de verzameling in 1984 naar het AMC verhuisde – daarvoor was het in bezit van het Athenaum Illustre, de voorloper van de UvA, en dáárvoor had een groep rijke Amsterdammers het eigendomsrecht – kwamen lang niet alle voorwerpen door de ballotage. ‘Negentig procent van de collectie verdween naar het depot. Dit was inclusief de preparaten met aangeboren afwijkingen, die werden als te gruwelijk beschouwd’, aldus Moorman en De Rooy. De verzameling ‘menselijke delen in potten’ fungeerde als toevoeging op academisch onderwijs. 

 

In 1993 werd besloten de preparaten met aangeboren afwijkingen weer terug te plaatsen, waardoor belangstelling groeide, en daarmee later ook het besef ‘dat het om academisch erfgoed ging’. De opzet van het museum is meermaals veranderd: inmiddels staan de voorwerpen stemmig uitgelicht opgesteld in een donkere ruimte, enerzijds om lichtschade aan preparaten te voorkomen, anderzijds om te breken met de klinische sfeer van het ziekenhuis. 

‘Veel negentiende-eeuwse natuuronderzoekers hadden raciale denkbeelden. Het was de tijd van slavernij, kolonialisme en witte (Europese) superioriteit.’

Racistisch 

Met de groeiende belangstelling ontstond in 2020 ook discussie over de naamgevers van het museum. Zo bleek vader Vrolik niet zulke koosjere denkbeelden te hebben over mensen van kleur: hij beschreef hen in geschriften onder andere als ‘dierlijk’ en noemde de witte mens ‘superieur’. Zijn zoon bleek soortgelijke opvattingen toegedaan. De commotie ging vooral om rassenonderzoek met menselijke resten uit de voormalig Nederlandse koloniën, vooral Nederlands-Indië, die de heren hadden verzameld. Gelijktijdig klonken kritische stemmen over de Amsterdamse Vrolikstraat. VU-onderzoeker Dienke Hondius zei daarover in Het Parool: ‘Ik vond dat altijd een leuke naam, maar kijk er nu toch wat anders tegenaan. Het kan geen kwaad om een extra regel toe te voegen aan het straatnaambordje.’

 

De rassenideeën moeten echter in de context van hun tijd gezien worden, zo zei directeur De Rooy eerder in Folia. ‘Veel negentiende-eeuwse natuuronderzoekers hadden raciale denkbeelden. Het was de tijd van slavernij, kolonialisme en het geloof in witte (Europese) superioriteit.’ De Rooy zei ook geen voorstander te zijn van het veranderen van de naam van het museum. In plaats daarvan heeft het museum op de website een uitgebreide toelichting op de kwestie geplaatst. ‘Door context snappen we enerzijds dat iemand nooit helemaal in alles “het goede” vertegenwoordigde en bovendien dat door de tijd heen opvattingen over wat goed of verwerpelijk is kunnen veranderen. Door die naamgeving leren we ook het belang van geschiedenis in te zien.’ Daarmee lijken zelfs de allerwokeste UvA-studenten met een gerust hart het museum in te kunnen. 

Lees meer over