Afgelopen donderdag interviewden vier UvA-studenten oud-winnaars over de longlist van de Libris Literatuur Prijs. Hoe denkt een prijswinnende auteur als Arnon Grunberg over literatuur? ‘Ik ben anti-romanticus!’
De laatste lezers nemen donderdagavond vlug plaats in de overvolle zaal in de Nieuwe Liefde. De aanwezige oud-winnaars van de Libris Literatuur Prijs hebben hun plekje vooraan veroverd. Naast genomineerde Roxane van Iperen is nog wel een plekje. Drie voormalige winnaars worden ter gelegenheid van de bekendmaking van de genomineerden van de Librisprijs geïnterviewd door vier UvA-studenten.
Die studenten doen de duale master redacteur/editor, die werk en studie combineert. ‘Waarom, in godshemelsnaam?’ vraagt Arnon Grunberg zich verbaasd af, wanneer hij later op de avond door hen wordt ondervraagd. ‘Om gemankeerde schrijvers en gemankeerde boeken, beter te maken,’ antwoordt student Sybren Sybesma scherp.
Nieuwe informateur
Grote afwezige op de literaire avond is juryvoorzitter Kim Putters, die eigenlijk de ‘State of Literature’ zou opdragen. Woensdag werd Putters echter benoemd tot nieuwe informateur van de formatie. ‘Die is nu aan Geert Wilders de grondwet aan het voorlezen,’ legt presentator Daan Doesborgh uit. Vandaar dat Joep van Ruiten, jurylid en journalist bij het Dagblad van het Noorden, de woorden van Putters uitspreekt. Behalve één zin over cultuur en identiteit, die gezien de huidige functie van Putters maar beter geschrapt kan worden, bedenkt Van Ruiten zich.
Wel laat Putters via de door Van Ruiten voorgelezen speech weten dat hij met interesse enkele veelvoorkomende thema’s in de longlist van de genomineerden heeft gelezen. Boeken over klimaatverandering, Holocaust, Gaza, Oekraïne, ouder worden, vader-kindrelaties en weinig corona, maar behoorlijk wat trauma’s van de auteurs. En sommige boeken die hij bijna niet kon uitlezen, omdat ze zoveel irritatie bij hem opwekte. ‘Maar ook dat leidt tot gesprek,’ aldus Putters, die deze schrijvers bedankt voor hun ‘onbedoelde bijdrage’ aan zijn woede. Daarbij laat Putters ook weten dat de papierkwaliteit dit jaar erg wisselend was. ‘Sommige boeken klapten op een of andere manier veel te snel dicht.’
Schrijven is doorademen
Abdelkader Benali, winnaar van de Libris Literatuurprijs in 2003, vindt het juist wel fijn als een boek eenmaal is dichtgeklapt. ‘Niets fijners dan het geschreven boek bijvoegen in je mail naar de uitgever, op versturen klikken en er nooit meer naar kijken,’ vertelt de schrijver desgevraagd aan de interviewende UvA-studenten Geertje op de Hoek en Bram Schillemans. ‘Soms is schrijven ook gewoon een beetje “doorademen”’, vult Mariken Heitman aan. Zij won de prijs in 2019 met Wormmaan, een boek dat deels voortkwam uit haar debuutroman Wateraap.
‘Zijn jullie werken dan ook autobiografisch?’ stelt Schillemans de bekende vraag. ‘Tuurlijk is alles enigszins autobiografisch, ik schrijf het immers zelf. Maar ik wil bijvoorbeeld echt niet geconfronteerd worden met het idee dat mijn dochter dit leest!’ lacht Benali. Heitman vertelt daarop dat ze liever niet al te persoonlijke dingen voorleest en vanaf nu passages daarom zelf kiest. ‘Je boeken zijn bedoeld voor de intimiteit tussen lezer en boek. Als ik dan iets autobiografisch moest delen met een publiek, zat ik daar ineens in al mijn naaktheid.’
Meubelstuk van de redactie
Schillemans en Op de Hoek zijn vooral geïnteresseerd in het schrijfproces, dat medegevormd wordt door redacteuren. Maar ondanks dat ze een master doet die opleidt tot redacteurschap is het volgens Op de Hoek onmogelijk om alles te lezen wat schrijvers brengen. ‘Ik lees veertig boeken per jaar. Dat is veel, maar dan bereik ik in mijn leven nog steeds maar een fractie van het literaire werk.’ De werkdruk van de master helpt daar ook niet bij. Sybesma heeft zodoende ook nog weinig van de longlist kunnen lezen. ‘Ik heb ooit Wormmaan gelezen. En van de longlist ben ik alleen halverwege Nirwana van Tommy Wieringa.’
Toch moet veel werk wel van de lezer komen, benadrukt Benali. ‘De lezer moet de rafelrandjes zelf invullen. Een goed boek is niet af.’ De rol van de redacteur is daarbij vooral kritisch naar zijn tekst kijken. ‘Eén keer moest ik een hele column op het laatste moment schrappen. Toen heb ik een geheel nieuw stuk onhandig in de file op mijn telefoon met mijn ene duim geschreven.’
Maar uiteindelijk bepaalt de schrijver hoe de uiteindelijke tekst eruit ziet, meent Arnon Grunberg. Als je echter niet genoeg met een redacteur kan overleggen, kan je best eens van redacteur wisselen. ‘Je moet niet een soort meubelstuk van de uitgeverij worden.’ De schrijver, die in 2007 won met Tirza, werd samen met Katrijn van Hauwermeieren als tweede geïnterviewd, door studenten Sybren Sybesma en Kiki Bolwijn. Redacteur Van Hauwermeieren vult aan dat ‘vooral bij een debuutroman’ ook de hand van de ‘editor’ nog wel duidelijk zichtbaar blijft.
Seks en andere giften
Op de vraag van Sybesma of Grunberg van zo’n redacteur of uitgever weleens, zoals dat vroeger gebeurde, een biljarttafel of een vaatwasser cadeau heeft gekregen na het afmaken van een boek, antwoordt de schrijver grappend: ‘Zulke verhalen heb ik wel gehoord, maar ik wacht nog steeds op mijn eerste huis.’ Grunberg richt zich vervolgens tot de zaal: ‘Maar ik reken wel op mijn oudere lezers. U kunt mij zeker in uw testament zetten. Daar wil ik best ook andere werkzaamheden voor verrichten bijvoorbeeld.’
Grunbergs debuut Blauwe Maandagen werd oorspronkelijk dan ook ‘betaald in lunches’ voor de schrijver. Al wist hij het niet steeds langer te maken, zoals bijvoorbeeld een gokverslaafde schrijver als Dostojevski dat deed, om zo meer broodjes te scoren. ‘Maar vragen om een gift zou ik nooit doen. Dat is een soort sekswerk,’ verafschuwt de auteur. ‘Waar niks mis mee is,’ bijt student Bolwijn hem daarop toe. ‘Vind ik ook; ik zei indirect toch al dat ik best bepaalde massages wilde uitvoeren?’ probeert Grunberg haar nog van repliek te dienen.
Gemankeerde romanticus
Als Bolwijn hem daarop vraagt of schrijvers dan eigenlijk nog wel romantisch zijn, stelt Grunberg: ‘Ik ben anti-romanticus.’ Daarom vraagt Bolwijn het publiek de hand omhoog te steken als ze vinden wél romanticus te zijn, waarop geen vinger in de zaal omlaag blijft. ‘Tja, het fascisme was ook romantisch,’ werpt Grunberg tegen. Hij grijnst: ‘Waarmee ik natuurlijk niet wil zeggen dat iedereen hier fascist is!’ Maar de schrijver moet inderdaad wel gebroken, misschien romantisch, in ieder geval niet perfect zijn, om een goed boek neer te zetten, vindt Grunberg ook.
Een winnaar van de Literatuurprijs blijkt dus toch gemankeerd te moeten zijn. Sybesma biedt daarom aan dat hij Grunberg wel bij zijn mankementen kan helpen. Zolang de schrijver inmiddels ‘wel is uit geluncht’. Grunberg grinnikt: ‘Jij zou nog weleens een goede redacteur kunnen worden.’ Maar als Sybesma de geïnterviewde bij de borrel nog om zijn nummer zou willen vragen, zal hij een ander mankement van de schrijver onder ogen moeten zien. Grunberg is bij de sociale afsluiter van de avond al snel weggeglipt.