Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Sara Kerklaan
actueel

NOS-coryfee Gerri Eickhof: van een anti-intellectueel milieu naar het NOS Journaal

Dan Afrifa,
16 oktober 2023 - 12:31

Als boegbeeld van het NOS Journaal heeft Gerri Eickhof (65) verslag gedaan vanaf talloze stoepen en pleinen, nooit vergetend dat zijn levensverhaal wortels heeft in de ruwe straten van Amsterdam-Noord. Geboren uit een Nederlandse moeder en een Surinaamse vader kreeg Eickhof vaak te maken met racisme. Op het atheneum en later de UvA vond hij rust.

Het racisme was gelukkig niet alomtegenwoordig. Weliswaar werd Eickhof dagelijks van en naar de lagere school vergezeld door leeftijdsgenoten die hem bestookten met racistisch gescheld, aarde en kiezelstenen, maar zijn leraren zagen het juist in hem zitten. Zij beloonden zijn ijver met een gymnasiumadvies. Maar er was geen gymnasiumschool in de buurt, dus koos Eickhof voor het atheneum op het Waterlant College in Amsterdam-Noord. ‘Mijn moeder vreesde dat dat misschien te zwaar zou zijn en stelde voor om naar een technische school of de mavo te gaan. Uiteindelijk deed ik gewoon succesvol een toelatingstoets voor het atheneum.’


Op die middelbare school verdwenen de treiteraars en kreeg Eickhof de ruimte om zich verder te ontwikkelen. Geïnspireerd door een aardrijkskundeleraar met antropologische kennis begon hij zes jaar later aan een avontuur in de antropologie aan de Universiteit van Amsterdam, tussen 1976 en 1983. Hoe was het voor Eickhof, een student van kleur en een eerstegeneratiestudent, om in die tijd aan de UvA te studeren?


Eickhof blikt terug op zijn scriptiebegeleider en het kraakpand tegenover het Bungehuis, waar hij met honderd anderen woonde. Vandaag de dag woont hij in hartje Amsterdam, waar hij het zonlicht, het geroezemoes van toeristen en andere herinneringen in zijn huis verwelkomt. Zoals aan zijn allereerste hoorcollege, waar een docent adviseerde dat zij die in God geloofden, beter een andere studie konden kiezen. Met een ironische glimlach deelt Eickhof, zelf een kerkverlater, dit verhaal. Bevlogen neemt hij ons verder mee door zijn studietijd.

Foto: Sara Kerklaan

Je omschreef de achtergrond van je jeugd als een anti-intellectualistische omgeving. Hoe reageerden de mensen om je heen op je studiekeuze?
‘Ze hadden geen idee wat antropologie inhield, maar vonden het heel mooi. “Hij is misschien niet handig met zijn handen, maar onze bolleboos gaat wel studeren”, zeiden ze in mijn buurt.  Hoewel dat niet helemaal klopt. Ik ben niet zo snel met mijn handen, maar bijvoorbeeld puntlassen en razendsnel banden plakken kan ik wel. Maar schilderen, daar ben ik dan weer niet zo goed in.’


Had jij als eerstegeneratiestudent wel enig idee in wat voor wereld je terechtkwam?
‘Nou, op de introductiedag belandde ik in een groepje met Hilversumse types die zich tijdens de pauze allemaal gingen aanmelden voor het corps. Ik vroeg aan de begeleidster: “Wat is dat voor koor?” Zo muzikaal leken ze me niet.’


Over studentenverenigingen gesproken: ik richtte met medestudenten een Afrikaanse studentenvereniging op, om een gezellig studentenleven te hebben zonder steeds onszelf te hoeven verloochenen.

‘Ik denk niet dat ik me had aangesloten. Dat “ons-denken” zit niet in mijn concepten, ik ben eigenlijk van iedereen. Zowel genetisch als cultureel behoor ik niet tot één specifieke groep, omdat ik een mix ben. Wel heb ik altijd gemakkelijker contact gehad en vriendschappen gesloten met mensen die ook van gemengde afkomst waren.’


Tijdens je studie ontwikkelde je ook een goede band met je scriptiebegeleider.

‘Voor mijn scriptie wilde ik onderzoek doen naar de positie van zwarte mensen in de South Side van Chicago. De UvA meende mij niet te kunnen begeleiden en suggereerde dat ik Frank Bovenkerk zou benaderen. Hij was professor antropologie aan de Universiteit van Utrecht en werd mijn begeleider, hoewel ik ingeschreven bleef bij de UvA. Bovenkerk had toen net een boek geschreven met de titel “Omdat zij anders zijn”. Dat boek ging onder andere over discriminatie op de arbeidsmarkt en donkere jongens die werden geweigerd bij discotheken. Destijds een eyeopenervoor velen die discriminatie niet aan den lijve ondervonden. Het onderzoek in Chicago ging trouwens niet door, maar via Bovenkerk kon ik wel aan de Universiteit van Bradford een onderzoek doen naar de komst van migranten in verschillende wijken.’

‘Na twintig minuten lezen stonden er ineens twee kleerkasten naast me. Wat ik daar kwam doen, of ik even wilde meelopen, ondanks mijn collegekaart’

In 2020 stuurde je 35 persoonlijke ervaringen van racisme naar je coördinator bij de NOS om aan te tonen hoezeer racisme-gerelateerde onderwerpen je persoonlijk raakten en je ze wilde vermijden. Dit varieerde van valselijk beschuldigd worden van diefstal tot xenofobische mensen op straat die weigerden door jou geïnterviewd te worden. Zou je voor je tijd op de UvA zo’n lijstje kunnen maken?
‘Dan zou er maar één ding op staan. Ik was voor het eerst in de antropologiebieb, voor een boek dat niet uitgeleend mocht worden. Na twintig minuten lezen stonden er ineens twee kleerkasten naast me. Wat ik daar kwam doen, of ik even wilde meelopen, ondanks mijn collegekaart. De beveiligers verhoorden me totdat een medewerker die ik kende het kamertje binnenkwam en zei: “Wat is dit nou weer voor gezeik? Zijn jullie helemaal gek geworden?!” Daarna heb ik nog een uur geprobeerd te lezen. Nadien ging ik naar het Instituut voor de Tropen, waar ze vaak dezelfde boeken hadden als in de antropologiebieb, als ik weer zo’n boek nodig had.’

 

‘In de bibliotheek zaten een paar studenten die mij kenden en niets zeiden of deden. Jaren later kwam ik er een tegen hier in de buurt die zei: “Jij bent toch Gerri Eickhof van de NOS? Jij hebt toch antropologie gestudeerd? Wij zaten in hetzelfde jaar.” Ik zei: “Ja, ik ben Gerri Eickhof en ik heb inderdaad antropologie gestudeerd, maar ik kan me u met de beste wil van de wereld niet herinneren”.’


Als wraak? Voelde je niet de behoefte om te praten?
‘Beide, beide.’

‘Mijn moeder vond het vreselijk dat ik het huis verliet, maar ze vond het wel oké dat ik in een kraakpand ging wonen’ 

De UvA heeft al een aantal jaar Diversity Officers die onder andere toezien op het sociaal veiliger en inclusiever maken van de universiteit. Heb jij herinneringen aan een bewust diversiteitsbeleid?
‘Er waren geldpotjes voor armlastige studenten of hulp met huisvestingsproblemen. Maar geen specifieke ondersteuning als je je gediscrimineerd voelde of als je klachten had over het curriculum. Was dat er maar geweest. Er werd veel gedoceerd vanuit zeer Marxistische perspectieven. Ik herinner me een massacollege van een gepensioneerde antropoloog die bewierookte dat het Chinese volk pal achter Mao Zedong stond. Ik stelde de vermetele vraag of dat misschien kwam doordat al zijn tegenstanders waren uitgeschakeld. Dat werd me in de pauze door de organisatoren niet in dank afgenomen.’ 


Je vertelde dat je eens per jaar last hebt van zwaarmoedigheid. Dan rijd je naar je geboortehuis in Amsterdam-Noord, om weer te beseffen dat je die tijd óók hebt overleefd. Hoe ging je hier als student mee om?
‘Ik had een hond in ons kraakpand tegenover het Bungehuis, dat hielp. Ik was daar beland dankzij een Limburgse studievriend die me vroeg mee te doen met het kraken van een groot pand in het centrum. Ik had net het eerste studiejaar achter de rug en was klaar om mijn vleugels uit te spreiden. Mijn moeder vond het vreselijk dat ik het huis verliet, maar ze vond het wel oké dat ik in een kraakpand ging wonen. Destijds was dat heel normaal.’


Wat zijn je mooiste herinneringen aan je krakersleven?
‘We hebben zelf nieuwe leidingen aangelegd voor water en stroom. De taak om de draden met de stoppenkast te verbinden viel op mijn schouders. Met rubberlaarzen en -handschoenen heb ik de draden aan elkaar geknoopt, draaide ik de stoppen erin en waagde ik het om de schakelaar om te zetten. Met een bonzend hart wachtte ik af. Gelukkig gebeurde er niets. Het licht ging aan in een van de kamers. Terwijl ik de schakelaars in het hele pand testte, ging overal het licht aan. Toen ik mijn eigen kamer binnenging en de platenspeler aansloot, was het een geluksmomentje toen de muziek begon te spelen.’


‘En verder de eindeloze vergaderingen met soms wel vijftig mensen tegelijk over het ondersteunen van andere kraakpanden, gemeenteonderhandelingen en strategie. En toen bekend werd dat Beatrix koningin zou worden en gekroond werd in het Paleis op de Dam, werd plots aangekondigd dat de gemeente ons nabijgelegen pand zou kopen, het tot wooneenheden zou maken en wij als krakers moesten vertrekken, maar met de optie om terug te keren of elders huisvesting aangeboden te krijgen. Ik heb nog altijd het vermoeden dat die aankoop bedoeld was om ons rustig te houden.’


Zou je student willen zijn in deze tijd?
‘Ja, al had ik veel harder moeten werken. Je moet nu in een jaar of vier klaar zijn. In mijn tijd lag het gemiddelde bij onze studie op zo’n tien jaar. Ik deed er met 6,5 jaar maar een half jaar langer over.’


Hoe heeft je tijd op de UvA je klaargestoomd voor je loopbaan?
‘Antropologie is in mijn ogen het academische vak dat het dichtst bij de journalistiek staat. En op de universiteit kom je met een hele smeltkroes aan mensen in contact. Dat vind je op zo'n redactie enigszins terug, maar vooral in het werk als verslaggever. Frank Bovenkerk heeft me bovendien bijgebracht dat het goed is onderzoeksresultaten zodanig te presenteren dat ook niet-deskundigen ermee uit de voeten kunnen. In zekere zin heeft hij mij dus leren werken voor een groter publiek.’


Zou de Gerri van 1976 trots zijn op de Gerri van vandaag?
‘Hij zou wel vinden dat het goed gekomen is. Wat ik tegen hem zou zeggen? Als je goed oplet in het leven, komt het wel goed.’

 

Dit is een artikel uit ons papieren magazine, dat vanaf 16 oktober overal op de UvA te verkrijgen is. Grijp je exemplaar bij Crea, de UB, Science Park of het A-gebouw.