Tien jaar bekleedde Zef Hemel de Wibautleerstoel voor grootstedelijke vraagstukken. Nu neemt hij op 19 november na twee termijnen afscheid. In zijn laatste twee jaar, tijdens de lockdown, tekende hij in zijn magnum opus het verhaal van Amsterdam op. ‘Mijn boek gaat over veertig jaar mislukking en is bepaald geen success story. Het lijkt wel alsof we nooit ergens iets van leren.’
Het interview met Hemel vindt plaats op een druiligere ochtend in een café middenin de Pijp, in het hart van de stad. Zijn stad, want wie de Wibautleerstoel bekleedt houdt zich bezig met allerlei stadse problemen, maar heeft de focus toch voornamelijk op Amsterdam. Hemels indrukwekkende carrière van veertig jaar planologie is samengevat in zijn vuistdikke boek Er was eens een stad, dat deze maand is verschenen.
Vier decennia in de planologie, dat is nogal wat. Wat voor soort stad trof u aan in 1980?
‘Ik studeerde af in de tijd van de krakers- en de kroningsrellen. Krakers trokken na het ontruimen van de Wibautstraat het beeld van wethouder Wibaut van de sokkel. Ze waren razend op de wethouders van de PvdA, die van plan waren om de uitgewoonde stad weer helemaal opnieuw op te bouwen. De krakers verzetten zich daar hevig tegen, zij wilden het tegenovergestelde: de stad herstellen en repareren en behouden zoals het is. Ik voelde me solidair met de krakers, zat ook in het bewonerscomité van ons gebouw destijds. Roerige jaren waren het, maar ook perfect om het vak van planoloog te leren. Daar gaat het immers om de inrichting van die leefruimte. Het is de grote triomf van de kraakbeweging geweest dat de stad niet is afgebroken. Daarvoor sloten ze nota bene een verbond met de elite, die in monumentale grachtenpanden woonde en in feite hetzelfde belang bleek te hebben, en – op haar manier – even hard vocht. Het was een belangrijke tijd, want die nieuwe opvattingen over het afbreken of repareren van Amsterdam hebben gezorgd voor de stad zoals we die nu kennen.’
Wat voor stad treffen we aan in 2060?
‘Poeh. Er zijn twee dingen die ik zeker weet: Amsterdam zal dan een echte, regionale stad zijn met 3 tot 4 miljoen inwoners. Steden als Almere, Zaanstad en Aalsmeer zullen daar steeds meer onderdeel van worden.
Bovendien wordt de stad steeds internationaler en dat heeft grote sociale consequenties. We zien nu al dat er steeds meer Engels gesproken wordt. Internationalisering zal voor veel mensen wennen zijn en als verlies worden ervaren. De stad zal anoniemer worden, het knusse van Amsterdam verdwijnt. Dat is nu al te zien. Vroeger was Amsterdam een archipel van dorpen en buurten. Kwam je uit de Nieuwmarkt, dan had je in de Jordaan niks te zoeken. Dat is de afgelopen tien jaar vrijwel verdwenen. Nu zijn we geen Jordanezen meer, maar allemaal Amsterdammers. Over veertig jaar noemen we mensen van buiten de ring ook Amsterdammers.
Tegelijkertijd denk ik ook dat Europa steeds belangrijker gaat worden, en dat Amsterdam daardoor ook als een soort houvast zal fungeren in die grote, gemeenschappelijke ruimte. Nu kijken we nog meer naar Den Haag dan naar Brussel. Tot slot zijn er veel dreigingen waar we iets mee moeten. We weten dat de zeespiegelstijging reëel is, al dringt dat nog niet helemaal door. Over veertig jaar zal ook de zoveelste rechtse regering inzien dat het te laat is. Dat is nogal een opgave waar we voor staan.’
U draagt uw boek op aan de burgers van Amsterdam. Waarom?
‘Die opgave, wat ik net zei, is precies de boodschap die ik wil meegeven in mijn boek. Maak je gereed, zeg ik tegen de Amsterdammers. Ik aanvaardde de leerstoel in de nasleep van de financiële crisis van 2008. Nu zwaai ik af middenin een pandemie. Tussendoor hadden we nog de bootvluchtelingencrisis van 2015 en de Maagdenhuisbezetting. Ik heb mijn leerstoeltermijn ervaren als tien jaar onafgebroken ellende. Daarom is mijn opdracht aan de burgers: prepareer je voor stormen die zullen komen. Oud-burgemeester Eberhard van der Laan begreep dit, gezien zijn boodschap “wees lief voor de stad en zorg goed voor elkaar”. Sociale verbinding is noodzakelijk, we moeten elkaar vasthouden in moeilijke tijden: dat is het vlees op de botten van de stad. Sociale inclusie is ons bindmiddel, het houdt ons bij elkaar.’
Het laatste jaar dat u de leerstoel bekleedde was de stad door corona vrijwel uitgestorven. Hoe keek u daar als planoloog naar?
‘Als de mensen het vlees zijn van de stad, toonde de pandemie ons het skelet van Amsterdam. Alleen de gebouwen waren nog over, de straten waren leeg. Een jaar lang stond de stad stil, leek verstijfd, uit het lood geslagen, was bijna dood. Zonder reuring functioneert ze niet meer. Ik vond het tragisch, Bijbels: door de verlatenheid leek het alsof we gestraft werden, het Oude Testament staat vol met plagen. Het was ironisch dat ik net de binnenstadsvisie in opdracht van de burgemeester had afgerond, die uitgerekend over de drukte ging en de overlast die dat met zich bracht. Iedereen wist dat het er een keer van zou komen, maar toch kwam het voor de meeste mensen onverwacht. Al eeuwen worden steden geconfronteerd met virussen, Amsterdam kent een zorgwekkende geschiedenis op dat vlak. Denk aan cholera, de pest. En nog steeds hebben we Q-koorts niet uitgebannen, wat eigenlijk een schande is als je er bij nadenkt.’
Deze maand werd ook bekend dat Amsterdam een hotelstop gaat invoeren. De stad kent 533 hotels, met 40.000 kamers. Komt zo’n stop niet een beetje laat?
‘Over ironie gesproken. Onder wethouder Lodewijk Asscher (2006-2010) was het juist de ambitie van het gemeentebestuur om duizenden hotelkamers te bouwen in de stad, daarvoor zijn een hoop bestemmingsplannen aangepast. Nu willen ze er juist weer vanaf. Dat laat volgens mij ook zien dat je niet met een moker op de stad moet inslaan en niet te grote ambities moet hebben. Er gebeuren altijd weer onverwachte dingen, je hebt nu eenmaal geen greep op de stad. Dat is misschien mijn boodschap ook wel voor toekomstige planologen: je mag wel groots denken, maar je moet voorzichtig handelen.’
Ook werd bekend dat het aanscherpen van de regels voor Airbnb had gewerkt: het aantal verhuuradressen daalde in Amsterdam van 16.648 naar 2.924. In uw boek komt naar voren dat economische belangen het altijd winnen van de leefbaarheid. Zitten we, gezien de hotelstop en het reguleren van de Airbnb-verhuur, op een kantelpunt?
‘Het is inderdaad mijn ervaring dat in Den Haag, door opeenvolgende kabinetten vanaf de jaren tachtig tot nu toe, de economie voorop staat. Dat zag ik ook in Amsterdam terug, toen ik daarheen verhuisde in 2004. Ik weet niet of men nu een lesje heeft geleerd, ik hoop het. Mijn boek gaat over veertig jaar mislukking, het is bepaald geen success story. Het lijkt wel alsof we nooit ergens iets van leren. Ik wil tegen toekomstige planologen zeggen, wees ongehoorzaam en leer van het verleden. Als we echt in duurzaamheid geloven, moeten we scherpe keuzes maken. Welke waarden en normen vinden we belangrijk, die nu steeds verloren gaan in het economische geweld van geld verdienen? Ik zeg: ga daar niet in mee, hou vast aan je eigen principes.’
U bent hoogleraar grootstedelijke vraagstukken. Welk vraagstuk kreeg u niet opgelost?
‘Allemaal. Ik denk ook niet in oplossingen, want die bestaan in steden niet. Daarvoor is de dynamiek, de turbulentie in een grote stad te groot en de permanente veranderingen te frequent. Vooral sociaal-maatschappelijke vraagstukken zijn venijnig. Het is de kunst om als planoloog te surfen op de golven van de dynamiek. Hoe ik daarmee de burgers help? Door goede toekomstverhalen te vertellen die vertrouwen in de toekomst wekken. Wij moeten ergens in kunnen geloven, een gezamenlijke toekomst, dat is mijn taak.’
Met welke leus werd er op 30 april 1980 massaal geprotesteerd door de kraakbeweging en andere demonstranten? Mail je antwoord onder vermelding van je naam en (post)adres vóór 19 november naar redactie@folia.nl. Mailers met een UvA-mailadres krijgen voorrang.
Tot slot, de stad staat voor nogal wat uitdagingen. Klimaatverandering, groeiend toerisme, toenemende gentrificatie en woningnood, om maar wat te noemen. Dat is geen vrolijke erfenis die u achterlaat.
‘Er moet zeker iets gebeuren. Maar we moeten stoppen met naar de overheid kijken en zelf niets doen. Dat machteloze, die enorme woede richting Den Haag, daar hebben we niks aan. Net zoals ik het gemakzuchtig vind om de straat op te gaan om te protesteren. We kunnen beter samen een reddingsboot bouwen, een veilige stad waar iedereen onderdak kan krijgen. In 2023 wil ik de grote kaart van de metropoolregio op de vloer van de RAI neerleggen, dus een die loopt van Lelystad tot aan Nieuw-Vennep. Dat wordt onze reddingsboot. Die boot bouwen we voor zo’n vier miljoen mensen. Met burgers en gemeenteraden in de hele regio moeten we in gesprek. Wat gaan we doen met Lelystad? Met Tata Steel? Met Schiphol? Met de Amsterdamse haven? Hoe krijgen we toekomstige problemen met bijvoorbeeld drinkwater, energievoorziening en voedsel onder controle? Een democratie bestaat bij de gratie van gesprekken tussen burgers. Maar we zijn het luisteren naar elkaar verleerd, onze gesprekken zijn bozig, verongelijkt, gepolariseerd geworden. We moeten de democratie weer opnieuw uitvinden.
Met de uitkomsten van de gesprekken gaan we ook naar Den Haag, en dan zeggen we tegen de politici: dit moeten jullie voor ons doen. Nu is het omgekeerd en vertelt Den Haag wat we moeten doen. Het lokale bestuur is ernstig verzwakt en loopt aan de leiband van de regering. En dat terwijl we momenteel niet eens een regering hébben, het is van de zotte. Waarom zouden we in Amsterdam wachten tot die er eindelijk is? Het lokale bestuur zou het sterkste bestuur moeten zijn, niet het zwakste, zoals het nu is. Lokale bestuursleden staan immers dichtbij de leefomgeving en de werkelijkheid van mensen. Nu voelen burgers zich machteloos omdat ze het geweld van internationalisering over zich heen krijgen. Beslissingen komen uit Brussel, of Den Haag. De wethouder gaat alleen nog over over de verkeersdrempels. Zelfs scooters krijgt hij niet van het fietspad af. We moeten de democratie terugpakken, verhalen vertellen en aan de slag gaan. Daar zijn we heel goed toe in staat. We zijn alleen het kwijtgeraakt, we voelen ons verloren.’
Het boek ‘Er was eens een stad’ van Zef Hemel verscheen 4 november bij uitgeverij Pluim. Op 19 november spreekt Zef Hemel zijn afscheidscollege uit in de Oude Lutherse Kerk.