Het trekt jaarlijks een student of tien: de minor Fries op de UvA. Flora Woudstra (inderdaad, met Friese voorvaderen) liep binnen bij een college in het P.C. Hoofthuis en belandde in Leeuwarden bij een docent van de Fryske Akademy. ‘Ik vind het raar als je vreemde talen wil leren, maar niet de tweede taal die in je eigen land gesproken wordt.’
Vrijdagochtend in het P.C. Hoofthuis. Onderweg naar college valt mijn blik op het digitale scherm. Language Acquisition Frisian, staat er op. Het verwondert me: Friese les middenin Amsterdam, wie houdt zich daar nou mee bezig? Nog geen week later zit ik in het college. Het vak Language Acquisition Frisian is onderdeel van de minor Friese taal en cultuur en wordt momenteel gevolgd door vijf studenten. ‘Woudstra, is het?’ zegt docent Pieter Duijff. ‘Een echte Friese naam. Je mag er bij zitten, maar ik versta in deze les geen Nederlands. Dus als je vragen hebt: probeer ze maar in het Fries te stellen.’
Duijff legt geduldig Friese grammatica en woordgebruik uit, maar besteedt ook minstens een halfuur aan Friese cultuur. Zo vertelt hij over een Friestalige rockband, Baldrs Draumar, die Friese historie nieuw leven in wil blazen. Duijff is gastdocent aan de UvA, legt hij uit: zijn hoofdfunctie is onderzoeker aan de Fryske Akademy in Leeuwarden. Dat is een onderzoeksinstituut dat zich richt op de Friese taal.
De Fryske Akademy heeft een samenwerkingsverband met de UvA en een cruciaal onderdeel daarvan is de mogelijkheid voor UvA-studenten om Fries te kunnen studeren, zegt Duijff. ‘Je moet maar eens langskomen op de Akademy,’ zegt hij tenslotte. Ik weifel: terug naar Friesland, een provincie die ik maar al te graag achter me liet om in de Randstad te gaan studeren? Maar er knaagt iets: de drang om meer te weten over een taal, cultuur en etniciteit die de helft van mijn genen heeft voortgebracht. Ik besluit het te doen.
‘Machtig mooi’
De Fryske Akademy is midden in het hart van Leeuwarden gevestigd, pal naast de scheve Oldehove-toren. De Akademy is verspreid over meerdere klassieke oude gebouwen, waaronder een kerk en een herenhuis, vertelt Pieter Duijff. ‘Machtig mooi, niet?’ zegt hij. Duijff leidt me enthousiast rond door het instituut, waar promovendi en professoren van allerhande universiteiten werken aan wetenschappelijke publicaties over de Friese taal of cultuur.
Pieter Duijff komt zelf uit een Fries boerengezin. Hij werd in 1957 in Rinsumageast geboren. Toen hij op de lagere school aankwam, had hij nog nooit iets anders gesproken dan Fries. Op zijn basisschool leerde hij vlot om tweetalig te zijn, zegt hij. Dat ziet hij nu terug bij zijn eigen kinderen: zijn zoon en dochter spraken alleen maar Fries tot ze op de basisschool kwamen, waar ze het Nederlands razendsnel oppikten.
Duijff beantwoordt elke vraag steevast in het Fries, op een gemoedelijke toon. ‘Pake moet even de bril opzetten,’ zegt hij, zoekend naar een Fries boek dat hij als cadeau mee wil geven. Hij studeerde zelf Friese taal- en letterkunde aan de Vrije Universiteit Amsterdam. ‘Dan kun je je wel afvragen, hoe je erbij komt om dat te studeren,’ zegt hij zelf. ‘Maar ja, je hebt er aardigheid aan. Ik kwam na mijn studie op de Akademy binnen om te werken aan het woordenboek. Dat was in 1992.’
Vanuit de Akademy wordt erop toegezien dat de Friese taal een plek heeft in Nederlandse universiteiten. Dat moet wel, want Friesland heeft, sinds de Universiteit van Franeker in 1811 werd opgeheven, zelf geen universiteit. Momenteel beperkt het Friese onderwijs op universiteiten zich tot de minor Friese taal aan de UvA en de bachelorstudie Minorities & Multilingualism aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Nationaal Fries besef
De Fryske Akademy is in 1938 opgericht, vertelt Duijff. Het intitiatief kwam van de Friese Beweging, een conglomeraat van groeperingen die de studie en het behoud van Friese taal en cultuur als doel voor ogen hadden. De Friese Beweging kwam op in het begin van de 19de eeuw, tijdens de Romantiek. ‘Toen ontstond er een nationaal Fries besef,’ zegt Duijff. Voor die tijd werd Fries niet of nauwelijks geschreven en was het puur een spreektaal.
Hij laat kasten vol met woordkaartjes zien: taalkundigen hebben jaren gewerkt aan het maken van een compleet Fries woordenboek, waarin elk woord uitgebreid wordt gecontextualiseerd. ‘Dat was een van de eerste taken van de Akademy, het maken van een woordenboek.’ Hij benadrukt: ‘Fries heeft zijn eigen geschiedenis, semantiek, grammatica en fonologie.’
Ooit hadden zowel de Rijksuniversiteit Groningen als de Vrije Universiteit Amsterdam voltijdopleidingen Fries. Daarnaast hadden de universiteiten in Utrecht en Leiden bijzondere hoogleraren Fries. Die opleidingen en hoogleraren zijn rond 1990 wegbezuinigd. ‘Toen is er een paar jaar geen enkele opleiding Fries geweest in de Randstad. Daar had de Akademy een probleem mee: wij zien het als onze plicht dat de Friese taal een plek in de Randstad heeft,’ zegt Duijff. Zodoende werd er bij het samenwerkingsverband met de UvA afgesproken dat er ruimte zou zijn voor Friese les.
Waarom eigenlijk, vraag ik? En waarom in de Randstad? ‘De studie van taal moet overgedragen worden op jonge mensen. Je kunt wel in een hokje gaan zitten en onderzoek doen, maar dan heb je geen contact met de studenten die dat onderzoek straks voort moeten gaan zetten,’ zegt Duijff. ‘De Randstad ligt voor de hand omdat daar een grote massa is. Daarnaast is Fries de tweede officiële rijkstaal van Nederland. Dat heeft bepaalde consequenties: het betekent dat de overheid het bestaan van het Fries moet stimuleren.’
Duijff heeft momenteel vijf studenten aan de UvA, maar dat aantal loopt in sommige jaren op tot vijftien. ‘Dat zijn soms mensen van buiten de UvA. Ik heb nu ook een student uit Utrecht. Zij heeft net zoals jij Friese familie, maar die hebben haar de taal nooit aangeleerd. Ze doet het nu hartstikke goed,’ zegt Duijff glunderend.
Tweetaligheid
Duijffs missie om de Friese taal over te brengen lijkt geworteld in het idee dat Fries een bepaalde legitimiteit heeft. Dit is iets wat de statige Akademy ook uitdraagt. ‘Het is jammer dat je geen Fries hebt geleerd van je vader,’ zegt Duijff tegen me, ‘want die tweetaligheid, dat is juist goed voor een kind. Maar jullie woonden vroeger in de Randstad, dan was het ook minder belangrijk. De wereld wordt groter, Friezen trouwen met niet-Friezen, kijk maar naar je vader - en dat maakt dat het Fries terrein verliest.’
Dat de taal niet altijd serieus genomen wordt, is iets waar Duijff en de Akademy tegen strijden. Fries heeft geen traditie als schrijftaal, legt Duijff uit, en wordt ook door een groot deel van haar sprekers beschouwd als een puur informele taal, een taal voor thuis. Bestuurders in Friesland weigerden lange tijd Fries te spreken. Daarnaast hebben veel Friese ouders de angst dat hun kinderen een Fries accent zullen krijgen en daarom minder goed mee zullen komen in Nederland.
‘Men zegt op de scholen: kinderen moeten taal en rekenen leren,’ zegt Duijff. ‘Maar taal, daar bedoelen ze Nederlands mee. Als je een hoog taalniveau hebt in een andere taal, wordt er gezegd dat je een achterstand hebt. Dat zeiden ze over mijn zoon toen hij net op de basisschool kwam, want ze gaven hem een Nederlandse taaltest. Terwijl hij een hoog taalniveau had, maar dan natuurlijk in het Fries.’ Duijffs zoon doorliep uiteindelijk het gymnasium in Leeuwarden.
‘Je hebt echt niets te verliezen als je je kinderen Fries laat spreken,’ benadrukt Duijff. ‘Ik denk dat je anders ook afstand creëert tussen jezelf en je kind. Heb jij dat ook gevoeld met je vader, omdat hij een andere moedertaal heeft dan jij? Talen maken of breken je interpersoonlijke relaties, maken met wat jij je identificeert.’
Ik denk aan mijn eigen situatie. Als tiener in Friesland, ondanks de naam Woudstra en mijn Friestalige vader, voelde ik me geen moment Fries. Ik kwam uit Den Haag, bleef ik zeggen - want iets anders geloofden ze toch niet. ‘Als je de taal niet spreekt, hoor je er toch niet helemaal bij,’ zegt Duijff. ‘Hoewel iedereen in Friesland natuurlijk Nederlands verstaat. Communicatie tussen mensen met ongelijke talen blijft ook lastig, je kunt er hele onderzoeken op nalezen.’
Sociale media
Duijff verwijst me naar zijn collega Lysbeth Jongbloed (41), een promovendus aan de Universiteit Maastricht. Zij schrijft een boekwerk over het gebruik van Fries op sociale media door jongeren. Ze is positief over het overleven van de Friese taal. ‘Fries gaat grote veranderingen door. Het was vroeger echt de spreektaal, ook bij ons thuis,’ zegt ze. Ze komt zelf uit Bitgummermolen. ‘Mijn moeder sprak nooit Nederlands, maar schreef haar brieven wel in het Nederlands. Nu zie je dat jongeren op sociale media, omdat de sfeer daar informeel is, liever in het Fries dan het Nederlands communiceren. En mijn dochtertje van zeven sms’t mij ook in het Fries.’ Trots laat ze haar telefoon zien, met Friese berichtjes van haar dochter - doorspekt met talloze kus-emoji’s.
Jongbloed ziet de mogelijkheden van het internet en technologie tot het redden van een minderheidstaal. ‘Een oud-collega van de Fryske Akademy heeft ervoor gezorgd dat Google Translate een Friese optie heeft,’ legt ze uit. ‘En er is nu een navigatiesysteem dat straks in het Fries beschikbaar is: Waze. Ik hoop dat smartphones ook een Friese optie krijgen voor hun spreeksoftware, zoals Siri. Dat soort spraaktechnologie kan met hulp van de Akademy worden ontwikkeld.’
Wat zeggen de studenten?
Dat er zoveel over de Friese taal werd nagedacht en geschreven, wist ik niet. Na mijn bezoek aan de Fryske Akademy bel ik met twee studenten aan de UvA-minor Friese taal en cultuur, om ze te vragen waarom zij ervoor kozen de taal te gaan leren.
Nadia Kreuger (20, Franse taal en cultuur) komt zelf uit Zaandijk. Ze heeft totaal geen Friese achtergrond. ‘Wel een talenknobbel en grote interesse,’ zegt ze. ‘Ik vind het raar als je vreemde talen wil leren, maar niet de tweede taal die in je eigen land gesproken wordt.’ De minor is dan wel klein, geeft ze toe, maar dat is ook relatief. ‘Mijn studie, Franse taal, heeft ook maar tien mensen. En iedereen krijgt op de middelbare school Franse les.’ Ze is nog nooit in Friesland geweest, maar wil er nu wel heen. ‘Om met mensen Fries te gaan praten en te horen hoe regionale accenten van elkaar verschillen. Dat vind ik interessant.’
Renske Pelsma (19, sociale geografie en planologie aan de Universiteit Utrecht) komt uit een Friese familie, maar groeide op in Noord-Holland. ‘Op familiedagen van mijn vaderskant is alles Fries, dus ik kan de taal prima verstaan en lezen, maar ik zou het goed willen kunnen spreken. Ook omdat het mijn roots zijn. Talen leren vind ik trouwens sowieso leuk.’ Ze doet de minor als ‘uitstapje’, geeft ze aan: ‘Het is totaal niet gerelateerd aan mijn studie in Utrecht. Het is meer dat ik iets leuks te doen heb op vrijdag, een paar studiepunten verdien, en de taal straks kan spreken.’
Voordat ik de trein terugpak naar Amsterdam, ga ik in Leeuwarden koffie drinken met mijn Friese vader. Die woont, samen met mijn moeder, nog steeds in Friesland. Ik geef hem het Fries woordenboek dat ik van Pieter Duijff kado had gekregen. We praten over de Fryske Akademy en de historie van de Friese taal - in het Nederlands. Want ik mag de Friese taal dan wel verstaan, Fries zal ik me niet gaan voelen, ondanks dit nieuwe stukje geschiedenis over mijn eigen afkomst.