Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
Bestuur UvA en HvA wil weer uit elkaar
Foto: Daniël Rommens
actueel

Bestuur UvA en HvA wil weer uit elkaar

8 september 2016 - 16:10

Het College van Bestuur van de UvA en HvA wil per 1 januari 2017 gesplitstLees hier de drie scenario's voor de toekomst van de ondersteunende diensten.  zijn. Dat laat het CvB weten in reactie op het onderzoek waarin adviesbureau Berenschot de samenwerking tussen universiteit en hogeschool evalueerde. De conclusies van dat rapportLees hier alle reacties op het rapport. zijn bikkelhard: op de meeste gebieden is de samenwerking mislukt omdat bestuurders er geen oog voor hadden.

‘De bestuurlijke samenwerking tussen UvA en HvA heeft niet de meerwaarde opgeleverd die er bij aanvang van werd verwacht. Er lagen aan het begin van deze eeuw vergezichten, die maar voor een deel werden gerealiseerd, onder meer omdat de maatschappelijke context veranderde en omdat verandering van wet- en regelgeving – tegen de verwachting in – niet doorging. Door bestuurders en toezichthouders is onvoldoende koersvast gereageerd op dergelijke veranderende omstandigheden.’

 

Dit concludeert bureau Berenschot in het rapport De opbrengst van bestuurlijke samenwerking UvA-HvALees hier het hele rapport in pdf-vorm., dat vandaag naar buiten is gebracht. Het bureau concludeert overigens ook dat er zeker wel goede voorbeelden zijn gevonden van samenwerking tussen beide instelling ‘maar deze zouden mogelijk ook tot stand zijn gekomen zonder de gekozen bestuurlijke samenwerking.’ Die conclusie wordt door het College van Bestuur onderschreven in een begeleidend schrijven.

 

Volledige fusie

Berenschot heeft uitgebreid kwantitatief en kwalitatief onderzoek verricht naar de samenwerking UvA-HvA, die in 2003 gestalte kreeg met de instelling van een gezamenlijk college van bestuur onder leiding van toenmalig collegevoorzitter Sijbolt Noorda, de eerste gezamenlijke collegevoorzitter van UvA en HvA.

 

Eind jaren negentigLees hier een uitgebreide analyse van dertien jaar bestuurlijke samenwerking tussen UvA en HvA. beoogden UvA en HvA een volledige fusie van hogeschool en universiteit. ‘Niet fuseren is voor ons onnatuurlijk,’ zei toenmalig UvA-collegevoorzitter Sijbolt Noorda in 1999 zelfs tegen Folia. Zo ver kwam het nooit, aangezien het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen wilde vasthouden aan het onderscheid tussen hogescholen en universiteiten. Bovendien was er ook, met name in de medezeggenschap van de UvA, veel weerstand tegen de fusie. Die zwol enkel aan toen bleek dat de fusie zich zou beperken tot een fusie van de besturen en de ondersteunende diensten. Die medezeggenschappers waren er niet van overtuigd dat er inhoudelijk voldoende winst te behalen zou zijn en lijken nu, dertien jaar later, gelijk te krijgen.

 

Volgens Berenschot is het met name misgegaan bij het aanstellen van een aparte rector voor de HvA in 2010. ‘De HvA-rector zette logischerwijs een eigen agenda op met als doel de HvA te versterken. De rector magnificus moest de samenwerkingsagenda loslaten.’ Berenschot noemt dit een belangrijk kantelpunt.

De goede voorbeelden van samenwerking ‘zouden mogelijk ook tot stand zijn gekomen zonder de gekozen bestuurlijke samenwerking’

Het rapport bevat veel statistische gegevens, grafieken en staafdiagrammen met metingen en cijfers over instroom, en doorstroom van studenten en samenwerking van docenten en onderzoekers van beide instellingen.

 

Samenwerking primair proces

Berenschot heeft onder meer aan een kleine 250 medewerkers die betrokken zijn bij onderwijs en onderzoek van UvA of HvA gevraagd in hoeverre men samenwerkt met de andere instelling. Daaruit blijkt dat bijna 70 procent ‘op geen manier samenwerkt met collega’s van de andere instelling’. Dit komt ook of wellicht vooral doordat opeenvolgende CvB’s er geen beleid op hebben gemaakt, concludeert Berenschot. ‘Als gevolg hiervan zijn het al dan niet ontstaan van samenwerkingsverbanden in initiatieven rondom onderwijs afhankelijk geweest van persoonlijk contact op de werkvloer van UvA en HvA en van persoonlijke inzet van het werkveld.’

 

Doorstroom UvA-HvA

Het vergemakkelijken van de doorstroom van ambitieuze studenten van de HvA naar de UvA was een van de belangrijke doelstellingen van de samenwerking. Van die doorstroom is maar weinig terecht gekomen, zo blijkt uit de cijfers en staat bovendien los van de bestuurlijke samenwerking: studenten die na afronding van een HvA-bachelor willen doorstromen naar het wetenschappelijk onderwijs gaan net zo makkelijk naar de VU als naar de UvA.

 

 

 

Berenschot: ‘De keuze voor een opleiding aan de UvA of VU ontloopt elkaar niet veel’. Over de gehele periode gemeten ging 12 procent van de doorstromers naar de UvA en 11 procent naar de VU. ‘De vanzelfsprekendheid van de keuze voor een vervolgopleiding aan de UvA na afronding van een HvA-bachelor is met andere woorden niet aan de orde.’

‘De cultuur is niet bevorderlijk voor de samenwerking’

Een van de doelstellingen van de bestuurlijke samenwerking was ook het bevorderen van een onderzoekscultuur aan de HvA, bijvoorbeeld door het opzetten van promotietrajecten. Bedoeling was bijvoorbeeld dat twintig procent van de HvA-docenten aan de UvA zou promoveren. Dat percentage is bij lange na niet gehaald. Van de 1800 docenten aan de HvA hadden er sinds de samenwerking aanving 360 gepromoveerd moeten zijn aan de UvA, maar het zijn er slechts 35. Berenschot: ‘Dat komt ons niet erg hoog over.’

 

Wellicht zijn er ook HvA-medewerkers elders gepromoveerd, maar dat was juist niet de bedoeling. Berenschot: ‘Ons is ook gebleken dat onderzoekers van zowel UvA als HvA samenwerking zoeken waar die inhoudelijk zinvol, maar dat is niet per se langs de lijnen van UvA en HvA.’ Extra wrang voor de HvA is bovendien dat de zogenoemde ‘promotiebonus’, het bedrag van 90.000 euro dat een instelling van het ministerie van OCW ontvangt voor elke met succes afgelegde promotie, niet naar de HvA gaat, maar naar de UvA.

 

Cultuur

Er bestaan grote cultuurverschillen tussen UvA en HvA, heeft Berenschot geconcludeerd, onder meer op basis van een groot aantal gesprekken met bestuurders, oud-bestuurders en toezichthouders. Onder hen bestuurders Sijbolt Noorda, Paul Doop, Louise Gunning, Hans van Hout en Jet Bussemaker, de toezichthouders Niek Urbanus en Inge Brakman. Ook werd gesproken met decanen en diensthoofden en bestuursstaven van UvA en HvA, die sinds de bestuurlijke fusie gezamenlijk in het Maagdenhuis werden gevestigd.

 

Over en weer werd er, constateert Berenschot ‘niet altijd respectvol over de waarde van de andere instelling gesproken’. ‘Deze cultuur is niet bevorderlijk voor de samenwerking. Tegelijkertijd kunnen we stellen dat de de weinige contacten tussen UvA en HvA niet behulpzaam zijn voor het goed begrijpen van elkaar.’

 

Het rapport van Berenschot zal de komende weken en maanden volgens een strakke tijdplanning binnen alle geledingen van UvA en HvA worden besproken en er zullen bijeenkomsten worden georganiseerd waar input kan worden geleverd op het rapport. Bedoeling is dat het college van bestuur op 15 december een beslissing over het al dan niet voortzetten van de bestuurlijke samenwerking, waarna de raden van toezicht van UvA en HvA er een beslissing over moeten nemen.

website loading