Hoewel de opkomst aan de UvA tot de laagste van Nederland behoort, wordt de roep om verandering in de medezeggenschap luider. Deze weken probeert minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bijvoorbeeld haar tweede wet die de medezeggenschap verandert door de Eerste Kamer te loodsen. Ook de commissie democratisering & decentralisering, die onderzoek doet naar het functioneren van de UvA, heeft al vaker aangekondigd mogelijk met vergaande conclusies te komen.
Meer dan stopcontacten
Volgens Alex Tess Rutten, Asva-bestuurslid en lijsttrekker van de studentenpartij De Decentralen, speelt bij de opkomst het imago van de medezeggenschap een rol: ‘Het werk van de studentenraden ging in de beeldvorming heel lang alleen maar over meer stopcontacten. Sinds een jaar gaat het meer over de inhoud, maar misschien hebben nog niet alle studenten dat in de gaten en moeten ze eerst eraan wennen.’
Asva-secretaris Kyah Smaal ziet verschillende oorzaken voor de lage opkomst, te beginnen met de hoge studiedruk. ‘Door onder meer de invoering van het leenstelsel zijn studenten er steeds meer op gericht om zo snel mogelijk af te studeren. Ook de strenge selectie bij de masteropleidingen zorgt ervoor dat iedereen nominaal – en met zo hoog mogelijke cijfers zijn studie wil doorlopen. Dan blijft er weinig tijd over om je met andere dingen bezig te houden.’ Volgens Smaal weten studenten daardoor niet genoeg wat er speelt en wat de studentenraad allemaal kan doen.
Beperkte daadkracht
Smaal vindt bovendien dat de bevoegdheden van de studentenraad moeten worden uitgebreid. Asva pleit onder meer voor instemmingsrecht van de facultaire studentenraden op de begroting en voor instemmingsrecht op het benoemen van bestuurders. De beperkte daadkracht van de studentenraad is ook de reden waarom Asva tegenwoordig geen eigen fractie meer heeft in de medezeggenschap. In de jaren tachtig en negentig was het lange tijd de grootste studentenpartij in de universiteitsraad. Toen in 1997 de Wet Modernisering Universitaire Bestuursorganisatie (kortweg de MUB) de macht van de universiteitsraad aan banden legde, had de studentenunie er genoeg van. Die MUB zorgde ervoor dat de universiteit minder democratisch, maar hiërarchischer en meer als een bedrijf werd bestuurd.
Voor 1997 lag heel veel macht bij universiteitsraad, bestaand uit studenten en personeel. Bestuurders bestuurden de universiteit bij de gratie van die universiteitsraad. Omdat de raad bekendstond als traag, log en weinig gericht op efficiëntie, voerde toenmalig minister Jo Ritzen (PvdA) de MUB in. De universiteitsraad werd gereduceerd tot twee medezeggenschapsraden. De echte macht kwam te liggen bij het College van Bestuur.
Sindsdien gelden de centrale studentenraad en de centrale ondernemingsraad als officiële gesprekspartner van de universiteitsbestuurders. Asva houdt zich bezig met bredere onderwerpen zoals studentenhuisvesting of de invloed van het landelijk beleid op de Amsterdamse student. Smaal: ‘Omdat we een grotere afstand hebben tot de bestuurders kunnen we ons ook wat activistischer opstellen.’
Asva is niet de enige die de universiteitspolitiek na de invoering van de MUB de rug toekeerde, vrijwel alle partijen en duizenden studenten hielden deden dat met haar. Het inzakken van de opkomst bij de studentenraadsverkiezingen valt duidelijk samen met de invoering van de MUB in 1997. Tussen 1996 en 2001 zakte de opkomst van 33 procent terug naar 11 procent. Critici zien de MUB daarom als één van de hoofdreden voor het universiteitspolitieke desinteresse van de huidige student. Immers: als je het gevoel hebt dat je toch niets te zeggen hebt, waarom zou je dan gaan stemmen?
Zeitgeist
Jo Ritzen, de verantwoordelijke voor de MUB, vindt het ‘moeilijk te zeggen’ of de lage opkomst bij studentenraadsverkiezingen door die wet komt, laat hij desgevraagd weten in een mail aan Folia. Volgens Ritzen kiezen studenten hun opleiding of universiteit tegenwoordig vaker op basis van kwaliteit en inhoud, omdat die informatie nu gemakkelijker beschikbaar zou zijn dan twintig jaar geleden. ‘Er lijkt daardoor minder behoefte om je - eenmaal aangekomen - actief met het universitaire beleid bezig te houden,’ schrijft Ritzen.
De lage opkomst kan volgens hem ook komen doordat studenten ‘best tevreden’ zijn en ‘weinig verbinding zien tussen de studentbetrokkenheid en het universitaire beleid in het algemeen.’ Maar, meent hij, ‘het kan ook "Zeitgeist" zijn.’
Ritzen heeft een kleine twintig jaar na invoering van de MUB geen spijt. De Nederlandse universiteiten staan er goed voor, meent hij. ‘Hun internationale reputatie is hoog. Kijk naar alle rankings’. Ook studenten die zowel met buitenlandse als met Nederlandse universiteiten bekend zijn, zijn volgens hem te spreken over hun ervaringen in Nederland. ‘Natuurlijk komt dat niet allemaal door de MUB,’ schrijft Ritzen. ‘Maar het is moeilijk om te bedenken dat het ondanks de MUB komt.’
Tweede- en derdejaars
Bij de bekendmaking van de uitslag gisteren, werd nog een andere kanttekening gezet bij de opkomst: de hoge uitval onder eerstejaars studenten. Die uitval zou ervoor kunnen zorgen dat veel studenten nog staan ingeschreven, maar feitelijk niet meer studeren en dus ook niet betrokken zijn bij de studentenpolitiek. Doordat het voor masterstudenten ook niet aantrekkelijk zou zijn om zich verkiesbaar te stellen, zouden de studentenraadsverkiezingen vooral draaien om tweede- en derdejaarsstudenten.
Anne van Wageningen, voorzitter van het centraal stembureau van de UvA, kon niet bevestigen of tweede- en derdejaars relatief veel meer stemmen. ‘Om privacy-redenen denk ik dat het lastig is om precies te traceren hoe de opkomst en stemverdelingen is tussen bachelor- en masterstudenten en tussen eerste-, tweede- en derdejaarsstudenten. Maar we zouden misschien ook eens het tijdpad kunnen veranderen en de verkiezingen in oktober houden.’ Of dat de niet-stemmers wel naar stem.uva.nl kan lokken, is maar de vraag.