Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
Een psychische diagnose krijgen als student: een belemmering of bevrijding?
Foto: Unsplash
actueel

Een psychische diagnose krijgen als student: een belemmering of bevrijding?

Romy van der Houven Romy van der Houven,
24 september 2025 - 08:00

ADHD, een depressie of sociale fobie: volgens het Trimbos-instituut en het CBS worden steeds meer Nederlanders gediagnosticeerd met een psychische aandoening. Geldt die trend ook voor UvA-studenten – en: maakt een label hen gelukkiger? ‘Ik moest huilen van blijdschap toen ik de diagnose kreeg.’

Uit recente cijfers van het CBS blijkt dat het aantal 20- tot 25-jarigen dat ADHD-medicijnen krijgt sinds 2006 fors gestegen is. Waar het toen nog om zo’n 4.000 jongvolwassenen ging, waren dat er in 2023 bijna 38.000 – ruim 9,5 keer zoveel. Ook het aantal volwassenen met een stemmings-, angst-, of middelenstoornis steeg tussen 2007-2009 en 2019-2022 van zeventien procent tot ruim een kwart. Dat blijkt uit onderzoek van het Trimbos.

 

Toename psychische diagnoses 

In de UvA-huisartsenpraktijk valt het studentenhuisarts Fleur Clarijs op dat steeds meer studenten vertrekken met een psychische diagnose of doorverwijzing. Ook is er volgens haar meer vraag naar psychische behandelingen. Studenten komen vooral langs met angststoornissen of een depressie, iets wat de huisartsen zelf kunnen behandelen. Maar het komt ook vaker voor dat studenten vermoeden dat ze bijvoorbeeld ADHD of autisme hebben. Die worden doorverwezen naar andere praktijken. 

‘Studenten komen vooral langs met angststoornissen of een depressie’

Worden psychische diagnoses tegenwoordig royaal uitgedeeld, of zijn er echt meer jongvolwassenen die kampen met een mentale stoornis? Hilde Geurts – hoogleraar klinische neuropsychologie aan de UvA en gespecialiseerd in ADHD en autisme – is allereerst niet zo blij met de term “labels”. ‘Veel mensen gebruiken het woord alleen als het gaat om psychische problemen, dat is op zich al een prachtig voorbeeld van stigmatiserend taalgebruik.’  

 

Ze verklaart de stijging van psychische diagnoses onder jongvolwassenen onder meer doordat de criteria voor sommige psychische aandoeningen zijn verbreed. ‘Je kunt het vergelijken met lengte: als men eerst zegt dat iedereen boven 1,80 meter lang is, en nu boven 1,78 meter, zijn steeds meer mensen lang.’ Tegelijkertijd wijst ze erop dat er vroeger juist sprake was van onderdiagnostiek, bijvoorbeeld bij vrouwen. ‘De criteria waren grotendeels op mannen gebaseerd. Bij ADHD en autisme golden vooral mannelijke voorbeelden. Wat we nu zien, is dus deels een inhaalslag – en daarmee neemt ook de kans op valse diagnoses toe.’ 

‘Binnen bepaalde bevolkingsgroepen is het taboe op psychische klachten sterk afgenomen’

Studentenhuisarts Clarijs geeft nog twee andere verklaringen. ‘Binnen bepaalde bevolkingsgroepen is het taboe op psychische klachten sterk afgenomen en wordt er meer open over gepraat. Dat komt onder andere doordat er meer over bekend is. Gen Z’ers halen die informatie vaak van sociale media, zoals TikTok.’ Maar ook de coronapandemie speelt volgens Clarijs een rol. ‘Studenten hebben twee jaar binnen gezeten in een cruciale periode van hun leven. COVID heeft sociale angstklachten wel doen verergeren, denk ik. Door het gebrek aan sociale oefening worden de symptomen van autisme ook duidelijker zichtbaar en dus eerder herkend.’ 

 

Aantrekkingskracht 

Clarijs begrijpt de aantrekkingskracht van zo’n label voor studenten wel: ‘Ze snappen eindelijk waarom ze moeite hebben met bepaalde dingen.’ Toch benadrukt de UvA-huisarts dat een diagnose geen snelle oplossing is, maar vaak blijvende inspanning vraagt. ‘Het besef dat de problemen na een behandeling niet zomaar verdwijnen, leidt soms tot grote frustratie – zeker omdat de wachtlijsten voor diagnostiek en therapie zo lang zijn.’ 

Uit eigen archief
Eline Sijnja

Dat een psychisch label opluchting kan brengen, weet rechtenstudent Eline Sijnja (21) maar al te goed. Haar basisschooltijd ging niet van een leien dakje: ze zat vaak in haar eigen wereld en kampte met faalangst. Hoewel al vroeg werd vermoed dat ze ADHD had, aarzelde haar moeder om dit te laten onderzoeken – bang dat haar dochter zich door het label anders zou gaan gedragen.  

 

Op de middelbare school vergat Eline geregeld haar boeken, maakte haar huiswerk niet en dwaalde met haar aandacht vaak af. ‘Een keer werd ik zelfs de klas uitgestuurd. Ik begreep er niks van, ik deed toch niks? Dat was nou juist het probleem, zei de docent.’ Omdat ze nog steeds worstelde, liet ze zich op haar twaalfde toch onderzoeken. ‘Ik moest huilen van blijdschap toen ik de diagnose kreeg.’ 

 

In eerste instantie is het label een middel voor Eline om niet meer zo boos op zichzelf te zijn. Toch merkt ze ook dat andere mensen meer begrip voor haar hebben. ‘Het kost me minder moeite om uit te leggen hoe ik denk, en ze ervan te overtuigen dat het geen onwil is.’ Bovendien heeft haar diagnose ertoe geleid dat ze ADHD-medicatie is gaan gebruiken. ‘Zolang ik studeer, ga ik niet van de dexamfetamine af. Ik heb het echt nodig om te functioneren. Maar het feit dat ik pillen moet slikken om in het systeem te passen, vind ik wel erg.’ 

 

Vrijbrief 

Het krijgen van een psychische diagnose kan dus zeker helpend zijn, vinden Clarijs en Geurts. De andere kant van de medaille is echter dat het ook kan stigmatiseren. Clarijs: ‘Sommige mensen gebruiken hun diagnose als excuus en leggen de verantwoordelijkheid daarmee buiten zichzelf. Studenten zeggen bijvoorbeeld: ik ben te laat voor de werkgroep, want ik heb ADHD. Een diagnose zou geen vrijbrief moeten zijn voor bepaald gedrag.’

 

De maatschappij legt de lat bovendien steeds hoger, vertelt Clarijs. ‘Als je een beetje buiten de boot valt, zeggen we al snel dat je autisme of ADHD hebt. Vroeger had je één dorpsgek, de rest paste gewoon in het stramien.’ Dat voortdurende zoeken naar labels zorgt er volgens haar voor dat de druk op de geestelijke gezondheidszorg nog verder toeneemt. Mensen die écht hulp nodig hebben, moeten daardoor vaak langer wachten. Geurts gelooft daarbij dat overdiagnostiek ertoe kan leiden dat de problemen van deze groep gebagatelliseerd worden.   

 

Eline vindt het frustrerend dat bepaald onwenselijk gedrag steeds vaker wordt toegeschreven aan ADHD. Volgens de student reduceren mensen de stoornis bijvoorbeeld vaak tot een klein concentratieprobleem. ‘Was het dat maar,’ zegt ze. ‘Het is veel meer dan dat: zo vind ik het bijvoorbeeld ook lastig om mijn emoties te reguleren.’ Aan de andere kant heeft Eline hoop dat het aanleiding geeft om kritisch naar het Nederlandse schoolsysteem te kijken. ‘Sommige scholieren en studenten functioneren blijkbaar zo slecht op deze manier, dat ze een diagnose nodig hebben. Mij wordt verteld dat ik me moet aanpassen, maar ik heb helemaal geen ambities om ooit in het systeem te passen. Later ga ik lekker een boerderij beginnen.’  

Milou Deelen
Foto: Robin Balou
Milou Deelen

‘Gelukkig gelabeld’ 

Journalist en UvA-alumnus Milou Deelen schreef dit jaar het boek Gelukkig Gelabeld, naar aanleiding van haar eigen diagnoses ADHD en PTSS. Ook zij stelde zichzelf de vraag of een label nou gelukkig maakt of niet. Dankzij haar labels kreeg Deelen therapie en kon ze een tijdje ADHD-medicatie proberen. ‘Toch vind ik het absurd dat professionele hulp alleen vergoed wordt als er een officiële diagnose is.’  

 

Een label levert dus toegang tot zorg op, maar heeft volgens Deelen ook een keerzijde. Het kan erkenning geven – ‘dat je bijvoorbeeld niet lui bent, maar gewoon ADHD hebt’ – maar werkt tegelijk beperkend, omdat je jezelf en anderen vooral door de bril van een stoornis gaat zien.  

 

Het grootste inzicht dat Deelen tijdens het schrijven opdeed, is dat ADHD geen verklaring voor haar klachten is, maar een verzameling eigenschappen. ‘We hebben dat gewoon zo geclassificeerd. Je kunt je niet concentreren, impulsief zijn, en dát noemen we ADHD.’ Volgens haar gaat het daarmee eerder om variatie binnen de normaalverdeling dan om een stoornis. Die manier van kijken veranderde ook haar houding tegenover de diagnose. ‘Ik dacht altijd dat het label ADHD voor mij de oplossing van alles zou zijn, maar uiteindelijk was het meer het begin van een zoektocht. Ik ben gaan kijken wat voor mij werkt en ben mijn ADHD-eigenschappen meer gaan accepteren als onderdeel van wie ik bén.’  

‘Of het een bevrijding of belemmering is, verschilt dus niet alleen tussen personen: het kan zelfs door één en dezelfde persoon tegelijk worden ervaren’

Twee kanten van de medaille 

Studentenhuisarts Clarijs denkt dat een diagnose voor de helft van de studenten steunend en voor de andere helft juist beperkend werkt. ‘En dat is een aanzienlijk deel,’ benadrukt ze. Juist daarom vindt Clarijs dat er kritischer moet worden gekeken naar wie een diagnose krijgt, met welk doel, en wat iemand er vervolgens mee kan.  

  

Geurts concludeert dat het krijgen van een psychische diagnose voor iedereen anders voelt. Dat weet ze uit eerste hand: in haar onderzoek naar autisme vroeg de hoogleraar zestigplussers die op latere leeftijd waren gediagnosticeerd of het beter was geweest als ze hun diagnose hadden gekregen toen ze jong waren. Hun antwoord was tweedelig. Enerzijds kregen ze zo de kans veel dingen uit te proberen zonder dat anderen meteen zeiden dat ze het niet konden. Anderzijds kampte een groot deel met een negatief zelfbeeld, omdat ze uit onbegrip vaak waren afgewezen en gepest. ‘Of het een bevrijding of belemmering is, verschilt dus niet alleen tussen personen: het kan zelfs door één en dezelfde persoon tegelijk worden ervaren.’ 

 

 

 

website loading