Studenten hebben het initiatief genomen voor een ‘namenmonument’ voor UvA-studenten en -medewerkers die slachtoffer zijn geworden van de Holocaust. ‘Je kunt denken aan het toevoegen van namen aan de bestaande plaquette, of aan facultaire struikelstenen om de slachtoffers te gedenken.’
‘De bestaande herinneringsplaquette is eigenlijk te mager om recht te doen aan de honderden UvA-slachtoffers van het naziregime,’ vindt de Duitse UvA-student Navid Nail (26, master Art & Performance Research Studies). ‘De plaquette is eigenlijk te algemeen en niet expliciet genoeg. Je ziet dat andere universiteiten – de Rijksuniversiteit Groningen, de Universiteit Utrecht en de Vrije Universiteit – dit beter hebben aangepakt.’
Samen met een groep andere studenten stelt hij voor om de bestaande plaquette te ‘updaten’ door de namen van alle UvA-slachtoffers expliciet te vermelden, of iets heel anders te doen. ‘Bijvoorbeeld in de vorm van de Stolpersteine, de messing “struikelsteentjes” die in Amsterdam en andere steden in de stoep zijn gemonteerd ter hoogte van de huizen waar weggevoerde slachtoffers van de nazi’s woonden.’
Maagdenhuis
De bestaande bronzen gedenkplaat werd onthuld op 4 mei 1950 in de toenmalige Aula van de UvA, de Oudemanhuispoort (OMP), de plek waar de gedenkplaat nog steeds hangt. ‘De universitaire gemeenschap in geestelijke vrijheid herleefd, gedenkt haar leden, gevallen in de strijd voor het vaderland,’ luidt het opschrift. Het was toen de juiste locatie voor een herinneringsteken, want in de OMP was het bestuur van de UvA gevestigd en vrijwel alle faculteiten.
‘Maar nu is de Poort eigenlijk niet meer de juiste plek voor het herinneringsteken, want het UvA-bestuur is er niet meer gevestigd. In dat opzicht zou het beter zijn de plaquette naar het Maagdenhuis te verplaatsen,’ zegt gepensioneerd universiteitshistoricus Péjé Knegtmans, auteur van het boek Een kwetsbaar centrum van de geest, over de oorlogsjaren van de UvA.
Knegtmans zegt het ‘een heel sympathiek idee’ te vinden om namen aan de plaquette toe te voegen, al zal het volgens hem lastig zijn om te bepalen welke namen wel en welke niet zouden moeten worden toegevoegd. ‘Toen na de oorlog het idee ontstond voor de bestaande plaquette is er uitgebreid gediscussieerd over de vraag of er geen namen bij moesten komen. Men kwam toen niet uit de vraag welke namen wel en welke niet,‘ weet Knegtmans.
‘Alleen studenten en medewerkers of ook alumni? Alleen omgebrachte Joden of ook niet-Joden die in het verzet hadden gezeten? Uiteindelijk is er gekozen voor een algemeen herdenkings- en herinneringsteken.’ Dat andere universiteiten inmiddels wel namenmonumenten hebben verbaast hem niet. ‘Vergeet niet dat er aan de UvA veel en veel meer Joodse studenten en medewerkers waren dan aan de andere universiteiten, wat de discussie aan de UvA gecompliceerder maakte.’
Stolpersteine
Maar dat is anno 2022 dus niet meer voldoende, meent Navid Nail, die met dit initiatief de discussie opnieuw leven wil inblazen. Zijn doel blijft een namenmonument, te meer omdat andere universiteiten dit ook hebben gerealiseerd. Overigens kan de herinnering ook via facultaire struikelstenen worden gerealiseerd, meent hij. ‘In dat geval komen er dus meerdere gedenktekens, verspreid over de UvA. Elk UvA-slachtoffer zou een steentje moeten krijgen op de plek waar hij of zij gewerkt of gestudeerd heeft.’
Dit zou er dan trouwens toe leiden dat op plekken die toentertijd niet tot het UvA-terrein behoorden, Science Park bijvoorbeeld of het P.C. Hoofthuis, geen steentjes zouden hebben. Het zij zo, want volgens Nail mogen de Stolpersteine alleen gelegd worden op de plek waar het slachtoffer daadwerkelijk zijn laatste verblijfplaats had.
Vaderland
Nail wil de komende tijd samen met andere studenten, onderzoekers, alumni en andere leden van de UvA-gemeenschap ‘serieus onderzoek’ doen naar een beter of ander herdenkingsteken. ‘Ook de tekst op de plaquette is problematisch geworden en past eigenlijk niet meer in deze tijd. De meeste slachtoffers vielen wellicht niet in de strijd “voor het vaderland”, maar werden in veel gevallen “gewoon” vermoord. Bovendien willen we niet alleen aandacht voor de mensen die vielen, maar ook voor hen die vluchtten, werden verraden of in de kampen zaten.’