Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Bijzondere Collecties UvA
actueel

Het studentenverzet ‘was in hoge mate reactief en incidentgericht’

Dirk Wolthekker,
4 mei 2018 - 09:21

Nederlandse studenten speelden een belangrijke rol in het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog: ze pleegden aanslagen en verzetten zich tegen anti-Joodse maatregelen. Maar hoe heroïsch was hun rol werkelijk? ‘In de eerste jaren na de bevrijding had de Nederlandse samenleving grote behoefte aan een positief verhaal. De studentenstakingen en de loyaliteitsverklaringskwestie boden heldere en hoopgevende voorbeelden.’

Veel studenten worstelden, net als de ‘gewone’ Nederlanders tijdens de oorlog, vooral met alledaagse problemen en vragen. Dat blijkt uit het boek Oorlog in de collegebanken. Studenten in verzet 1940-1945 van NIOD-onderzoeker Jeroen Kemperman. ‘Na de eerste schrik van de Duitse inval,’ schrijft Kemperman, ‘leek de situatie weer geheel genormaliseerd te zijn. In die beginperiode gedroeg de bezetter zich niet zo slecht als later het geval was. De studenten gingen in meerderheid weer aan de studie en ook het sociëteits- en clubleven werd na de nederlaag gewoon hervat.’


Kemperman maakt in zijn boek een rondgang langs studie- en studentenverenigingen, corpora en individuele studenten aan Nederlandse universiteiten en inventariseert de verzetsactiviteiten die door hen werden ondernomen. Met name in de eerste twee jaren van de oorlog was het studentenverzet tegen bijvoorbeeld de uitsluiting van Joden eerder een kwestie van collectieve afkeer tegen de Duitse bemoeienis met de universiteiten en studentenverenigingen dan als een poging het lot van het Joodse personeel en de Joodse medestudenten te wenden, signaleert de onderzoeker. De laatste promotieplechtigheid van een joodse promovendus aan de UvA verliep bijvoorbeeld betrekkelijk geruisloos en zonder al te veel protest. Op 18 september 1942 verdedigde geneeskundepromovendus David Moffie – Jodenster op de revers – zijn proefschrift in de Senaatskamer in de Oudemanhuispoort. En daar was alles ook mee gezegd.

Foto: Jaarboek der Universiteit van Amsterdam 1940-1944 (Bijzondere Collecties UvA)
De lijst van hoogleraren van de UvA in de oorlogsjaren. De pedel noteerde in de kantlijn deportaties.

Zodra de Duitsers hun zin hadden doorgedreven en de Joden waren verwijderd van de universiteit, verdween ook het thema van de Jodenvervolging van de agenda van de studentenorganisaties, stelt Kemperman. ‘Een relatieve rust trad in tot de volgende maatregelen voor nieuwe problemen zorgden. Hieruit blijkt dat het universitaire studentenverzet in hoge mate reactief en incidentgericht was.’

 

Loyaliteitsverklaring

Begin 1943 – bijna drie jaar na het begin van de oorlog dus – bleek dat vasthouden aan het oude, vooroorlogse studentenleven niet langer mogelijk was. De maand maart was het kantelpunt. Niet voor niets spreekt Kemperman over die maand als het moment dat ‘een totale oorlog’ en ‘de grote crisis’ uitbreekt. Op 13 maart voerde de Duitse bezetter de loyaliteitsverklaring in, een verklaring waarin studenten moesten beloven zich te onthouden van elke tegen de Duitse gerichte handeling. Wie de verklaring niet tekende mocht geen college meer volgen. Mannelijke studenten die niet tekenden, werden beschouwd als werkloos en zouden worden ingezet voor de Arbeitseinsatz, gedwongen tewerkstelling in Duitsland. Joodse hoogleraren en docenten waren eerder al ontslagen. ‘Iedere individuele student werd nu voor een cruciale beslissing geplaatst. Er moest kleur worden bekend, een tussenweg bestond er niet.’

‘In de eerste jaren na de bevrijding had de Nederlandse samenleving grote behoefte aan een positief verhaal’

De Poort 4

De UvA had in die jaren als ‘huisadres’ Oudemanhuispoort 4: het bestuur van de universiteit zetelde er, maar er werden ook colleges gegeven. Op de ochtend van 6 februari 1943, een maand voordat de loyaliteitsverklaring werd afgekondigd, vond er een razzia plaats in De Poort, zo blijkt uit het twintig jaar geleden door Peter Jan Knegtmans geschreven overzichtswerk Een kwetsbaar centrum van de geest, over de UvA in de oorlogsjaren. Wat de Duitsers kwamen doen op die ochtend was onduidelijk. ‘Zij renden zonder iets te zeggen door het gebouw alsof zij iemand zochten en vertrokken korte tijd later weer.’ Er werden ‘communistische pamfletten’ gevonden en 120 mannelijke UvA-studenten werden uiteindelijk opgepakt en overgebracht naar Kamp Vught. Het wantrouwen van de Duitsers jegens studenten was groot, evenals de behoefte Nederlandse studenten de nationaalsocialistische gedachte bij te brengen. Beide speelden ongetwijfeld een rol bij het invoeren van de loyaliteitsverklaring.

 

Raad van Negen

Rond het al dan niet tekenen van de verklaring ontstond uiteraard een hevige strijd: sommige studenten tekenden wel, veelal uit de opportunistische overweging hun studie anders niet te kunnen voortzetten. Anderen tekenden principieel niet. Een belangrijke rol bij het verzet tegen de loyaliteitsverklaring werd gespeeld door de Raad van Negen, een zelfbenoemd informeel nationaal overlegorgaan van het studentenverzet. UvA-student rechten Arthur Meerwaldt – hij zou uiteindelijk in januari 1945 overlijden in een Duits concentratiekamp – vervulde er een prominente rol. Via het illegale verzetsblad De Geus riep de Raad op ‘onder geen voorwaarde’ de loyaliteitsverklaring te tekenen en al helemaal geen gehoor te geven aan een oproep naar Duitsland te gaan om te werken.

Foto: UvA Studentenalmanak 1946 (Bijzondere Collecties UvA)
Arthur Meerwaldt

Rond de 85 procent van de Nederlandse studenten gaf aan de oproep van de Raad gehoor en tekende niet, 15 procent dus wel. Uit berekeningen van Knegtmans blijkt dat 22 procent van de UvA-studenten de loyaliteitsverklaring tekende. Alleen in Delft lag dat percentage hoger, namelijk 26. Het relatief grote aantal ondertekenaars is ‘niet gemakkelijk’ te verklaren, meent Knegtmans. Hij vermoedt onder meer dat de UvA een relatief grote groep studenten kende uit middenstandsgezinnen, ‘waar men zich grote inspanningen had getroost om de kinderen te laten studeren’. Onder druk van hun middenstandsouders zouden studenten dus zomaar eens getekend kunnen hebben. Toen de kwestie rond de loyaliteitsverklaring speelde was Arthur Meerwaldt overigens al afgehaakt aan de UvA: hij vond de houding van het hooglerarencorps te slap en was overgestapt naar de Universiteit Utrecht, waar hij uiteindelijk afstudeerde.

 

Heroïsch
Volgens Kemperman is direct vanaf 1945 het beeld van stoer en heroïsch studentenverzet gecreëerd. In dat beeld vormden studenten ‘een moedige en volhardende’ groep jonge mensen die over een helder moreel kompas beschikte waarmee goed en kwaad scherp kon worden onderscheiden. ‘In de eerste jaren na de bevrijding had de Nederlandse samenleving grote behoefte aan zo’n positief verhaal. Vooral de studentenstakingen en de loyaliteitsverklaringskwestie boden heldere en hoopgevende voorbeelden van standvastige weerstand: terwijl zoveel Nederlanders onopvallend en schipperend de bezettingsjaren waren doorgekomen, hadden de studenten bij die gelegenheden met verve de eer hooggehouden.’ Maar wie gedetailleerd kijkt en onderzoekt, ontdekt gewone en opvallende verwachtingen, opvattingen en reflexen bij de studenten destijds. ‘De meeste studenten leken waarschijnlijk meer op de rest van de samenleving dan toen vaak werd gedacht’, concludeert Kemperman.