Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Daniël Rommens
actueel

Cohen: Het roer van de universiteit moet radicaal om

Dirk Wolthekker,
18 februari 2020 - 14:49

Floris Cohen, emeritus hoogleraar geschiedenis van de natuurwetenschappen in Twente en Utrecht, heeft forse kritiek op de bestaande universitaire cultuur waarin het rendementsdenken de boventoon voert. Het roer moet radicaal om. Maar hoe? Dat laat hij zien in zijn boek De ideale universiteit. Komende donderdag vindt er een debat over plaats in De Rode Hoed.

U hebt een gedachte-experiment op papier gezet over 'een mentaal schoongeveegd universitair speelveld', schrijft u. Waarom?

‘Er is de afgelopen dertig jaar een vloed aan literatuur verschenen over wat er zoal aan onze universiteiten mis is gegaan, en wat daar de droevige en zelfs noodlottige gevolgen van zijn. Veel van die kritiek deel ik, en ik heb er zelf ook aan bijgedragen. Intussen bleef ik wel degelijk de geldigheid erkennen van tegenwerpingen van het type “als je dan zo goed weet wat er allemaal niet deugt, hoe moet het volgens jou dan wel?”. In mijn boek probeer ik daarop een positief antwoord te geven. Dat antwoord komt neer op een radicale, praktisch uitvoerbare verbouwing van onze instellingen van hoger onderwijs.’

Foto: Bob Bronshoff
Floris Cohen

U hekelt onder meer het rendementsdenken aan universiteiten. Wat is daar mis mee? Van competitie wordt de wetenschap toch alleen maar beter?

‘Zeker is met concurrentie niks mis. Alleen moet het dan wel concurrentie zijn om datgene waar het echt om gaat. In mijn ideale universiteit staat er geen premie op het zo snel mogelijk door het curriculum heen jassen van zoveel mogelijk studenten uit eigen en andermans land. Hetzelfde geldt voor het rond laten lopen van een zo hoog mogelijk aantal promovendi en recent gepromoveerden, veruit de meesten zonder enig reëel uitzicht op een wetenschappelijke loopbaan. Wat in mijn opzet de omvang van een universiteit reguleert, is precies datgene waar het om behoort te gaan: de inhoudelijke aantrekkingskracht van haar onderwijs en in samenhang daarmee de aanzuigende werking daarop van het hoge peil van ongebonden wetenschapsbeoefening.’

 

De één miljard euro die nu jaarlijks via NWO en het topsectorenbeleid worden doorgesluisd naar de universiteiten en faculteiten die bottom-up het geld verdelen, dat heeft in het verleden tot enorme vriendjespolitiek geleid.

‘Precies daarom schreef ik in mijn boek: “Maar intussen weten we ook allemaal dat vaklui onder elkaar gesloten kongsi’s kunnen vormen of er op andere manieren een potje van kunnen maken. Vandaar dat in mijn ideale universiteit rijkelijk strikte beoordelingen plaatsvinden.” Tegen vriendjespolitiek, die vandaag de dag net zo goed voorkomt als vroeger, helpen behalve die grondige kwaliteitstoetsing ook de democratische verkiezingen en de snelle wisselingen van bestuurders die ik in mijn boek voorsta. Bovendien stel ik aan de top een volstrekt onafhankelijke Raad van Beroep in, waar iedereen zich met een klacht kan melden. Die Raad neemt vervolgens besluiten die het topbestuur eenvoudigweg heeft uit te voeren.’

‘In mijn ideale universiteit verandert de hele promotie van karakter. Het wordt de bekroning van de studie, waarbij in drie jaar een masterscriptie tot proefschrift wordt uitgebouwd’

U vindt het veel bekritiseerde bursalenstelsel waarin promovendi geen werknemers, maar student zijn eigenlijk best goed. Toch is het niet erg inclusief en leidt het tot wij-zij-denken.

‘In mijn ideale universiteit verandert de hele promotie van karakter. Het wordt de bekroning van de studie, waarbij in drie jaar een masterscriptie tot proefschrift wordt uitgebouwd. Een promovendus geniet een beurs en besteedt 85 procent van de werktijd aan het onderzoek dat leidt tot het proefschrift, tien procent aan een eigen bijdrage aan het onderwijs binnen de opleiding, en vijf procent aan oriëntatie op de arbeidsmarkt zowel binnen als buiten de universiteit. Wie zich door een promotor als knechtje behandeld of nauwelijks gehoord voelt, dient een klacht in bij de Raad van Beroep die volledig onafhankelijk te werk gaat.’

 

U bent geen groot fan van de verengelsing van de universiteit en wil het Nederlands terug. Weg internationalisering!

‘Overal in de ons omringende landen leren buitenlandse studenten de taal van het land waar ze gaan studeren. Ik zou niet weten waarom dat in ons land anders moet zijn. Ik stel voor aan elke universiteit een “Bureau Nederlands voor buitenlanders” in te stellen. Daar wordt door professionele krachten tegen marktconforme prijzen onderricht in het Nederlands verstrekt. Er zijn zeker wel wat vakken waar het onderwijs beter in het Engels kan worden gegeven, of bijvoorbeeld in het Duits of nog een andere taal. Maar in de sociale en de geesteswetenschappen leidt instructie in het Engels tot vergaande verarming. Dat is allemaal allang door gespecialiseerde taalkundigen aangetoond. Onlangs klaagde zelfs een student natuurkunde dat zijn eigen Nederlandse docenten niet eens hun moedertaal meer voldoende machtig zijn. Kortom, internationalisering: best, graag zelfs, maar niet ten koste van het niveau van het onderwijs dat onze eigen studenten in hun eigen land genieten.’

Foto: Uitgeverij Prometheus
Floris Cohen, De ideale universiteit. Ontwerp van een uitvoerbaar alternatief (Amsterdam, 2020), 127 pagina’s. Prijs: 15 euro.

Eigenlijk wilt u het hbo opnieuw onderbrengen bij de universiteit. Vooralsnog is dat aan de UvA en HvA mislukt. Waarom is dit zo belangrijk? Inhoudelijk leidt het niet tot beter onderwijs en onderzoek en er ontstaat een onderwijsmoloch die niemand wil.

‘In Amsterdam is dat inderdaad op een fikse mislukking uitgelopen, en daar valt dus van te leren: ditmaal doen we het anders. Ik breng twee grote verschillen aan met die mislukte, grootschalige aanpak-van-boven-af. Het gaat in mijn ontwerp om een samengaan van inhoudelijk overeenkomstige eenheden, elk voorzien van docenten die qua vakbeoefening elkaar als wederzijds verwant kunnen ervaren. En dat samengaan wordt voltrokken van onderop. Eerst de opleidingen, dan de daaruit voortkomende faculteiten, en pas in derde en laatste instantie, vanuit die faculteiten dus, de hele instelling. Daar heb ik twee doelen mee op het oog: voor studenten vergemakkelijkt dit de eventuele overgang van het ene naar het andere type onderwijs en voor onderzoekers biedt het een kans theorie en praktijk nader op elkaar te betrekken.’

 

Op 20 februari vindt een debat over de ideale universiteit plaats in de Rode Hoed, aanvang 20.00 uur.