Precies vijftig jaar geleden bezetten studenten het Maagdenhuis: ze eisten meer inspraak in de universiteit. Wietske Miedema was een van de vooraanstaande bezetters. ‘Met de klimaatproblematiek is de urgentie voor jongeren nu veel groter.’
Ze is hier al héél lang niet geweest, zegt Wietske Miedema (72) als ze het Maagdenhuis aan het Amsterdamse Spui binnenstapt. Ze kijkt de hal rond. ‘Voor zover ik me kan herinneren is veel hetzelfde gebleven.’ Zodra we tegen de portiersbalie opbotsen, buigt ze voorover richting de beveiliger. Een glimlach. ‘Vandaag kom ik met goede bedoelingen.’
Wietske Miedema (72) promoveerde in 2008 aan de Universiteit van Amsterdam op vernieuwing in het vmbo en is onder meer adviseur onderwijsinnovatie bij het Marcanti College. In 2011 richtte ze met enkele anderen een masteropleiding op bij de Anton de Kom University in Paramaribo, waar Surinaamse lerarenopleiders studeren voor hun masterdiploma.
Miedema, die zich bezighoudt met onderzoeksbegeleiding bij de Hogeschool van Amsterdam en daarnaast op het Marcanti College als adviseur voor onderwijsvernieuwing (vmbo) werkt, was in 1969 een van de vooraanstaande studenten in de bezettingsraad van de Maagdenhuisbezetting. Met zo’n vier- tot vijfhonderd man verbleef ze vijf dagen in het gebouw. De studenten eisten meer inspraak in het universiteitsbestuur.
Vandaag neemt ze plaats aan een van de houten tafels in de grote, lege hal. Het is fris en de woorden kaatsen terug vanaf het platfond. Wat Miedema nog weet is relatief, zal ze meermaals benadrukken: er is veel onderzoek gedaan naar herinneringen, en meestal wordt er fout herinnerd. ‘Dus ik geef de mijne voor wat ze waard zijn.’
Medezeggenschap is ‘loze kreet’
Miedema’s verhaal begint aan de Rijksuniversiteit Groningen, waar ze als tweedejaars psychologie betrokken was bij een groep actievoerende studenten. Hun kritiek: de universiteit was te veel losgezongen van de maatschappij. Ze wilden iets núttigs leren! ‘Het plan was om de opleiding te herstructureren,’ zegt Miedema. ‘We studeerden heel hard om snel aan het doctoraalprogramma te kunnen beginnen, in de hoop dat dat meer hout zou snijden dan die dikke overzichtsboeken met alles wat er aan onderzoek was gedaan.’ Uiteindelijk hielden ze er een groot congres over.
Op haar tweeëntwintigste, in 1969, vertrok ze naar Amsterdam – voor de liefde. Bij de studentenvakbeweging (SVB) had ze een bestuurslid ontmoet, Paul Brill, die in Amsterdam woonde en met wie ze later ook een periode getrouwd zou zijn. Ze huurden een ‘halve woning’ in de Jordaan. ‘Ik werd lid van actiegroep De Loze Kreet’ – opgericht na een uitspraak van rector magnificus August Belinfante, die een roep om studentenmedezeggenschap een ‘loze kreet’ had genoemd – ‘en nog later werd ik voorzitter van Asva studentenunie. Het ging allemaal erg vanzelf.’
De actiebereidheid van studenten nam toe, tegelijk met de ontevredenheid. In de week voorafgaand aan vrijdag 16 mei, waarop allereerst de bezetting van de Lutherse Kerk aan het Spui zou plaatvinden, werd besloten het bestuurlijk centrum van de UvA open te breken. ‘Op die vrijdag zaten oud-Asva-voorzitter Bertus Hendriks, voorzitter Johan Middendorp en ik voor de kansel in de kerk,’ zegt Miedema. ‘In de aula zaten zo’n vier- tot vijfhonderd mensen. Ik weet nog dat ik een geel truitje aan had.’ Miedema wachtte tot mensen achterin de kerk een teken zouden geven. Toen dat gebeurde, greep ze de microfoon. ‘Ik zei dat het Maagdenhuis was opengebroken. Als één man stond die zaal op om via de achteringang naar binnen te klimmen. Een adrenalinemoment.’
Demonstraties in Europa
Zo herinnert ze zich de hele periode. Studenten waren alert op wat er gebeurde in de wereld, zegt ze, en op de manier waarop ze zich daartoe verhielden. ‘Dat geeft een goed gevoel. In de hele wereld gebeurden dergelijke dingen’ – zo was er de studentenrevolte in Parijs, de bezetting van Italiaanse universiteiten en de aanslag op de Duitse studentenleider Rudi Dutschke in 1968. ‘Je bent deel van een wereldwijde beweging voor democratie en medezeggenschap. We voelden ons goede mensen die mooie dingen deden, het was een heerlijke tijd.’ Het steile van de Nederlandse samenleving uit de jaren vijftig brokkelde langzaam af. ‘We hoefden de woorden van mensen met gezag niet meer voor zoete koek te slikken. Zij werden uitgedaagd om zich te verantwoorden. Dat is wel iets wat we maatschappelijk bereikt hebben.’
Vooraf had Miedema een tandenborstel en schoon ondergoed in een tasje gestopt. ‘Ik had een leuke rol,’ zegt ze. ‘Ik zat in het hok daar, waar nu de portier zit, met een microfoon en geluidsinstallatie zodat ik iedereen kon vertellen waar wie moest vergaderen. Iedereen hoorde wel bij een club met een specifiek probleem, zoals de derdewereldcomités. Zij hadden dan weer een paar uur vergaderd, of geruziet, dat kon natuurlijk ook.’ Ze was ook bij vergaderingen van de bezettingsraad, achter de twee dubbele deuren naast de ingang. ‘Wij stippelden het beleid uit. Ik zat ook in het onderhandelingsclubje.’
(Tekst loopt door onder de afbeelding)
Frans volkslied
Omdat het onduidelijk was hoelang studenten in het Maagdenhuis zouden blijven, was een ‘ordedienst’ een ‘schoonmaakdienst’ en een ‘eetdienst’ ingesteld. Die laatste zorgde voor boterhammen met pindakaas die naar binnen werden gebracht via een loopbrug tussen het Maagdenhuis en de Lutherse Kerk (de ‘Ho Chi Minh-route’, aldus studenten, zo schreef opinieblad Vrij Nederland in een reconstructie). Slapen deed Miedema in de linkervleugel, op één hoog, in de kamer van kanselier-directeur W. Drechsel. Het bleek een goede keuze: de heer Drechsel had een heerlijk hoogpolig tapijt.
De deuren barricadeerden studenten met tafels en stoelen. Op een bepaald punt was weinig contact met de buitenwereld mogelijk, zegt Miedema, en werd het gebouw smeriger. ‘Iedereen rookte en mensen sliepen op de grond.’ Een fotograaf van De Telegraaf kiepte na de bezetting asbakken om en zette er een foto van in de krant. ‘Hij wilde aantonen dat we hartstikke vies waren en daarom al niet te vertrouwen. Het was een soort nepnieuws avant la lettre.’
Na vijf dagen – op 21 mei – werd duidelijk dat de politie het gebouw zou gaan ontruimen. De bezetters besloten tot passief verzet: ze zouden zich laten wegslepen. Oud-Asva-voorzitter Bertus Hendriks, de ‘spreekstalmeester’ van de bezetting, hield de moed erin met liedjes en gedichten. ‘Hij kende zelfs de tekst van het Franse volkslied uit zijn hoofd,’ zegt Miedema. ‘We bleven zingen tot we allemaal werden weggesleept.’ De Maagdenhuisliederen zijn later op een EP gezet.
Dat wegslepen was niet prettig: studenten werden opgetild, via de traptreden naar beneden gebracht en in een auto gezet. ‘De bezettingsraad voelde zich verschrikkelijk verantwoordelijk voor de veiligheid,’ zegt Miedema. ‘We waren met weinig en hadden geen macht. Met zoveel mensen moet de politie strategisch te werk gaan, ze kunnen niet zomaar gaan meppen.’ Later werden ze een paar uur in de cel gestopt. In de rechtszaal hield Miedema een toespraak, met beeldspraak verwijzend naar De Fabeltjeskrant. Studenten kregen een boete die vrijwel niemand betaalde.
Kleinkinderen
Sinds die tijd is er veel veranderd, zegt Miedema, maar zoiets gaat altijd in golfbewegingen. Ze maakt zich vooral zorgen over ‘tegenkrachten’ die ‘wereldwijd nu de overhand lijken te nemen’. ‘Mijn studententijd heeft me gevormd. Ik ben erg blij met een groep als Extinction Rebellion [een actiegroep tegen o.a. klimaatverandering, red.] die aantoont dat jongeren nog steeds alert zijn. Met de huidige klimaatproblematiek is de urgentie voor jongeren ook veel groter.’ In de klimaatmars van 10 maart liep ze zelf ook mee. ‘Dat zit er nog steeds in. Ik ben ook lid van de vakbond en de PvdA en heb nog steeds de VARA-gids.’
Nee, universiteiten zijn geen nesten meer van opstand, zoals toen. ‘Maar het zou best kunnen dat dat nog gaat gebeuren. We zijn op een punt beland dat dingen anders moeten, want met deze manier van samenleven en geld verdelen zullen we het niet redden.’
Advies voor studenten heeft ze niet. Als ze iets doet, zegt ze, is het meedemonstreren, geld geven, of de familie helpen door op de kleinkinderen te passen. ‘Ik help het onderwijs door erover te publiceren, en probeer leerlingen een hart onder de riem te steken zodat ze niet opgesloten zitten in een laag schooladvies. Ik heb twintig jaar als vrijwilliger in het Surinaamse onderwijs gewerkt en later met anderen een masteropleiding daarvoor opgezet. Zo probeer ik zin te geven aan mijn leven.’
Ze staat op voor een wandelingetje. Langs haar ‘hokje’, de ‘slaapkamer’ van Drechsel, de ‘vergaderkamer’ van de bezettingsraad en het raam waar studenten doorheen klommen. Een portier waarschuwt dat we weg moeten blijven bij het trappenhuis. ‘Daarvoor hebben jullie geen toestemming.’
Miedema zucht. ‘Moet het hier niet wat opener worden?’ Ze glimlacht. ‘Het is weer hoog tijd voor een bezetting.’