In aanloop naar de Olympische Spelen van Rio volgt Folia vijf sportende studenten die hopen op een medaille, of voor wie meedoen al een overwinning is. Deze week de portretten van de vijf. Vandaag: zwemmer Joost Reijns.
Geboorteplaats Hoorn
Woonplaats Amsterdam
Leeftijd 29
Sport Zwemmen
Studie Johan Cruyff University
Rio-doel De finale halen
Sporters die ooit doping hebben gebruikt zullen het altijd vrezen: dat ene telefoontje, die hun op leugens gebaseerde wereld doet instorten. ‘Je bent bij de dopingcontrole positief bevonden. Je bent betrapt.’
Maar voor sporters die nooit doping hebben gebruikt, kan datzelfde telefoontje nog veel onheilspellender zijn. Joost Reijns (29), zwemmer en student aan de Johan Cruyff University, maakte het mee, op weg naar de Olympische Spelen van Londen in 2012.
Hij zat thuis. Zijn telefoon ging over. Het nummer herkende hij niet. Het bleek een vriendelijke arts. Met een vernietigende boodschap. ‘Er zijn afwijkende waarden gevonden in je urine.’ Joost duizelde in zijn stoel. ‘Wat er daarna gezegd is weet ik allemaal niet meer. Het enige waar ik aan kon denken was: doping. Ik kreeg nog net mee dat ik voorlopig was geschorst voor wedstrijdzwemmen.’ Hij zag de krantenkoppen al voor zich. ‘Zwemmer Joost Reijns (24) betrapt op doping.’ Hij zou het gaan ontkennen, natuurlijk. Want hij had niet gebruikt. Maar wie zou hem geloven? Hij begon aan zichzelf te twijfelen. Had hij écht niks gebruikt? Hij was de laatste maanden aanmerkelijk gespierder geworden. Had hij geen rare pillen geslikt? Geen gekke supplementen? ‘Ik werd gek van alle gedachten en besloot de arts terug te bellen.’
Groeihormoon of tumor
De dokter herhaalde zijn verhaal. Ditmaal drong het beter door. Er was een verboden groeihormoon ontdekt. Beta-HCG. Joost vroeg de arts hoe zoiets in zijn lichaam terecht had kunnen komen. Ofwel via injectie, reageerde de arts, ofwel op natuurlijke wijze. En dat laatste kon wijzen op een tumor.
‘Toen wist ik genoeg,’ blikt de lange zwemmer terug. ‘Ik wist meteen waar het zat.’ Hij wist het, omdat een van zijn teelballen al een tijdje vergroot was. ‘Ik voelde opluchting: gelukkig, ik had dus geen doping genomen, ik zou dus niet worden geschorst en ik was dus niet gek. Ik besefte nog helemaal niet wat die tumor met me zou gaan doen. Wat me allemaal te wachten stond.’
Korte tijd later lag hij in een ziekenhuisbed. Zijn arm verbonden aan een infuus. Een koude vloeistof werd zijn lichaam ingepompt. Urenlang. Het brandde niet, deed geen pijn. Maar na zes dagen achter elkaar aan het infuus werd hij wel steeds misselijker, zwakker en kaler. De ironie van de chemokuur trof hem. ‘Ik had mijn hele leven zo gezond mogelijk geleefd, om niet ziek te worden. En nu moest ik ziek worden, om weer gezond te kunnen worden. Het was de wereld op zijn kop.’ Na elke behandelperiode mocht hij thuis een paar dagen herstellen. Daarna volgde weer een zesdaagse kuur. En dat maanden achtereen.
De klap kwam later
‘Toch was ik in die periode vrolijk. Ik ging niet zielig in een hoekje liggen. Ik wilde benaderbaar blijven. Je wordt daardoor een soort klankbord voor anderen, die voelen zich vrijer om over hun eigen problemen te praten, dat vond ik mooi. Ik bleef ook actief. Ik zal niet zeggen dat het allemaal meeviel, want het raakte mijn omgeving ingrijpend, maar ik zag aan lotgenoten dat het ook erger kon.’ Zijn eerste kamergenoot kon amper meer de energie opbrengen om te praten. Zijn tweede kamergenoot was al blij als hij kon fietsen. Joost Reijns voelde zich soms schuldig als hij vertelde dat hij gewoon nog genoeg energie had om lange schaatstochten te maken.
Na een paar maanden werd Reijns genezen verklaard. De kanker was weg en zijn haar was terug. Voor hij het wist, lag hij weer in het water, al ruim twintig jaar zijn tweede thuis. Eigenlijk was er niets veranderd. Of toch wel? ‘De echte klap kwam later. Mijn prestaties vielen tegen en ik ging de kanker de schuld geven. Die had dus toch mijn carrière verpest, dacht ik. Ik ben ervoor naar de psycholoog geweest. Zij dwong me op te schrijven wat de kanker nou echt van me afgenomen had. Dat was niet veel. Pas sinds die behandelingen bij de psycholoog ben ik écht kankervrij. In mijn lichaam, maar ook in mijn hoofd.’
Speciaal gevoel
Drie jaar later, in de zomer van 2015, staat Reijns op een wit startblok. Het is de WK-finale van de 200 meter estafette. Tienduizenden mensen kijken naar hem. Het geluid van het publiek overtreft alles wat hij eerder meegemaakt heeft. Maar Reijns is ontspannen. Samen met Sebastiaan Verschuren, Ranomi Kromowidjojo en Femke Heemskerk zwemt hij naar een tweede plaats. ‘Als je dan achteraf hoort dat mijn ploeggenoten heel blij waren dat ze met mij die zilveren medaille konden winnen, dan geeft dat een heel speciaal gevoel. Het WK is absoluut het hoogtepunt in mijn carrière.’
Maar wel een hoogtepunt op weg naar een hoogtepunt. Sinds zijn genezing, of eigenlijk al sinds dat onheilspellende telefoontje van die vriendelijke arts in 2012, staat alles voor Joost in het teken van de Olympische Spelen van 2016. Echt alles? ‘Nou, je leert beter relativeren. Maar als topsporter moet je niet te veel relativeren. Ik weet dondersgoed wat ik wil bereiken en wat ik daar allemaal voor moet doen. Snel zwemmen en hopen dat de bond me selecteerde. In 2008 zou ik meedoen, maar viel ik uiteindelijk af. In 2012 zou ik meedoen, maar kwam de ziekte. In 2020 ben ik waarschijnlijk te oud. Dit was mijn kans om eindelijk de Spelen te beleven.’
Naschrift
Joost Reijns kreeg vorig weekend te horen dat niet hij, maar het jonge talent Ben Schwieters, naar de Olympische Spelen mag.