Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Carlos ZGZ (cc, via Flickr)
opinie

De Marokkaanse man

Asis Aynan,
3 september 2015 - 15:06
Deel op

Deze zomer lag een glinsterende vrouw naast me – het was een tijd waarvan de nachten weinig slaap kenden. 1653, het bouwjaar van mijn huis, had niets verloren van zijn elegantie, zo sterk en vitaal voelde ik mij. In het donker bouwden we kathedralen van passie. En als iedereen op deze wereld sliep, bespraken wij haar.

Er ging een zin door mijn gesmolten vlees, die ik eerder die dag in de roman Alles wat is had gelezen: we vreeën alsof het een geweldsdelict was. Ik glimlachte naar de balken aan het plafond, die zich in het donk-
er verstopten.


‘Weet je,’ zei ze schor. Ze was uitgedroogd. Net als ik. ‘Ik heb heel weinig met Marokkaanse mannen.’


Ik zweeg.

 

‘Eigenlijk moet ik niets van ze hebben. Het zijn mannen die willen onderdrukken. Alles en iedereen, maar vooral de vrouw. En ik wil niet gecommandeerd worden. Door niemand, en zeker niet door een Marokkaan.'

'In elk van die mannen zie ik mijn vader'

De tijd van het jaar, de temperatuur, het tijdstip, ze weerhielden mij te reageren.


 

‘In elk van die mannen zie ik mijn vader. Hij sprak ook in van die monologen, die zwanger waren van dwang. Elke vrijdag moest ik van hem gebakken ansjovis eten, maar dat lustte ik niet. Dat zou een Nederlander zijn kind nooit aandoen. Ja, Nederlandse mannen zien de ander. Ze rekenen, en voelen, zich niet het centrum van het heelal. Jeetje, wat heb ik een hekel aan de Marokkaanse man, zeg.’

 

Inmiddels luisterde ik niet meer. Ik streek met mijn nagels over mijn harde besneden lul. Hij was blijkbaar niet klein te krijgen. Ik kneep zachtjes in de zak eronder en dacht aan een toekomstige probleemwijk, en moest een lachsalvo onderdrukken

 

‘Waarom zeg je niks?’ fluisterde ze.

 

Ik stapte uit bed. ‘Je bent zelf een Marokkaan,’ antwoordde ik en liep in het donker naar het schijtkamertje.

 

‘Maar jij bent anders,’ hoorde ik nog toen de toiletdeur sloot.