Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
Vroeg-islamitische seksgedichtjes lezen voor je bachelorscriptie
wetenschap

Vroeg-islamitische seksgedichtjes lezen voor je bachelorscriptie

Marieke Buijs Marieke Buijs,
15 juni 2014 - 08:30
Betreft
Deel op
Homoseksualiteit, zuipfestijnen en spot drijven met het geloof. De klassiek-Arabische poëzie biedt een onverwacht inkijkje in de vroeg-islamitische cultuur. Student Arabisch en religiestudies Yasser Ibrahim onderzocht de poëzie voor zijn bachelorscriptie: ‘Toen kwam je met meer weg dan in het huidige Egypte of Irak.’

'Wie in slaap valt neuken we'
Vanaf de tweede helft van de achtste eeuw, zo’n tweehonderd jaar na de geboorte van de profeet Muhammed in Mekka, verspreidt de islam zich razendsnel. Langs de hele zuidkust van de Middellandse zee, op het Arabisch schiereiland en Perzië vormt zich een Islamitische staat. Het is niet alleen de bloeiperiode van de vroege islam, maar ook de tijd waarin de Mujun, een bandeloze, humoristische en aanstootgevende stroming binnen de klassiek-Arabische poëzie, tot wasdom komt. Yasser Ibrahim (29) schreef er zijn bachelorscriptie over en deze maand verschijnt een publieksversie daarvan in Midden-Oostentijdschrift Zem Zem. ‘De gedichten bieden een inkijkje in de onofficiële Arabische geschiedenis. We spreken van een "Islamitisch Rijk", maar uit de losbandigheid van de Mujun blijkt dat niet iedereen zich die islamitische waarden eigen had gemaakt.’

‘Toen de geest van de lichten


Begon te sluipen in het lichaam van de duisternis


En de nachtsterren in de ochtend


Vluchtten voor irissen van de mensheid


En de haan onophoudelijk een spotternij


Op de slaap voordroeg voor het opstaan


Weersprak ik met daden en woorden


Wat de moëddzin zei in het refrein:


Hij zei: - Haast u tot het gebed! –


En ik zei: - Haast u tot de wijn! –'


-          Al-Wa’wa al-Dimashqi, vertaald door Hafid Bouazza


Het is niet alleen de tegenstelling tussen de liederlijke Mujun en de huidige strenge normen in de Arabische wereld die Ibrahim waardeert. ‘De gedichten zijn vooral heel grappig. Als je er een paar uit je hoofd leert en ze voordraagt in de kroeg, heb je gegarandeerd de lachers op je hand.’ Het grappige zit hem vaak in de onverwachte ontknoping. Onderstaand gedicht lijkt zich bijvoorbeeld te ontvouwen als – in die tijd gebruikelijke – lofzang op de spirituele eigenschappen van de wijn, maar ontpopt zich anders.

'Iemands genot is pas volmaakt wanneer hij drinkt


Met baardeloze knapen als zijn drinkgenoten:


Eén zingt voor hem, de ander spreekt een zegewens


Wanneer hij hem de wijn aanreikt


En telkens als hij één van beiden kussen wil


Laat hij zijn mond hem kussen.


Gezegend zij de tijd dat ik met hen


De nacht doorbracht! Hoe heerlijk was het!


Wij dronken haar, gemengd en ongemengd,


En onze regel was: wie er in slaap valt neuken we.'


-          Abu Nuwas, vertaald door Geert Jan van Gelder


'Alleen op ruggen wil ik reizen'

Abu Nuwas getekend door Khalil Gibran Abu Nuwas getekend door Khalil Gibran

Ibrahim heeft zich tijdens zijn scriptie vooral gewijd aan de auteur van bovenstaand gedicht, Al-Hasan ibn Hani al-Hakami, ofwel Abu Nuwas: één van de meest roemruchte dichters uit de Arabische geschiedenis. Nuwas werd rond 757 geboren in Ahvaz, in het huidige Iran. Hij volgt een opleiding tot koranreciteur, als dichter Waliba ibn al-Hubab hem scout en meeneemt naar Bagdad, de hoofdstad van het Rijk. Daar brengt Walibi Nuwas de fijne kneepjes van de dichtkunst, spot, drank en knapenliefde bij. ‘Homoseksualiteit was in die tijd not done, maar net als bij de Oude Grieken, werd seks tussen een volwassen man en een jonge, "baardloze" jongen als iets van een andere categorie gezien en in sommige kringen wel geaccepteerd.’ Nuwas nam die liefde voor baardloze knapen gretig over en beschreef die in gedichten.

De notabelen in Bagdad waarderen Nuwas’ veelzijdig talent en kalief Harun al-Rashid besluit de jonge dichter in dienst te nemen. ‘Hoe populair en beroemd Nuwas toen werkelijk was, is moeilijk in te schatten. Gedichten werden niet op papier verspreid maar door rondtrekkende verhalenvertellers voorgedragen. Maar het feit dat hij door de kalief werd uitgekozen om mee te pronken als hofdichter, zegt wel dat hij als groot artiest werd gezien.’ De kalief was een vroom man, die Nuwas niet dankzij, maar ondanks zijn spotpoëzie waardeerde. Nuwas schreef naast Mujun ook prachtige gedichten over de jacht en over zijn broodheer.

Voor Nuwas breken gouden tijden aan als de vrome kalief overlijdt en zijn zoon, Al-Amin, aan de macht komt. Al-Amin is zelf bepaald niet vies van een feestje of een baardloze knaap en heeft met zijn hofdichter de tijd van zijn leven. Dit tot grote zorg van Al-Amins moeder, die haar kans op koninklijk nageslacht verkeken ziet. Zij zet Ghulamat, als knaap verkleedde slavinnen met kort haar en zonder borsten, in als wijnschenkers op drankgelagen, in de hoop haar zoon te verleiden tot wettige seks. Of haar opzet tot nageslacht heeft geleid, vermeldt het verhaal niet. Nuwas beland wel in bed met de Ghulamat en daar een typisch mujun-gedicht over schreef.

'Ik bleef maar vriendelijk en zei tegen mezelf:


Het meisje is nog maagd: een maagd is altijd bang


Toen wij het echter eens waren geworden stak ik van wal,


Op naar de volle zee. – O mensen, ik verdronk in de baren!


En als ik niet mijn jongen had geroepen, als hij mij niet


De reddingslijn had toegeworpen, dan was ik gezonken op de bodem.


Toen zwoer ik: van mijn leven zal ik nooit op zee veroveringen maken:


Alleen op ruggen wil ik reizen.'


-          Abu Nuwas, vertaald door Yasser Ibrahim


 ‘Ik wil niet te plastisch worden,’ zegt Ibrahim, ‘Maar "de volle zee" verwijst naar de vochtigheid van de vagina, waar Nuwas dus flink op afknapte, Vroegwaarna hij zich realiseert dat hij "alleen op ruggen" wil reizen. Dat soort teksten nam ik ook door met mijn scriptiebegeleider, universitair docent Arie Schippers. Dat waren vaak wat ongemakkelijke sessies.’

Tegenwoordig is Nuwas’ werk in veel Arabische landen verboden. Toch kennen mensen hem nog wel, denkt Ibrahim. De dichter figureert bijvoorbeeld als hedonistische clown in de vertellingen van duizend-en-één nacht. ‘Laatst kwam een jonge Marokkaanse elektricien voor een reparatie bij mij thuis. Bij het zien van Nuwas’ boeken op tafel schoot hij in de lach: "Ha, die ouwe viespeuk!" riep hij uit. Blijkbaar doen zijn gedichten het dus goed onder Marokkaanse jongeren en is de ouwe klootviool nog niet vergeten.’
lees meer
website loading