Het nemen van puberteitsremmers voor transgender jongeren heeft geen negatieve gevolgen voor hun seksuele welbevinden op latere leeftijd. Dat tonen onderzoekers van Amsterdam UMC voor het eerst aan in een verkennend onderzoek. ‘Ze ervaren nog steeds seksueel verlangen, opwinding en orgasmes.’
Op volwassen leeftijd kunnen transgender jongeren die behandeld zijn met puberteitsremmers seksueel verlangen, opwinding en orgasmes ervaren. Dat blijkt uit een onderzoek van Amsterdam UMC onder zeventig transgender volwassenen.
Puberteitsremmers pauzeren sommige gevolgen van de puberteit, zoals borstgroei bij transjongens, en groei van gezichtsbeharing en een lage stem bij transmeisjes. Ze geven transgender jongeren meer tijd om na te denken over hun genderidentiteit zonder de druk van een veranderend lichaam. Een mogelijke volgende stap in de medische transitie is een behandeling met geslachtshormonen, die pas vanaf 15 of 16 jaar kan worden gegeven.
In Nederland worden puberteitsremmers bij transgender jongeren al zo’n 25 jaar gebruikt: het Amsterdam UMC startte als een van de eersten met deze behandeling. Toch zijn puberteitsremmers niet onomstreden, omdat de gevolgen op de lange termijn vooralsnog onbekend zijn. Mede om die reden is het gebruik van de medicatie voor transgender jongeren in Zweden, Groot-Brittannië, Finland en in sommige staten van de VS beperkt.
Ook rondom seksualiteit waren er vragen over de gevolgen van de puberteitsremmers. Geregeld kwamen er vragen binnen bij het Amsterdam UMC van transgender jongeren en hun ouders, zoals: kan mijn kind als hij puberteitsremmers heeft gebruikt later nog wel klaarkomen?
Geen extra risico
Om die en andere vragen te beantwoorden vroegen de onderzoekers van Amsterdam UMC zeventig transgender volwassen om een vragenlijst in te vullen over hun seksuele ervaringen. De deelnemers waren voor hun 18de behandeld met puberteitsremmers en vervolgens met genderbevestigende hormonen. Het merendeel van hen onderging ook een genderbevestigende geslachtsoperatie. Zij beantwoordden de vragenlijst op gemiddeld 29-jarige leeftijd, gemiddeld 14 jaar na de start met de puberteitsremming.
Uit de vragenlijst blijkt dat ruim de helft van de transmannen en 40 procent van de transvrouwen tevreden is over hun seksleven. Dat klinkt niet erg hoog, maar is vergelijkbaar met de seksuele tevredenheid onder de cisgender bevolking.
Toch krijgen transgender personen vaker te maken met seksuele problemen dan cisgender personen. Transmannen noemen als meest voorkomend seksueel probleem het vinden van seksueel contact of het nemen van initiatief, transvrouwen noemden het vaakst moeite om een orgasme te bereiken. Maar de oorzaak daarvan lijkt op basis van dit onderzoek niet te liggen bij de puberteitsremming; transgender personen die hun medische transitie startten zonder puberteitsremming ervoeren namelijk dezelfde problemen. Met andere woorden, een behandeling met puberteitsremming lijkt geen extra risico te vormen voor seksueel welzijn.
En dat is een belangrijke mijlpaal, zegt eerste auteur van het onderzoek en arts-promovendus Isabelle van der Meulen. ‘Wereldwijd is dit het eerste onderzoek naar seksuele tevredenheid en problemen bij transgender personen na puberteitsremmers. Wel is het belangrijk te onthouden dat dit een eerste verkennend onderzoek is. We nodigen andere onderzoekers uit om ook onderzoek te doen naar seksueel welzijn na puberteitsremmers, om te zien of zij vergelijkbare resultaten vinden.’
Gepolariseerd veld
Of het onderzoek ook een eerste stap is om de ophef van puberteitsremmers weg te nemen, daar is Van der Meulen voorzichtig over. ‘Dat was niet het doel van het onderzoek. Studies rondom vroege genderbehandeling bij jongeren liggen onder een vergrootglas. Het is een enorm gepolariseerd veld en onderzoek alleen zal de discussie over puberteitsremmers waarschijnlijk niet volledig wegnemen. Toch is het belangrijk om onderzoek naar zowel de korte als lange termijn van onze behandelingen te blijven doen. In ons onderzoekscentrum lopen daarom ook meerdere onderzoeken naar seksueel welzijn en andere effecten van puberteitsremming.’
Volgens Van der Meulen is de transgenderzorg met dit onderzoek wel geholpen. ‘We kunnen jongeren nu beter voorlichten over wat ze op latere leeftijd op seksueel gebied kunnen verwachten.’
Daarbij moet volgens Van der Meulen niet alleen aandacht zijn voor fysieke maar ook voor psychosociale factoren. ‘Veel transgender personen geven aan moeite te hebben met het initiëren van seksueel contact, iets wat niet direct bij de hormoonbehandeling ligt. Ook problemen met acceptatie door potentiële sekspartners, zelfvertrouwen of lichaamsbeeld kunnen een rol spelen. Deze problemen zijn niet direct het gevolg van een medische behandeling. Begeleiding van een psycholoog of seksuoloog tijdens en na een genderbehandeling kan zinvol zijn, want als je klaar bent met een medische transitie, zijn niet al deze problemen opgelost.’